ECLI:NL:RBMNE:2024:2220

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
16-227126-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting, bedreiging en beschadiging in appartementencomplex met bijzondere voorwaarden

Op 12 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 september 2023 brand heeft gesticht in zijn woning in een appartementencomplex in Baarn. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, geboren in 1990 in Guinee, in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, zoals blijkt uit rapportages van een psychiater en psycholoog. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Bij de voorwaardelijke straf zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht, klinische opname, ambulante behandeling en beschermd wonen. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij, Stichting Omthuis, niet ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding, omdat niet vastgesteld kon worden dat de ondertekenaar bevoegd was om de stichting te vertegenwoordigen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, waaronder de brandstichting die levensgevaar en gevaar voor goederen met zich meebracht, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-227126-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1990] te [geboorteplaats] (Guinee)
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd in de [verblijfplaats] .
hierna te noemen: verdachte

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 22 december 2023, 19 maart 2024 en 29 maart 2024.
De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft op 29 maart 2024 plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.L. Rinsma en van de standpunten van verdachte en mr. M. van Viegen, advocaat te Utrecht. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen mevrouw M.E. van Oort, reclasseringswerker, naar voren heeft gebracht,

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 op 7 september 2023 in Baarn opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning in een appartementencomplex terwijl daardoor levensgevaar en gevaar voor lichamelijk letsel voor personen en gevaar voor goederen ontstaan is;
feit 2 op 23 juli 2023 in Baarn [slachtoffer] met een zwaard heeft bedreigd;
feit 3 op 23 juli 2023 te Baarn een deur van [slachtoffer] heeft vernield.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt tot wie de uiting van verdachte was gericht. Het enkel in de hand houden van een zwaard kan niet gekwalificeerd worden als bedreiging.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank grondt deze beslissing op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
Uit de aangifte van [slachtoffer] en de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat verdachte door [slachtoffer] uit de woning van die [slachtoffer] was gezet nadat verdachte weigerde de woning te verlaten. [slachtoffer] zag vervolgens door de ruit van zijn voordeur dat verdachte daarna met een zwaard in zijn hand terug kwam. Verdachte had, terwijl [slachtoffer] achter de deur stond, met het zwaard zwaaiende bewegingen gemaakt en daarmee in de voordeur van [slachtoffer] geprikt. [slachtoffer] had, omdat hij bang was en zichzelf en zijn vriendin wilde beschermen, een mes gepakt.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, tegen [slachtoffer] was gericht en dat bij [slachtoffer] , mede door het steken in de voordeur, de vrees kon ontstaan dat verdachte hem daadwerkelijk met het zwaard wilde steken.
Dat [slachtoffer] mogelijk van achter de voordeur uitdagende woorden heeft gezegd en gebaren heeft gemaakt richting verdachte, doet niet af aan het bedreigende karakter van de handelingen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 7 september 2023 te [woonplaats] opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning, gelegen aan de [adres] , door een of meer goederen op of in de nabijheid van een vensterbank in brand te steken, ten gevolge waarvan een bankstel en gordijnen in brand zijn geraakt, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de inboedel van die woning en andere woningen gelegen in dat appartementencomplex, en
-
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te weten de aanwezige perso(o)n(en) in (een) andere woning(en) gelegen in dat appartementencomplex
te duchten was;
2
op 23 juli 2023 te Baarn [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, door met een zwaard te zwaaien en in/tegen de voordeur van die [slachtoffer] te prikken/duwen/steken;
3
op 23 juli 2023 te Baarn opzettelijk en wederrechtelijk een deur, die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft beschadigd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 2 bedreiging met zware mishandeling;
feit 3 opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering worden geadviseerd;
- langdurig toezicht door de gedragsbeïnvloedende – en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf te matigen. Verdachte heeft begeleiding en behandeling nodig zodat hij de toekomst zelfstandig begeleid en/of beschermd kan wonen.
