ECLI:NL:RBMNE:2024:2182

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
C/16/564312 / FO RK 23-1251
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot omgangsregeling na partnerdoding en ontzegging van omgang

In deze zaak verzoekt de vader, die gedetineerd is, de rechtbank om een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming naar de mogelijkheden voor contact en omgang met zijn kinderen, na een eerdere ontzegging van omgang van drie jaar. De vader heeft zijn kinderen verloren door de dood van hun moeder, die hij zelf heeft vermoord, en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar. De kinderen wonen sinds 2019 bij pleegouders en hebben nog niet de kans gehad om het verlies van hun moeder te verwerken. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader afgewezen, omdat er onvoldoende informatie is over zijn persoonlijke ontwikkeling en de kinderen en pleegouders nog niet klaar zijn voor een onderzoek naar contactherstel. De rechtbank benadrukt dat het belang van de kinderen voorop staat en dat er meer tijd nodig is voor verwerking voordat er een onderzoek kan plaatsvinden. De vader moet eerst werken aan zijn eigen ontwikkeling en het belang van de kinderen centraal stellen voordat er ruimte is voor contactherstel. De beslissing is genomen door de kinderrechter en griffier en is openbaar uitgesproken op 3 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/564312 / FO RK 23-1251 (omgang)
Beschikking van 3 april 2024
in de zaak van:
[de vader],
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna: de vader,
advocaat mr. P. Rijnsburger,
tegen
de gecertificeerde instelling
NIDOS,
gevestigd in Utrecht,
hierna: de GI.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[pleegouder 1] en [pleegouder 2],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna: de pleegouders.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de vader met bijlagen, ontvangen op 9 oktober 2023;
  • het verweerschrift van de GI met bijlagen, ontvangen op 27 februari 2024.
1.2.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 29 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader en mr. A. Atema, zijn voormalige advocaat;
  • mevrouw [A] , mevrouw [B] en mevrouw [C] namens de GI;
  • de heer [D] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
De pleegouders waren ook uitgenodigd voor de zitting, maar zij zijn niet verschenen.
1.3.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid te stellen aan de (kinder)rechter te vertellen wat zij van het verzoek vinden. De (kinder)rechter is daartoe alleen verplicht bij kinderen die twaalf jaar of ouder zijn. Als ze jonger zijn mág zij dat doen. [1]

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De vader is gehuwd geweest met [de moeder] . Tijdens dit huwelijk zijn geboren:
  • [minderjarige 1] , geboren op [2014] in [geboorteplaats] , Eritrea;
  • [minderjarige 2] , geboren op [2018] in [geboorteplaats] .
2.2.
De moeder van de kinderen is op [2019] overleden. De vader is op 17 september 2019 door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaren voor het opzettelijk van het leven beroven van de moeder en haar ongeboren kind. De vader heeft hoger beroep ingesteld. Op de zitting van 29 februari 2024 heeft hij verteld dat hij door het gerechtshof is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaren.
2.3.
De kinderen wonen sinds 21 maart 2019 bij de pleegouders (oom en tante moederszijde).
2.4.
Bij beschikking van 21 januari 2020 is het gezag van de vader over de kinderen beëindigd en is de GI benoemd tot voogd over hen. Dat betekent dat de GI alleen de belangrijke beslissingen over de kinderen kan nemen. Daarnaast heeft de rechtbank bij beschikking van 21 januari 2020 de vader het recht op omgang met de kinderen voor de duur van drie jaren ontzegd.
2.5.
De vader verzoekt de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:
I een opdracht aan de Raad te geven voor onderzoek en advies over een contact-/omgangsregeling tussen hem en de kinderen;
II tussen hem en de kinderen een omgangs-/contactregeling vast te stellen nadat de Raad advies heeft gegeven en hij zich ter concretisering van zijn verzoek daarover heeft kunnen uitlaten.
2.6.
Nidos wil dat de verzoeken van de vader worden afgewezen.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal de verzoeken van de vader afwijzen en legt hierna uit waarom.
