ECLI:NL:RBMNE:2024:2194

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
C/16/573098 / KG ZA 24-172
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk verbod op staking bij wasserijbedrijven die diensten leveren aan zorginstellingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de vereniging Federatie Textielbeheer Nederland (FTN Netex) en de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) over een aangekondigde 24-uurs staking bij wasserijbedrijven. FTN Netex, samen met Cleanlease B.V., vorderde een verbod op de staking, die zou plaatsvinden op 11 april 2024, omdat deze onrechtmatig zou zijn en ernstige gevolgen zou hebben voor de zorgsector. De rechtbank oordeelde dat de staking gedeeltelijk verboden moest worden. De staking op meer dan twee locaties tegelijkertijd bij wasserijen die voornamelijk voor de zorgsector werken, werd verboden, met uitzondering van maximaal één locatie van Cleanlease. De rechtbank oordeelde dat de staking in beginsel rechtmatig was, maar dat er voor de zorgsector een dringende noodzaak was om de staking te beperken. De vordering tot een aanzegtermijn van vijf dagen werd afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van het recht op collectieve actie, maar ook de noodzaak om de belangen van kwetsbare derden, zoals zorginstellingen, te beschermen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/573098 / KG ZA 24-172
Vonnis in kort geding van 10 april 2024
in de zaak van

1.de vereniging FEDERATIE TEXTIELBEHEER NEDERLAND,

gevestigd te Bennekom,
2. de vereniging
NEDERLANDSE VERENIGING VAN TEXTIELREINIGERS,
gevestigd te Ophemert,
eisende partijen,
hierna samen in vrouwelijk enkelvoud te noemen: FTN Netex,
advocaat: mr. J.P.C. Obbink,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
Cleanlease B.V.,
gevestigd te Koudekerk aan den Rijn,
tussenkomende partij,
hierna te noemen: Cleanlease,
advocaat: mr. D. van Gerven en mr. A.M. Avedissian,
tegen
de vereniging
FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: FNV,
advocaat: mr. R.A. Severijn en mr. A.M. Dielemans.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de incidentele conclusie van tussenkomst met producties,
- de producties van FNV,
- de mondelinge behandeling van 10 april 2024,
- de pleitnota van FNV.
1.2.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 10 april 2024 vonnis gewezen. Het onderstaande is de uitwerking hiervan met in de kop de vermelding van de juiste vestigingsplaats van partijen en de vorm van rechtspersoonlijkheid en correcte spelling van de namen van de advocaten

2.Het geschil en de beoordeling

Kern van de zaak
2.1.
FTN is een brancheorganisatie voor (industriële) wasserijen en linnenverhuurders en Netex is een brancheorganisatie voor textielreinigers. Samen behartigen zij de werkgeversbelangen van 110 industriële wasserijen. Cleanlease is één van die werkgevers en heeft in Nederland 17 vestigingen.
2.2.
Namens de werkgevers onderhandelt FTN Netex met het FNV en CNV over een nieuwe cao Textielverzorging. Na de voorstellenbrief van FNV van 23 november 2023 zijn begin 2024 de cao-onderhandelingen gestart. Die onderhandelingen hebben geleid tot een akkoord tussen FTN Netex en CNV. FNV acht de uitkomst daarvan ontoereikend en heeft op 28 maart 2024 schriftelijk een ultimatum gesteld en collectieve acties aangekondigd als FTN Netex niet vóór 2 april 2024 12.00 uur alsnog akkoord gaat met de voor haar niet onderhandelbare eisen. Dat is niet gebeurd.
2.3.
FNV heeft vervolgens op 9 april 2024 rond het middaguur aan FTN Netex meegedeeld dat zij die dag haar leden werkzaam bij achttien vestigingen van verschillende wasserijbedrijven zal oproepen om vanaf donderdag 11 april 2024 04.00 uur te staken. Bij zes van die vestigingen is een 24-uurs staking aangekondigd, tot vrijdag 12 april 2024 04.00 uur en bij de overige twaalf vestigingen een staking van drie dagen, tot zondag 14 april 2024 04.00 uur. Op hetzelfde moment heeft FNV in een apart bericht de individuele werkgevers van de vestigingen waar de 24-uursstaking is aangekondigd (waaronder Cleanlease) op de hoogte gesteld. In beide berichten heeft FNV laten weten dat zij bereid is om zogenoemd veiligheidsoverleg te voeren. Van de zes wasserijen waar is opgeroepen tot een 24-uurs staking zijn er vier van Cleanlease en ook onder de wasserijen waar een driedaagse staking is uitgeroepen bevindt zich een vestiging van Cleasnlease.
