Op 20 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, een Belgische, en de Belastingdienst/Toeslagen. Verzoekster had op 9 november 2023 beroep ingesteld omdat de Belastingdienst niet tijdig had beslist op haar aanvraag voor de Herstelregeling Kinderopvangtoeslag. Na het indienen van het beroep heeft de Belastingdienst alsnog een besluit genomen, waarna verzoekster het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten. De Belastingdienst heeft niet gereageerd op dit verzoek.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te behandelen. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat de proceskosten door de verweerder moeten worden vergoed. Dit is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de proceskosten van verzoekster € 218,75 bedragen, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 0,25, omdat de zaak enkel over de overschrijding van de beslistermijn ging. Daarnaast moet de Belastingdienst het griffierecht van € 50,- aan verzoekster vergoeden. De rechtbank heeft de Belastingdienst veroordeeld tot betaling van deze kosten aan verzoekster.