De verdediging verzet zich tegen het opleggen van een GVM.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft brand gesticht in zijn benedenwoning in een drie verdieping tellend appartementencomplex. Door zijn handelen heeft verdachte het leven van bewoners van andere appartementen in het complex ernstig in gevaar gebracht. Het is enkel aan oplettende buren te danken dat de brand snel onder controle was en de schade nog enigszins beperkt is gebleven. Verder heeft verdachte zijn toenmalige buurman met een zwaard bedreigd en de voordeur van die buurman beschadigd.
Verdachte heeft met zijn handelen onrust en gevoelens van onenigheid bij de medebewoners van het appartementencomplex en omwonenden veroorzaakt.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 19 februari 2024, waaruit blijkt dat verdachte op 6 oktober 2022 een stafbeschikking is opgelegd voor vernieling;
- een reclasseringsadvies van Inforsa van 18 maart 2024, uitgebracht door M.E. van Oort, reclasseringswerker;
- een psychiatrisch rapport van 29 januari 2024, uitgebracht door I.F.F.M. Elzakkers;
- een psychologisch rapport van 25 januari 2024, uitgebracht door M.G.H. van Willigenburg
.
De rapportages van de psychiater en psycholoog
Uit de rapportages van de psychiater en psycholoog blijkt dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de vorm van een licht verstandelijke beperking (LVB), een ongespecificeerde psychotrauma- of stressgerelateerde stoornis (PTSS), een stoornis in het gebruik van alcohol, in kortdurende volledige remissie in een gereguleerde omgeving, en een stoornis in het gebruik van cannabis, in kortdurende volledige remissie in een gereguleerde omgeving.
Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde en van invloed op de gedragingen en gedragskeuzes van verdachte. Verdachte was ten tijde van het bewezenverklaard verminderd toerekeningsvatbaar.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Beschermende factoren zijn, zodra verdachte in vrijheid wordt gesteld, (zeer) beperkt aanwezig.
Om het risico op recidive te verminderen wordt, aansluitend aan detentie, een verblijf in een beschermde woonvorm met begeleiding aanwezig op de locatie, geadviseerd. Verdachte heeft op alle levensgebieden hulp en begeleiding nodig. Dit betreft het gebied van wonen, dagbesteding, financiën, sociaal functioneren, lichamelijke gezondheid en integreren in de Nederlandse samenleving
De psychiater adviseert daarnaast ondersteuning van een forensisch FACT team met expertise in LVB om een behandeling voor de PTSS te geven, naast motivering voor abstinentie. Verder wordt een start in een kliniek voor mensen met LVB en verslaving geadviseerd vanwege de innige verwevenheid van beide stoornissen en de lange duur die verwacht wordt om een passende woonvorm te vinden.
De psycholoog adviseert daarnaast continuering van de medicamenteuze behandeling en het gericht behandelen van de verslaving, psycho-educatie en het ontwikkelen van meer adequate spanningsregulatiemechanismen. De beschermde woonvorm dient gespecialiseerd te zijn in LVB problematiek. De medicamenteuze behandeling kan worden gedaan door een forensisch FACT-team, die kan indiceren voor een gespecialiseerde verslavingsbehandeling.
De deskundigen adviseren om voornoemde voorwaarden als bijzondere voorwaarden op te leggen bij een voorwaardelijk strafdeel. Mocht de uiteindelijke strafmaat het opleggen van een bijzondere voorwaarde niet mogelijk maken, dan wordt het opleggen van een TBS met voorwaarden geadviseerd.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over.
Het rapport van de reclassering
Uit het rapport van Inforsa blijkt dat de reclassering zich aansluit bij de bevindingen en conclusies van de deskundigen. De reclassering concludeert dat sprake is van een hoog recidiverisico. Verdachte heeft, onder meer vanwege zijn licht verstandelijke beperking, intensieve begeleiding nodig, mogelijk gedurende zijn hele leven. Hierbij wordt gedacht aan een beschermde woonvoorziening en ambulante forensische behandeling. Hoewel het de vraag is in hoeverre hij baat zal hebben bij een klinische behandeling, wordt toch geadviseerd om het traject van verdachte hiermee te starten. Op die manier kan er gekeken worden naar hoe verdachte omgaat met veranderingen (een stressverhogende factor), kan hij oefenen met vrijheden en kan er een woonprofiel worden opgemaakt. Op deze manier kan er een passende woonplek voor verdachte worden gevonden en kan de overgang vanuit detentie op een gecontroleerde manier verlopen.