2.4.
FTN Netex is van mening dat de aangekondigde staking onrechtmatig is en vordert daarom in dit kort geding dat de staking wordt verboden en dat een aanzegtermijn van vijf dagen gehanteerd moet worden. Cleanlease schaart zich achter dit standpunt en voegt daar subsidiaire vorderingen aan toe specifiek voor haar wasserijen.
Het incident
De vordering tot tussenkomst is toewijsbaar
2.5.
Cleanlease heeft kort voor de mondelinge behandeling een incidentele conclusie ingediend tot primair tussenkomst en subsidiair voegen in het kort geding tussen FTN Netex en FNV. Deze vordering is tijdens de mondelinge behandeling bij mondeling vonnis toegewezen. FTN Netex heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vordering tot tussenkomst. FNV heeft wel bezwaar gemaakt en daarbij een beroep gedaan op de regels uit het landelijk procesreglement. Dat verweer heeft de voorzieningenrechter verworpen omdat er in dit geval geen materieel belang is geschaad.
De proceskosten
2.6.
Omdat FNV in het ongelijk is gesteld wordt zij in de kosten van het incident veroordeeld. Gelet op de beperkte omvang van het debat bepaalt de voorzieningenrechter deze kosten op nihil.
De hoofdzaak
De staking is niet onrechtmatig.
2.7.
Artikel 6, aanhef en onder 4 van het Europees Sociaal handvest (hierna: ESH) geeft werknemers het recht om collectieve acties te voeren bij belangengeschillen over collectieve afspraken. Dat recht brengt mee dat een werknemersorganisatie in beginsel vrij is in de keuze van middelen om haar doel te bereiken. Zie het zogenoemde Enerco-arrest van de Hoge Raad van 31 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3077.
2.8.
Voor beantwoording van de vraag of een staking (of andere collectieve actie) al dan niet rechtmatig is, moet eerst beoordeeld worden of de actie waar het om gaat onder de reikwijdte van genoemde bepaling valt. Dat is het geval als de actie redelijkerwijs kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Het is aan de organisatoren van een collectieve actie om dit aannemelijk te maken. Indien zij daarin slagen, valt de collectieve actie onder het bereik van artikel 6, aanhef en onder 4 ESH. De uitoefening van het recht op collectief optreden kan dan slechts worden beperkt langs de weg van artikel G ESH. Het ligt op de weg van de werkgever, of van een derde, die eist dat de uitoefening van het recht op collectieve actie in het concrete geval wordt beperkt of uitgesloten, om aannemelijk te maken dat deze beperking of uitsluiting naar de maatstaf van artikel G ESH gerechtvaardigd is.
De staking valt onder artikel 6, aanhef en lid 4 van het ESH.
2.9.
FTN Netex en Cleanlease stellen dat de door FNV uitgeroepen staking niet onder deze bepaling van het ESH valt, omdat die niet redelijkerwijs kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. De argumenten die zij daarvoor aanvoeren zijn:
1. FNV is te vroeg van de onderhandelingstafel weggelopen.
2. FNV is te laat begonnen met haar acties omdat er al een onderhandelingsakkoord ligt met CNV. Nadat de CNV leden hiermee hebben ingestemd zal FTN Netex de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vragen om de cao algemeen verbindend te verklaren.
2.10.
