ECLI:NL:RBMNE:2024:222

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
UTR 21/5046
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van procesrecht in WOZ-zaak met geen juridische relatie tot onroerende zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting De Lange Brugstraten en de heffingsambtenaar van de gemeente. De eiseres, Stichting De Lange Brugstraten, had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die de WOZ-waarde van een onroerende zaak had vastgesteld en aanslagen onroerendezaakbelasting en rioolheffing had opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen juridische relatie meer had met de onroerende zaak, aangezien zij deze in 2020 had verlaten en niet de eigenaar was. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiseres gevraagd naar de reden van de procedure, waarop werd bevestigd dat de vastgoedportefeuille van eiseres zo goed mogelijk uit het zicht van de overheid gehouden moest worden. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat de beroepsprocedure niet werd gevoerd voor het rechtsbeschermingsdoel, maar voor andere doeleinden, wat duidt op misbruik van procesrecht. De rechtbank heeft het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen proceskosten waren gemaakt door de heffingsambtenaar. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een juridische relatie met de onroerende zaak voor het instellen van beroep en wijst op de kwade trouw van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/5046

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2024 in de zaak tussen

Stichting De Lange Brugstraten, gevestigd in Breda, eiseres

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente]

(gemachtigde: M. Verhoef).

Inleiding

Met de beschikking van 28 februari 2021 heeft de heffingsambtenaar op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van een onroerende zaak in [gemeente] voor het belastingjaar 2021 vastgesteld. Bij deze beschikking heeft de heffingsambtenaar aan eiseres als gebruiker ook een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd, waarbij de waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd, en een aanslag rioolheffing.
Met de uitspraak op bezwaar van 6 december 2021 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres gerond verklaard en de opgelegde aanslagen verminderd naar € 0,-.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 januari 2024 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van de heffingsambtenaar en de taxateur van de heffingsambtenaar.
Na sluiting van het onderzoek heeft eiseres op 8 januari 2024 nadere stukken gestuurd. De rechtbank heeft daarin geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen: dat is volledig geweest.

Beoordeling door de rechtbank

1. De tussen partijen vaststaande feiten zijn dat eiseres voorheen de gebruiker (huurder) was van de onroerende zaak en dat zij dit gebruik ergens in 2020 heeft beëindigd. Omdat eiseres ook niet de eigenaar van de onroerdende zaak is, heeft de heffingsambtenaar ten onrechte aanslagen voor onroerendezaakbelastingen en rioolheffing aan haar opgelegd. Die aanslagen zijn in de uitspraak op bezwaar van tafel gegaan. De heffingsambtenaar heeft de ten aanzien van eiseres vastgestelde WOZ-waarde echter wel in stand gelaten.
2. De rechtbank heeft op de zitting aan de gemachtigde van eiseres gevraagd waarom er nog verder geprocedeerd wordt over de WOZ-waarde. Eiseres had aan het begin van het kalenderjaar waar de aanslag op ziet immers geen juridische relatie meer met de onroerende zaak en zij onderscheidt zich in zoverre dan ook niet van een willekeurige derde.
3. Namens eiseres is dit op de zitting bevestigd, waarbij is toegelicht hoe de personen achter eiseres te werk gaan. De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting uitgelegd dat die personen een grote vastgoedportefeuille hebben en dat zij proberen die zo goed mogelijk uit het zicht van de overheid te houden. Met het oog op het aanvragen van noodzakelijke vergunningen voor wijzigingen aan onroerende zaken is het soms van belang om het recht van eigendom of gebruik van een onroerende zaak over te dragen aan een andere rechtspersoon of naar een opvolgende keten van rechtspersonen, om daarmee voor de overheid een rookgordijn op te werpen. De kans op het verkrijgen van een vergunning wordt daarmee groter, aldus nog steeds de toelichting van de gemachtigde van eiseres op de zitting. De gemachtigde van eiseres heeft de rechtbank gevraagd om de overdracht van het gebruik van de onroerende zaak tegen deze achtergrond te beschouwen, en stelt zich op het standpunt dat eiseres in het licht van de beschreven constructie achter de schermen zeker nog een belang heeft bij het verlagen van de WOZ-waarde van de onroerende zaak.
4. Na deze openheid van zaken kan de rechtbank slechts nog oordelen dat de mogelijkheid om beroep in te stellen in dit geval evident is gebruikt voor een ander dan het rechtsbeschermingsdoel en dat deze procedure blijk geeft van kwade trouw van de zijde van eiseres. Haar bestuurders weten zelf beter dan wie ook hoe zij hun schimmige zaakjes regelen en wanneer de rechtspersoon van eiseres ergens wel, niet of niet meer bij betrokken is. Een belang achter de schermen is niet te verifiëren en mede daarom juridisch irrelevant. Eiseres heeft een geheel andere positie dan bijvoorbeeld de huurder van een woning, die soms ook een WOZ-beschikking ontvangt zonder daarbij een materieel belang te hebben. Het kan niet anders dan dat het eiseres met deze beroepsprocedure niet te doen is om een verlaging van de WOZ-waarde, maar om iets anders. Bijvoorbeeld de hoop dat de rechtbank een proceskosten- of schadevergoeding uitspreekt.
5. De rechtbank oordeelt dat eiseres misbruik van procesrecht maakt. Om die reden is het beroep niet-ontvankelijk.
6. Er is niet gebleken dat de heffingsambtenaar proceskosten heeft gemaakt, dus daarvoor hoeft eiseres niet te betalen.
7. Omdat eiseres misbruik van recht maakt, kan er geen sprake zijn van spanning en frustratie vanwege de duur van de procedure. Eiseres kan daarom geen aanspraak maken op een schadevergoeding vanwege het overschrijden van de redelijke termijn. Het verzoek daartoe wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van A. Kasi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2024.
de griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.