Verdachte geeft aan dat hij graag zijn leven op een meer positieve manier wil vormgeven en openstaat voor (klinische en ambulante) behandeling en begeleiding. Hij voegt daar aan toe dat hij detentie erg vervelend vindt en niet langer dan nodig opgesloten wil worden.
Het is van groot belang dat een klinische opname aansluitend aan de preventieve hechtenis of detentie beschikbaar is, aangezien verdacht anders tijdelijk aangewezen is op een daklozenopvang. Dit wordt, gezien de beschreven risico's, zeer onwenselijk geacht.
De reclassering adviseert oplegging van een tbs-maatregel met daarbij de volgende voorwaarden. Meewerken aan: reclasseringstoezicht, opname in een zorginstelling, een time-out, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, het vinden en behouden van een dagbesteding, budgetbeheer, drugsverbod en middelencontrole.
Indien er gekozen wordt voor een voorwaardelijk strafdeel worden dezelfde voorwaarden geadviseerd, echter een time-out is dan niet mogelijk. In dat geval wordt geadviseerd om aan de voorwaarde omtrent de ambulante behandeling de mogelijkheid voor een kortdurende klinische opname toe te voegen.
Verder wordt geadviseerd de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht.
M.E. van Oort heeft ter terechtzitting het rapport en advies van Inforsa toegelicht en het volgende naar voren gebracht.
Aan de reclassering werd de vraag voorgelegd om voorwaarden te formuleren voor een TBS met voorwaarden. Daarom wordt gesproken over TBS met voorwaarden, maar dat wordt niet noodzakelijk geacht. De geadviseerde voorwaarden kunnen ook, zoals in het rapport opgenomen, worden opgelegd als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke stafdeel.
Een klinische opname wordt geadviseerd omdat er nog een woonprofiel over verdachte opgemaakt dient te worden. Er zal, gelet op de problematiek van verdachte, goed uitgezocht moeten worden welke woonplek-/vorm passend is. Daarnaast dient een klinische opname ook als tussenstap. Verdachte heeft nu in detentie geen enkele vrijheid. Bij een directe overgang naar een woonvorm zal hij ineens alle vrijheden krijgen, hetgeen de kans op recidive zal vergroten.
Verdachte is aangemeld voor een klinische opname bij het [instelling] in [plaats] , de wachttijd daar bedraagt nul tot maximaal drie maanden. Aansluitend aan zijn klinische opname kan verdachte doorstromen naar een begeleid-/beschermde woonvorm.
Als er in [instelling] nog geen plaats is voor verdachte op het moment dat hij vrijkomt dan kan er, om te voorkomen dat verdachte in de nachtopvang terecht komt, binnen maximaal anderhalve week overbruggingszorg geregeld worden in een willekeurige kliniek.
Strafoplegging: deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden
Wat betreft de toerekeningsvatbaarheid volgt de rechtbank de adviezen van de deskundigen. Uit voornoemde rapportages blijkt dat het onder 1 bewezenverklaarde verdachte in verminderde mate toegerekend kan worden. De rechtbank ziet voldoende aanknopingspunten om binnen het kader van een voorwaardelijk strafdeel behandeling en het terugdringen van het recidiverisico te bereiken. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn mee te werken aan een klinische opname en mee te werken en zich te houden aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
Behandeling en begeleiding van verdachte zijn noodzakelijk om het hoge risico op herhaling te beperken. Het is daarom wenselijk dat de (klinische) behandeling van verdachte zo spoedig mogelijk van start kan gaan. De reclassering heeft aangegeven dat de wachttijd bij [instelling] tussen de nul en drie maanden bedraagt. Verdachte zit op het moment van de uitspraak iets meer dan 7 maanden in voorarrest. De rechtbank heeft verder acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. De rechtbank acht een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank zal een deel hiervan, groot 8 maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van drie jaren, zodat, rekening houdend met de wachttijd bij [instelling] , de (klinische) behandeling spoedig van start kan gaan. De rechtbank verbindt aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen/gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten het opzettelijk brandstichten.