3.2.
Zoals in punt 2.4. van deze beschikking staat, heeft de rechtbank bij beschikking van 21 januari 2020 de omgang tussen de vader en de kinderen voor de duur van drie jaren ontzegd. Op grond van artikel 1:377e lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de vader twee jaar nadat die beschikking in kracht van gewijsde is gegaan een verzoek indienen tot wijziging van die beslissing. Er zijn inmiddels twee jaren verstreken nadat de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan. Bovendien zijn de drie jaren waarvoor de omgang was ontzegd voorbij. De vader is ontvankelijk in zijn verzoek.
3.3.
De vader vraagt nu of de rechtbank de Raad onderzoek wil laten doen naar de vraag of nu wel een omgangsregeling kan worden vastgesteld. Op basis van dat advies wil de vader dan dat de rechtbank een omgangsregeling tussen hem en de kinderen vaststelt. Uit artikel 1:377a BW volgt dat de rechtbank dan een beslissing moet nemen die in het belang van de kinderen is. De belangen van de kinderen staan ook centraal als het gaat om de vraag of opdracht aan de Raad kan worden gegeven om onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor contact en omgang tussen de vader en de kinderen.
3.4.
De vader heeft in 2019 de moeder van de kinderen gedood. Daarmee heeft hij gehandeld in strijd met de belangen van de kinderen. Het leven van de kinderen is toen ingrijpend veranderd en zal nooit meer hetzelfde zijn. Zij hebben hun moeder verloren, en in praktische zin ook hun vader omdat hij door deze gebeurtenis gedetineerd is geraakt. De vader heeft niet gesteld of onderbouwd dat de situatie aan zijn kant is veranderd (verbeterd) ten opzichte van drie jaar geleden, toen hem het recht op omgang met de kinderen werd ontzegd. Dat ligt wel op zijn weg. Het is aan hem om aan te tonen wat hij in de afgelopen jaren heeft gedaan om het belang van de kinderen nu wel centraal te (kunnen) stellen. De vader heeft alleen verklaard dat hij de kinderen wil zien en dat voorkomen moet worden dat zij (verder) van hem vervreemden. Op geen enkele manier is gebleken dat de vader begrijpt dat zijn daad de kinderen heeft beschadigd, welke invloed het doden van hun moeder voor altijd op hun leven zal hebben. Het is verder niet duidelijk of hij de kinderen kan ondersteunen in de situatie waarin zij verkeren, en bij hen kan aansluiten. De rechtbank heeft geen informatie ontvangen over de persoonlijke ontwikkeling van de vader in de afgelopen jaren, zijn persoonlijkheid en zijn capaciteiten om in het belang van de kinderen te kunnen handelen. Mogelijk heeft de vader behandeling of therapie nodig. Maar door het ontbreken van voorgaande informatie kan de rechtbank daarover geen concreet advies geven. Op de zitting hebben de vader en zijn advocaat verteld dat de vader in de afgelopen jaren tijdens zijn detentie geen behandeling of therapie heeft gevolgd. De advocaat van de vader zal hierover contact opnemen met de PI.
3.5.
Door een onderzoek van de Raad, wat geformuleerd staat onder I in het verzoek van de vader, zou er meer informatie over de vader beschikbaar kunnen komen. Maar de rechtbank acht het op dit moment niet in het belang van de kinderen om onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden van contact en omgang. De kinderen waren jong toen de moeder overleed. Nidos heeft naar voren gebracht dat hoe jonger kinderen zijn bij zo’n gebeurtenis, hoe meer tijd nodig is om het gebeurde een plek te geven. Dat heeft te maken met het feit dat jonge kinderen nog geen woorden kunnen geven aan wat er is gebeurd en wat dat met hen doet. Volgens Nidos is het bieden van stabiliteit en veiligheid nu het belangrijkste voor de kinderen.
3.6.
