In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser over zijn inzageverzoek van 3 oktober 2022 en 6 januari 2023 op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg). Bij besluit van 15 februari 2023 heeft de korpschef het verzoek van eiser afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2024 op zitting behandeld, waarbij eiser en de gemachtigden van de korpschef aanwezig waren.
Eiser verzocht om inzage in meer dan 800 documenten die de politie over hem heeft opgesteld, in verband met de raadpleging van de Basisregistratie Personen (BRP) in de periode van 2018 tot en met 19 mei 2022. De korpschef heeft het verzoek afgewezen, stellende dat er geen documenten zijn opgesteld bij de automatische raadpleging van de BRP. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en stelt dat de korpschef het verzoek te beperkt heeft opgevat en dat er wel degelijk documenten moeten zijn die verband houden met de BRP-bevragingen.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. De rechtbank stelt vast dat de korpschef de persoonsgegevens van eiser en zijn familieleden meermaals heeft geraadpleegd, en dat deze BRP-bevragingen onder de Wpg vallen. De rechtbank concludeert dat de korpschef onvoldoende heeft onderbouwd dat er geen documenten zijn van de gerichte BRP-bevragingen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de korpschef op om het inzageverzoek opnieuw te beoordelen, met inachtneming van deze uitspraak. Eiser's verzoek om een dwangsom wordt afgewezen, maar de korpschef moet het griffierecht aan eiser vergoeden.