Gelet op hetgeen de deskundigen en de reclassering hebben gerapporteerd omtrent het recidivegevaar is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zal worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) (38z Sr)
De rechtbank zal geen GVM als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het doel en de strekking van deze maatregel is om de samenleving te beschermen tegen daders van zware geweldsdelicten en zedendelicten en ervoor te zorgen dat delinquenten met een hoog recidiverisico met het oog op de veiligheid van de samenleving langdurig – en indien noodzakelijk zelfs levenslang – onder toezicht kunnen blijven staan teneinde dreigende recidive te signaleren. Een dergelijke maatregel wordt ook niet door de deskundigen geadviseerd. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het dossier onvoldoende dat het opleggen van deze maatregel noodzakelijk is, gelet ook op de lange tijd die met het opleggen van het reclasseringstoezicht, begeleiding en (klinische) behandeling gemoeid zal zijn.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich namens de benadeelde partij Stichting Omthuis in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 23.244,24 aan materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering te verklaren. Niet vastgesteld kan worden dat degene die de vordering heeft ondertekend, bevoegd is om de Stichting Omthuis te vertegenwoordigen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich aangesloten bij het standpunt van het Openbaar Ministerie.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat degene die de vordering heeft ondertekend bevoegd is om de Stichting Omthuis te vertegenwoordigen. De rechtbank acht het daarnaast onevenredig belastend om de zaak aan te houden zodat alsnog uitgezocht kan worden of de ondertekenaar van de vordering bevoegd is om de Stichting Omthuis te vertegenwoordigen.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering verklaren en bepalen dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
10 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 157, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt
dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van 3 jarenvast;
- als algemene voorwaarden gelden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd:
* meewerkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat verdachte:
-
zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering;
- mee werktaan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
* zich laat opnemen in [instelling] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt maximaal een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing. Indien de plaatsing in [instelling] of een soortgelijke zorginstelling niet mogelijk is, laat verdachte zich opnemen in een nader te bepalen overbruggingsplek, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing;
* zich laat behandelen door Inforsa, Forensische Ambulante Zorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voorcrisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, kan een vordering of verzoek tot wijziging van de bijzondere voorwaarden worden gedaan;
* verblijft in een instelling beschermd wonen of maatschappelijke opvang. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de
reclassering voor hem heeft opgesteld;
* geen alcohol en drugs gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit verbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Mocht verdachte terugvallen in middelengebruik zal dit niet in eerste instantie leiden tot een sanctionering maar tot een interventie;
* zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. Verdachte wisselt niet van dagbesteding zonder toestemming van de reclassering;
* meewerkt aan budgetbeheer en indien nodig aan het treffen van afbetalings-regelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering en betrokken behandelaren inzicht in zijn financiën en schulden.
- waarbij de reclassering Inforsa opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Dadelijke uitvoerbaarheid
- beveelt
dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Benadeelde partij
- verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M.H. van Ek, voorzitter, mrs. L.M.G. de Weerd en
J.G. van Ommeren, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 april 2024.
Mr. J.G. van Ommeren is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 7 september 2023 te [woonplaats] opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning, gelegen aan de [adres] , door een of meer goederen op of in de nabijheid van een vensterbank in brand te steken, althans met open vuur in aanraking te brengen, ten gevolge waarvan die/dat goed(eren) en/of de vensterbank en/of een bankstel en/of gordijnen in brand zijn geraakt, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de inboedel van die woning en/of (een) andere woning(en) gelegen in dat appartementencomplex, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te weten de aanwezige perso(o)n(en) in (een) andere woning(en) gelegen in dat appartementencomplex
te duchten was;
(Artikel art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 23 juli 2023 te Baarn [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een zwaard, althans een op een zwaard gelijkend voorwerp, te zwaaien en/of in/tegen de voordeur van die [slachtoffer] te prikken/duwen/steken;
(Artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 23 juli 2023 te Baarn opzettelijk en wederrechtelijk een deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(Artikel art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)