Volgens FNV valt de staking bij Cleanlease en de andere leden van FTN Netex wel onder het bereik van artikel 6, aanhef en onder 4 ESH. Er is volgens haar sprake van een belangengeschil over de inhoud van een af te sluiten cao en de collectieve acties dragen bij tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Zelfs als er een algemeen verbindend verklaarde cao zou liggen, is het mogelijk om betere afspraken te maken. Een cao bevat minimum eisen en daarvan mag in positieve zin worden afgeweken. Het vastleggen van een loonsverhoging in de cao staat er dus niet aan in de weg dat er nog afspraken worden gemaakt over het toekennen van een eindejaarsuitkering. De voorzieningenrechter volgt het standpunt van FNV. Hieronder wordt uitgelegd waarom.
2.11.
Het laatste overleg tussen FTN Netex en FNV heeft plaatsgevonden op 11 maart 2024. FNV heeft ter zitting toegelicht dat zij bij aanvang van dat overleg twee breekpunten aan de orde heeft gesteld. Eén breekpunt betreft de toekenning van een eindejaarsuitkering. FTN Netex was volgens FNV op 11 maart 2024 niet bereid om voor wat betreft die twee breekpunten terstond aan de eisen van FNV tegemoet te komen. Daarmee is sprake van een belangengeschil tussen partijen en het is dan aan FNV om te bepalen wat de beste aanpak is voor dit belangengeschil. Daaraan doet niet af dat FTN Netex - zoals zij heeft aangevoerd - uiteindelijk, bij het vertrek van FNV, alsnog heeft gezegd dat over deze breekpunten te praten viel. Het staat FNV immers vrij om het succes van dat praten te bespoedigen door drukmiddelen in te zetten. Het gegeven dat eerst niet en op het laatste moment wel sprake is van bereidheid van FTN Netex maakt duidelijk dat ook zij haar eigen aanpak heeft gevolgd bij dit belangengeschil. En zo gaat dat natuurlijk ook bij onderhandelingen. De aanpak van FNV past daar naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ook in. FTN Netex heeft vervolgens met alleen CNV op 18 en 25 maart 2024 verder onderhandeld. Dat FTN Netex na 11 maart 2024 op de breekpunten van FNV alsnog een concrete handreiking heeft gedaan is niet gesteld of gebleken. Integendeel, tijdens de zitting heeft FTN Netex bevestigd dat zij niet aan de eis van FNV over de eindejaarsuitkering tegemoet wil komen, omdat zij zelf als harde eis stelt dat de eindejaarsuitkering verplaatst wordt naar het uurloon. FTN Netex heeft er mee volstaan om FNV uit te nodigen om zich aan te sluiten bij het akkoord dat zij met CNV heeft bereikt. Tegen die achtergrond is de beslissing van FNV om stakingsacties in te zetten passend binnen de bescherming van artikel 6 aanhef en onder 4 ESH en is deze in beginsel aan te merken als een rechtmatige uitoefening van het sociale grondrecht op collectieve actie. Het is dan aan FTN Netex om aannemelijk te maken dat een beperking of uitsluiting van dat recht naar de maatstaf van artikel G ESH gerechtvaardigd is.
Er is gedeeltelijk sprake van een beperkingsgrond als bedoeld in artikel G ESH.
2.12.
Op grond van dit artikel is beperking of uitsluiting van het recht op collectieve actie slechts gerechtvaardigd indien dat maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk is. Bij de beoordeling of sprake is van een beperkingsgrond in de zin van dit artikel dient te worden getoetst aan gezichtspunten die de Hoge Raad in zijn jurisprudentie heeft genoemd. Het gaat dan om de aard en duur van de actie, de verhouding tussen de actie en het daarmee nagestreefde doel, de daardoor veroorzaakte schade aan de belangen van de werkgever of derden, en de aard van die belangen en die schade. Tot de in aanmerking te nemen gezichtspunten behoort ook de vraag of de FNV de zogenoemde ‘spelregels’, die in acht genomen moeten worden bij het uitroepen van een staking, heeft nageleefd. Dit is geen limitatieve opsomming. Zie het Amsta-arrest van 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1687.
2.13.
