ECLI:NL:RBMNE:2024:2193

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
C/16/572385 / JE RK 24-484
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolg uithuisplaatsing van een minderjarige na spoeduithuisplaatsing met onduidelijkheden over de situatie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 5 april 2024 een beschikking gegeven over de vervolg uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een vervolg op een spoeduithuisplaatsing die eerder op 22 maart 2024 heeft plaatsgevonden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er veel onduidelijkheid bestaat over de situatie van [minderjarige], wiens verhalen van betrokkenen sterk uiteenlopen. De kinderrechter heeft besloten dat er verder onderzoek nodig is om de zorgen die er zijn weg te nemen.

De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren op 4 april 2024 gehouden, waarbij verschillende partijen aanwezig waren, waaronder vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en de Raad voor de Kinderbescherming. Tijdens deze zitting is het belang van [minderjarige] besproken, evenals de zorgen van de betrokkenen, waaronder de oma en de vader van [minderjarige]. De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling geconcludeerd dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de veiligheid en het welzijn van [minderjarige].

De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend met ingang van 19 april 2024 voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, die loopt tot 22 juni 2024. De kinderrechter heeft benadrukt dat er een neutrale plek nodig is voor het onderzoek naar de situatie van [minderjarige] en dat de betrokken gezinsvoogd stappen moet zetten om het contact tussen [minderjarige] en haar familie te herstellen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/572385 / JE RK 24-484
Datum uitspraak: 5 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een vervolg spoeduithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Midden-Nederland, hierna: de Raad,
gevestigd in Utrecht,
over het kind:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als
belanghebbendenaan:
[oma], hierna: de oma,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. S.R. van Laar,
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, hierna: de GI,
gevestigd te Utrecht.
De kinderrechter merkt als
informantaan:
[vader], hierna: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van 22 maart 2024;
- het bericht van de Raad met bijlagen van 26 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de oma, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader;
  • twee vertegenwoordiger van de Raad, mevrouw [A] en mevrouw [B] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, mevrouw [C] .
1.3.
Op 5 april 2024 vanaf 14.00 uur zijn de partijen in de gelegenheid gesteld om het dictum telefonisch van de rechtbank te vernemen.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd via Teams met de kinderrechter op 3 april 2024. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is de dochter van de vader en [moeder] .
2.2.
Bij beschikking van 19 juni 2014 is [minderjarige] onder tijdelijke voogdij gesteld van de oma vaderszijde voor onbepaalde tijd. Het gezag van de moeder is, met de benoeming van oma tot tijdelijk voogd, van rechtswege geschorst.
2.3.
De kinderrechter van deze rechtbank heeft bij spoedbeslissing van 22 maart 2024 [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 22 juni 2024. Bij die beslissing heeft de kinderrechter ook een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 22 maart 2024 voor de duur van vier weken, te weten tot 19 april 2024. De kinderrechter heeft de beslissing op het overige deel van het verzoek van de Raad aangehouden.
2.4.
[minderjarige] verblijft op een voor oma en vader geheime plek. Daarvoor woonde [minderjarige] bij oma en had zij dagelijks contact met haar vader.