Het standpunt van Nidos is dat de kinderen nog niet toe zijn aan eventueel contactherstel. Zij ontwikkelen zich goed bij de pleegouders, maar zijn nog niet toegekomen aan de verwerking van het overlijden van hun moeder, de wijze waarop dat is gebeurd en de gevolgen daarvan. Vanuit ARQ Centrum’45 is hulp ingezet. [minderjarige 1] heeft individuele traumabehandeling gevolgd. Verder hebben [minderjarige 1] en de pleegvader een ouder-kind traumabehandeling gevolgd, en heeft de pleegvader ouderbegeleiding gehad. Tijdens de ouderbegeleiding kreeg hij psycho-educatie. [minderjarige 2] heeft nog geen behandeling gehad, hij was daarvoor te jong. Zijn ontwikkeling is wel in de gaten gehouden, onder andere door gesprekken van de pleegouders met de hulpverlening en observatie op school. Maar traumabehandeling moet voor hem nog plaatsvinden. Vanuit ARQ Centrum’45 is geadviseerd voor de kinderen de methode Word & Pictures in te zetten, om hen de situatie beter te laten begrijpen. Deze methode moet nog ingezet worden. Hiervoor is de inzet en ondersteuning van de pleegouders nodig. Zij hebben aangegeven dat zij hiervoor open staan, maar daarbij hulp nodig hebben. De pleegouders kampen zelf namelijk ook met traumaproblematiek. De moeder was een zus van de pleegvader. Als de rechtbank de Raad zou vragen onderzoek te doen, is het belangrijk dat ook de pleegouders daar klaar voor zijn. Zij moeten namelijk de kinderen hierbij begeleiden en antwoord kunnen geven op vragen. De pleegouders zijn er op dit moment, net als de kinderen, nog niet klaar voor.
3.7.
Uit de verslaglegging van Nidos volgt dat de kinderen en de pleegouders nu nog niet klaar zijn voor een onderzoek door de Raad. Dit onderzoek zal het verwerkingsproces en traumaherstel van het hele gezin verstoren. Het zal voor onrust en verwarring zorgen. Dat is niet in het belang van de kinderen. Dat betekent dat een onderzoek door de Raad naar de mogelijkheid van contactherstel tussen de vader en de kinderen nu niet in hun belang is. Er moet eerst meer tijd zijn verstreken, zodat de kinderen en de pleegouders de gebeurtenissen zo veel mogelijk een plek hebben kunnen geven.
3.8.
Zoals hierboven is overwogen, is het aan de vader om aan de slag te gaan met zijn persoonlijke ontwikkeling. Pas als hij zelf hard heeft gewerkt om er voor te zorgen dat hij in de toekomst de belangen van de kinderen wel centraal kan stellen, begrijpt wat zijn handelen voor de kinderen heeft betekend en kan bieden wat de kinderen van hem nodig hebben, is er ruimte om te kijken naar de mogelijkheden bij de kinderen. Eerder kan er van de kinderen niet verwacht worden dat zij belast worden met zaken die bij het onderzoeken van de wens tot contactherstel van de vader horen.
3.9.
Als de vader zijn wens tot contactherstel met de kinderen vasthoudt dan kan hij te zijner tijd informatie over de stappen die hij heeft gezet delen met Nidos. Als de vader op dat moment contact zoekt met Nidos is het belangrijk dat Nidos hierop inhoudelijk reageert. Nidos dient dan het overleg met de vader aan te gaan en uit te leggen wat er volgens hen op dat moment wel en niet mogelijk is in het belang van de kinderen. Op de zitting is gebleken dat Nidos deze deur naar vader de afgelopen periode (bijna) volledig dicht heeft gehouden. Dit heeft er voor gezorgd dat er voor de vader geen andere mogelijkheid overbleef dan opheldering en antwoorden zoeken via het starten van een juridische procedure.
Hierna volgt de beslissing.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst de verzoeken van de vader af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. R.M. Maliepaard, (kinder)rechter in samenwerking met mr. M.J.W. Rietveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 april 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 809 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.