FTN Netex en Cleanlease stellen dat er in dit geval redenen zijn om het stakingsrecht te beperken of uit te sluiten. Zij voeren daarvoor het volgende - samengevat - aan. De staking maakt in zodanige mate inbreuk op rechten van werkgevers en derden dat beperkingen maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk zijn. De wasserijen waarbij de staking is aangekondigd verzorgen en leveren de was van de sectoren zorg, industrie en recreatie. Door de staking zal bij deze klanten een tekort aan bedrijfstextiel ontstaan, met als gevolg dat de zorg- hulp- of dienstverlening afgeschaald moet worden. Daar zullen met name kwetsbare derden en hulpbehoevenden de dupe van worden. Daarnaast wordt de recreatiesector getroffen, die reeds gemaakte boekingen zal moeten annuleren of boekingen moet weigeren. De schade die hier optreedt is disproportioneel ten opzichte van het doel dat FNV nastreeft. Voor de wasserijen die de zorgsector bedienen is daarom zelfs een 24-uurs staking al onrechtmatig. Ziekenhuizen zijn aangewezen op een afgesproken 'just in time delivery’, er is niet voorzien in voorraden schoon textiel die nodig zijn voor het werk op IC-afdelingen en opvang door andere wasserijen is niet of niet eenvoudig te regelen.
2.14.
De voorzieningenrechter acht een beperking van de staking voor de wasserijen die de sectoren recreatie en industrie bedienen niet aangewezen. FTN Netex en Cleanlease voeren aan dat in deze sectoren een staking die langer dan een dag aanhoudt substantiële financiële schade oplevert. Wanneer de schone was in de recreatiesector niet elke vijf a zes dagen wordt aangeleverd zal dat volgens hen tot veel annuleringen leiden en over de industriële sector is ter zitting aangevoerd dat voor bijvoorbeeld een bedrijf als ASML schone kleding essentieel is voor het werk in de clean room. De voorzieningenrechter neemt aan dat deze gevolgen zullen leiden tot economische schade voor derden. Dat deze economische schade en met de staking gepaard gaande hinder zodanig is dat een geheel of gedeeltelijk verbod vanuit maatschappelijk oogpunt dringend noodzakelijk is, hebben FTN Netex en Cleanlease echter niet voldoende aannemelijk gemaakt. Het gaat hier om commerciële instellingen van wie mag worden aangenomen en mag worden verwacht dat zij hun bedrijfsvoering inrichten op risico’s zoals bijvoorbeeld een staking. Voor zover zij ervoor hebben gekozen om te werken met het systeem van ‘just in time delivery’ (het inleveren van vuil wasgoed tegen ontvangst van schoon wasgoed, zonder ruime voorraden aan te houden) is dat een commerciële keuze van deze bedrijven en overigens ook en juist van de wasserijen zelf. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat de contracten tussen deze derden en de wasserijen niet voorzien in een calamiteitenregeling.
2.15.
Voor de wasserijen die uitsluitend of voor het overgrote deel de zorgsector bedienen acht de voorzieningenrechter een gedeeltelijke beperking op zijn plaats. Onder deze sector vallen de acute medische zorg, standaard ziekenhuiszorg met al dan niet een opname, de brandweer, politie en verpleeg- of verzorgingshuizen. Voor deze instellingen geldt volgens FTN Netex en Cleanlease dat zij van overheidswege gedwongen zijn om voor het wassen van hun bedrijfstextiel (dit textiel is eigendom van de wasserijen en wordt verhuurd) zodanig scherp aan te bieden dat er niet of nauwelijks sprake is van voorraden. Verder zijn zij vanuit hygiënische overwegingen verplicht de bewassing van hun textiel uit te besteden aan een externe specialist en dit kan, gelet op de verplichting om zo scherp mogelijk in te kopen, alleen maar via ‘just in time delivery’. Dat brengt volgens hen mee dat het stokken van de bewassing onmiddellijk gevolgen heeft voor de inzetbaarheid van deze diensten. FTN Netex en Cleanlease hebben hun standpunt onderbouwd met een toelichting van een lid van FTN Netex (productie 5 bij de dagvaarding) en verklaringen van een ziekenhuis, een zorginstelling en twee overkoepelende ziekenhuisorganisaties.
2.16.