3.De beoordeling

3.1.
De kinderrechter moet nog beslissen op het verzoek van de Raad om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlenen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
3.2.
De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlenen met ingang van 19 april 2024 voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, dat is tot 22 juni 2024. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
3.3.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in haar belang. [1]
3.4.
[minderjarige] is in de beschikking van 22 maart 2024 met spoed uit huis geplaatst. Er waren grote zorgen over [minderjarige] . [minderjarige] is een dertienjarig meisje met een Roma-achtergrond. Er waren zorgen dat [minderjarige] versneld uitgehuwelijkt zou worden, omdat zij contacten met leeftijdsgenoten zou hebben, waaronder een jongen van 14 jaar, die geen Roma achtergrond heeft. De familie van [minderjarige] zou daar veel moeite mee hebben en dit als roekeloos gedrag van [minderjarige] bestempelen. [minderjarige] is op school verschenen met afgeknipt haar. Het vermoeden bestaat dat de oma het haar van [minderjarige] heeft afgeknipt omdat zij haar familie te schade zou hebben gemaakt. Daarnaast waren er ook zorgen over het pedagogisch klimaat en het isolement waarin [minderjarige] verkeerde. Zo zou [minderjarige] onder grote psychische druk staan. [minderjarige] mocht geen gebruik maken van sociale media, omdat ze geen contact mag hebben met de buitenwereld. Haar telefoon en laptop werden door de familie gecontroleerd en achtergehouden. Hierdoor is de familie er ook achter gekomen dat [minderjarige] contact heeft met haar moeder, die uit een andere Roma familie komt. Omdat opa en oma vaderszijde hier op tegen zijn is er veel onrust ontstaan tussen de beide families. Na de uithuisplaatsing zou de vader met familieleden naar de school van [minderjarige] gegaan zijn om verhaal te halen. De school van [minderjarige] heeft aangegeven dat de familie zich dreigend opstelde, waarna de politie ter plaatse moest komen.
3.5.
Op de zitting hebben de oma en de vader toegelicht dat de situatie anders is dan de Raad heeft geschetst in het spoedverzoek. De oma en de vader geven om te beginnen aan dat uithuwelijking niet aan de orde is. Zij hebben hier ook niet op school over gesproken, de leerplichtambtenaar kan dat bevestigen. Ten aanzien van het afgeknipte haar geeft de oma aan dat het haar van [minderjarige] vast zat in de krultang, waarna een stuk van haar haar losgeknipt moest worden. [minderjarige] heeft vervolgens zelf de rest van haar haar ook afgeknipt. Er was geen sprake van een straf. Over het afsluiten van de buitenwereld hebben de oma en de vader toegelicht dat zij zich ernstig zorgen maken over [minderjarige] . Oma heeft (op de laptop en/of telefoon van [minderjarige] ) naaktfilmpjes en -foto’s gezien van [minderjarige] die zij naar anderen gestuurd zou hebben. De oma en de vader wisten niet wat ze moesten doen en hebben daarom de laptop en telefoon van [minderjarige] in de weekenden afgepakt. Verder geven de oma en de vader aan dat zij het contact tussen [minderjarige] en haar moeder niet verbieden. De oma en de vader maken zich ernstig zorgen dat [minderjarige] beïnvloed en gemanipuleerd wordt door anderen. Tot slot heeft de vader verteld dat hij zich niet dreigend heeft opgesteld op de school. De oma en de vader geven aan dat zij graag willen dat [minderjarige] zo snel mogelijk weer naar huis komt, ze missen haar heel erg. De oma en de vader willen overal aan meewerken. De oma en de vader willen graag hulp zodat zij kunnen leren omgaan met het (seksueel) grensoverschrijdende gedrag van [minderjarige] . Zij vinden het belangrijk dat zo snel mogelijk wordt toegewerkt naar een thuisplaatsing.
3.6.
De betrokken gezinsvoogd heeft aangegeven dat zij de filmpjes van [minderjarige] heeft gezien. Zij vindt deze erg zorgelijk. Ook maakt de gezinsvoogd zich zorgen over de invloed die de moeder van [minderjarige] op [minderjarige] lijkt te hebben. De gezinsvoogd kan op dit moment niet goed inschatten of het contact tussen de moeder en [minderjarige] in het belang van [minderjarige] is. De Raad heeft op de zitting aangegeven dat zij zich nog steeds grote zorgen maken over [minderjarige] , ook gelet op de zorgen die de vader en de oma over [minderjarige] hebben. Gelet op alle onduidelijkheid is terugplaatsing naar huis, volgens de Raad, op dit moment een te grote stap. De komende tijd moet eerst goed onderzoek worden gedaan naar alle verhalen.
3.7.
De kinderrechter begrijpt goed dat de oma en de vader willen dat [minderjarige] weer naar huis komt. [minderjarige] heeft zelf ook aangegeven dat zij haar familie mist. Toch acht de kinderrechter, net als de Raad, het niet verantwoord om de machtiging tot uithuisplaatsing nu te beëindigen. Zoals hiervoor al is overwogen is er veel onduidelijkheid over de situatie: de verhalen van de betrokkenen lopen erg uiteen. De kinderrechter weet niet wat er waar is over het al dan niet uithuwelijken van [minderjarige] , het afgeknipte haar, de mogelijkheid van [minderjarige] om contact te hebben met de buitenwereld en hoe het zit met het zorgelijke gedrag dat [minderjarige] lijkt te vertonen. Het is wel duidelijk dat iedereen zich erg zorgen maakt over [minderjarige] . De kinderrechter kan op dit moment geen inschatting kan maken van de veiligheid van [minderjarige] bij de oma thuis. De komende periode zal de GI met alle betrokkenen in gesprek moeten gaan en moeten uitzoeken of en zo ja wanneer [minderjarige] weer naar huis zou kunnen. Er moet bekeken worden wat er aan de hand is en hoe de zorgen die er zijn het beste kunnen worden weggenomen. De kinderrechter vindt het belangrijk dat dit onderzoek wordt verricht vanuit een neutrale plek. Gelet op de grote zorgen die er zijn, zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing daarom verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De komende periode is nodig om goed te onderzoeken wat er aan de hand is en of [minderjarige] weer veilig thuis naar huis kan keren. Dat onderzoek kost meer tijd dan de twee weken waar de advocaat van de oma om heeft gevraagd. De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat de GI de machtiging tot uithuisplaatsing niet langer zal laten duren dan noodzakelijk is. Als het eerder verantwoord is om [minderjarige] naar huis te laten gaan, dan zal dat ook gebeuren.
3.8.
De kinderrechter vindt het belangrijk dat er de komende periode aandacht is voor het contact tussen [minderjarige] en haar zusje, [zusje] , de oma en de vader. Zij missen elkaar erg. De GI heeft op de zitting toegelicht dat contactherstel tussen [minderjarige] en de oma nodig is om zicht te krijgen op het gezin. De kinderrechter gaat er vanuit dat de GI daarin de komende tijd stappen zal zetten.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 19 april 2024 tot 22 juni 2024;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2024 door mr. M.W.V. van Duursen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S. Clement als griffier, en op schrift gesteld op 11 april 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.