De meest verregaande stelling van FTN Netex en Cleanlease is dat de staking tot gevolg zal hebben dat operaties niet door kunnen gaan. Die stelling is gelet op de betwisting daarvan door FNV onvoldoende onderbouwd. Al uit de eigen stelling van FTN Netex en Cleanlease ter zitting volgt dat de wasserijen een calamiteitenregeling kennen, waarbij is geregeld dat wasserijen werk van elkaar kunnen overnemen. Dat daarvoor onvoldoende capaciteit is, zoals ook ter zitting is gesteld, is verder niet onderbouwd en ligt ook niet voor de hand. Voor operatietextiel, waar een tijdige levering zo belangrijk is en zo nauw luistert, is het weinig voorstelbaar dat er geen adequate voorziening is getroffen voor een eventuele stagnatie in de levering daarvan. Het bestaan van een calamiteitenregeling vormt hier ook een aanwijzing voor. Verder maakt ook de dagvaarding op pagina 9 en 10 duidelijk dat de wasserijen in hun contracten met de zorginstellingen uitgebreide calamiteitenplannen hebben opgenomen om in geval van stagnatie van de productie de continuïteit te garanderen. Zo is te lezen dat stagnaties die leiden tot een vertraging in de dienstverlening van 4 tot 9 uur, door de wasserijen zelf kunnen worden opgevangen. Pas bij een rood scenario (langdurige en volledige uitval bijvoorbeeld als gevolg van brand of cybercrime) treedt de calamiteitenvoorziening in werking, waarbij de gehele productie wordt omgeleid naar een andere locatie of naar een collega onderneming. Tot slot is ter zitting nog gebleken dat op de locatie van Cleanlease in Goes en bij [bedrijf] in [vestigingsplaats] op 3 april 2024 is gestaakt, zonder dat het door FTN Netex en Cleanlease geschetste rampenscenario zich daar heeft verwezenlijkt. Een algeheel stakingsverbod voor een wasserij die operatietextiel of ander textiel van de (medische) zorgsector wast, acht de voorzieningenrechter dan ook niet maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk.
2.17.
Ook de vordering dat minstens vijf dagen van tevoren aangekondigd moet worden, wordt afgewezen. In de visie van FTN Netex en Cleanlease is het noodzakelijk dat de staking minstens vijf dagen van tevoren aangekondigd wordt en dat daarbij wordt vermeld waar, wanneer en hoe lang gestaakt zal worden. De reden die zij daarvoor geven is dat zij die tijd nodig hebben om alternatieve oplossingen te vinden. FNV ziet dat vooral als een poging om de effecten van de staking te omzeilen en wijst erop dat deze stelling niet nader is onderbouwd. De voorzieningenrechter is het daarmee eens. FTN Netex en Cleanlease hebben deze stelling niet voldoende concreet gemaakt om de gevraagde voorziening daarop te baseren.
2.18.
Uiteindelijk is ter zitting wel duidelijk geworden dat FNV de door haar aangekondigde acties niet beperkt tot een enkele wasserij(-locatie) maar dat zij op 11 april 2024 om 04.00 uur wil gaan staken op in totaal achttien locaties. Het gaat om een 24-uurs staking bij zes wasserijen die uitsluitend of hoofdzakelijk de (medische) zorgsector bedienen en om een staking van drie dagen bij twaalf wasserijen die in overwegende mate de andere twee sectoren bedienen. Dat maakt in ieder geval voor de zes wasserijen die voornamelijk het bedrijfstextiel van zorginstellingen wassen aannemelijk dat deze minder uitwijkmogelijkheden zullen hebben en dat het dan geen denkbeeldig risico is dat de capaciteitsproblemen bij deze wasserijen voor de zorginstellingen tot de gevolgen zullen leiden zoals die in de hiervoor onder 2.15 genoemde verklaringen zijn geschetst. FNV heeft onvoldoende uitsluitsel kunnen geven over dit risico en slechts aangevoerd dat de ervaring leert dat er tijdens een staking altijd enige capaciteit overblijft van werkwilligen. Dat is onvoldoende concreet en zeker vooraf bezien nogal arbitrair. Het vooralsnog reële risico op het ontstaan van problemen in de (medische) zorgsector rechtvaardigt daarom een voorziening. Die zal de voorzieningenrechter opleggen overeenkomstig het aanbod dat FNV tijdens de zitting heeft gedaan. Dat aanbod bestaat uit een 24-uurs staking bij slechts twee van de zes wasserijen die hoofdzakelijk de (medische) zorgsector bedienen, die zich in niet aansluitende regio’s bevinden en waarvan slechts één wasserij van Cleanlease is. Voor de overige twaalf wasserijen acht de voorzieningenrechter, zoals hiervoor onder 2.14 al is overwogen, geen beperking van het stakingsrecht noodzakelijk. Voor dit oordeel is mede van belang dat de aangekondigde staking in tijd beperkt is tot drie dagen.
2.19.
Er zijn verder geen concrete stakingsplannen door FNV aangekondigd, zodat de voorzieningen beperkt kunnen blijven tot de aangekondigde stakingen. De getroffen voorzieningen gelden dus niet voor eventuele toekomstige stakingen. Dat betekent dat de vorderingen van FTN Netex en Cleanlease die zien op andere stakingen dan die in dit kort geding zijn beoordeeld, worden afgewezen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat concrete veiligheidsrisico’s bij individuele bedrijven onmiddellijk aan FNV worden gemeld en dat FNV, zoals zij ter zitting heeft toegezegd, hiervoor maatwerk zal afspreken met de individuele werkgevers om zo onnodige schade te voorkomen. Dat Cleanlease de 24-uurs staking niet kan opvangen is onvoldoende aannemelijk geworden, omdat met de opgelegde voorzieningen drie van haar vestigingen niet getroffen zullen worden door een staking en daardoor dus in ieder geval in theorie ingezet kunnen worden om het eventuele capaciteitsprobleem van de “bestaakte vestiging” op te vangen. Dat de capaciteit van elk van de resterende vestigingen (en zo nodig van vestigingen van andere wasserijbedrijven) onvoldoende is om een uit gezondheidszorg perspectief ontoelaatbare vertraging in bewassing te voorkomen is wel gesteld maar is onvoldoende aannemelijk geworden in het licht van de hiervoor al besproken calamiteitenregelingen. Ook is onvoldoende aannemelijk dat zorginstellingen als ziekenhuizen geen (contractuele) voorzieningen hebben getroffen om onheil als door FTN Netex gesteld te voorkomen. Ziekenhuizen hebben immers ook een eigen verantwoordelijkheid.
Dwangsom
2.20.
Het is niet aannemelijk geworden dat FNV zich niet zal houden aan de uit te spreken verboden. Zij heeft ter zitting uitdrukkelijk verklaard zich aan het vonnis te houden. De voorzieningenrechter weegt mee dat zij er ook belang bij heeft dat te doen met het oog op de beoordeling in eventuele toekomstige stakingsprocedures. Er is daarom geen reden om een dwangsom op te leggen.
De proceskosten
2.21.
Alle partijen zijn over en weer in het gelijk en het ongelijk gesteld. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om de proceskosten te compenseren. Dat betekent dat iedere partij de eigen kosten moet dragen.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
in het incident
3.1.
wijst de vordering tot tussenkomst toe;
3.2.
veroordeelt FNV in de proceskosten van Cleanlease begroot op nihil;
in de hoofdzaak
3.3.
verbiedt de aangekondigde stakingen voor 11 april 2024 om 04.00 uur op meer dan twee locaties tegelijkertijd van wasserijen die nagenoeg uitsluitend bewassingen uitvoeren voor (medische) zorginstellingen; daarbij geldt dat bij maximaal 1 locatie van Cleanlease gestaakt mag worden;
3.4.
verbiedt deze stakingen voor zover deze langer duren dan 24 uur en plaatsvinden bij wasserijen die in aansluitende provincies gelegen zijn;
3.5.
verbiedt deze stakingen op meer dan 1 locatie van een wasserij van Cleanlease,
3.6.
compenseert de proceskosten;
3.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2024, de uitwerking hiervan is op 19 april 2024 ondertekend door mr. O.P. van Tricht.