10. De minister heeft naar aanleiding van dit verzoek onderzoek gedaan in de systemen. Uit dit onderzoek blijkt dat er persoonsgegevens van eiser zijn aangetroffen in de FSV. De minister overweegt dat deze persoonsgegevens in beginsel (in kopie) aan eiser moeten worden verstrekt. In dit geval zijn er volgens de minister echter uitzonderingsgronden die zich verzetten tegen het geven van inzage in bepaalde delen van die stukken. In dat kader weegt zijn belang zwaarder dan het belang van eiser om zijn persoonsgegevens in te zien. Dit omdat er ook belangen van derden spelen. Verder neemt de minister bij deze overweging in aanmerking dat de FSV inmiddels is uitgezet en dat het niet meer kan worden geraadpleegd door de inspecteur. De gegevens zullen bovendien na afronding van de onderzoeken worden verwijderd. Dat de Autoriteit Persoonsgegevens inmiddels heeft geoordeeld dat de persoonsgegevens in de FSV niet in overeenstemming met de AVG zijn verwerkt maakt volgens de minister op zichzelf niet dat aan deze belangenafweging voorbij zou moeten worden gegaan. Tijdens het hoorgesprek zijn de persoonsgegevens van eiser die in de FSV zijn geregistreerd verstrekt. Dit met uitzondering van de opmerkingen uit het aantekeningenveld. Ten aanzien daarvan heeft de minister zich beroepen op de uitzonderingsgrond uit artikel 41, eerste lid, onder i, van de Uitvoeringswet AVG (UAVG). In de beslissing op bezwaar deelt de minister verder aan eiser mede dat er enkele persoonsgegevens van hem zijn aangetroffen in de FSV die geen andere belangen raken. Dit betreffen zijn BSN-nummer, voorletters en achternaam. Omdat deze gegevens ten onrechte niet aan eiser waren verstrekt, doet de minister dat alsnog. Het bezwaar is om die reden gegrond verklaard.
Waarom is eiser het niet eens met het besluit van de minister?
10. Eiser stelt zich op het standpunt dat de minister hem ten onrechte geen inzage heeft gegeven in alle persoonsgegevens die van hem in de FSV zijn opgenomen. Uit de bewoordingen van het besluit volgt volgens eiser dat er meer persoonsgegevens van hem verwerkt zijn dan dat de minister heeft verstrekt. De minister heeft zijn beroep op de uitzonderingsgrond van artikel 23, eerste lid, onder i, van de AVG en artikel 41, eerste lid, onder i, van de UAVG onvoldoende gemotiveerd. Het is voor eiser niet duidelijk op basis waarvan de minister een belangenafweging heeft gemaakt. Doordat dit niet inzichtelijk is gemaakt kan eiser niet controleren of het beroep op de uitzondering strikt noodzakelijk en proportioneel is. Het is verder volgens eiser oneigenlijk om in deze belangenafweging mee te nemen dat de gegevens uit de FSV worden verwijderd als de onderzoeken zijn afgerond, omdat het onduidelijk is wanneer dat het geval is. De minister gebruikte dit argument ruim een jaar geleden namelijk ook al. Daarnaast biedt het verstrekte overzicht van persoonsgegevens onvoldoende mogelijkheid voor eiser om te kunnen controleren of de verwerking van de persoonsgegevens op juiste wijze heeft plaatsgevonden. Volgens hem heeft de verwerking niet rechtmatig plaatsgevonden. Eiser wil inzicht in de aanleiding van het registeren van zijn persoonsgegevens in de FSV.
Wat is het toetsingskader voor de rechtbank?
10. Het is vaste rechtspraak dat de kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt en die de verwerkingsverantwoordelijke krachtens artikel 15, derde lid, eerste volzin, van de AVG moet verstrekken, alle noodzakelijke kenmerken moet vertonen om de betrokkene in staat te stellen de rechten die hij aan deze verordening ontleent daadwerkelijk uit te oefenen. Deze kopie moet deze gegevens dus volledig en getrouw reproduceren.
10. Om hem daartoe in staat te stellen, moet het overzicht niet alleen een omschrijving van het persoonsgegeven vermelden, maar ook het persoonsgegeven zelf, en moeten de verwerkingsdoeleinden worden vermeld. Indien dat voor betrokkene nodig is om te kunnen beoordelen of de persoonsgegevens rechtmatig zijn verwerkt, dient meer informatie te worden verstrekt over de inhoud, de strekking of de context van een e-mail (of document).
10. Artikel 15 van de AVG heeft echter niet als doel de toegang tot bestuurlijke documenten te verzekeren. Voor de toegang tot documenten over bestuurlijke aangelegenheden kan de betrokkene een verzoek indienen op grond van de Wet open overheid (Woo). De verplichting een kopie van de persoonsgegevens te verstrekken op grond van artikel 15, derde lid, van de AVG, betekent niet dat een bestuursorgaan verplicht is om een kopie te verstrekken van de documenten waarin die persoonsgegevens voorkomen. Een bestuursorgaan mag dat doen, maar mag ook voor een andere vorm kiezen waarin de kopie van de persoonsgegevens wordt verstrekt, mits met de gekozen wijze van verstrekking aan het doel van artikel 15, derde lid, van de AVG wordt voldaan.
Heeft de minister het inzagerecht van eiser mogen beperken?
10. De rechtbank stelt vast dat de minister in de beslissing op bezwaar inzage heeft gegeven in enkele persoonsgegevens van eiser die in de FSV zijn aangetroffen. Het gaat volgens de minister om zijn BSN-nummer, voorletters en naam. Ten aanzien van het opmerkingenveld in de FSV beroept de minister zich op de uitzonderingsgrond van artikel 41, eerste lid, onder i, van de UAVG. Het belang van derden zou zich verzetten tegen inzage in dit deel van de FSV.
10. De rechtbank heeft op 2 februari 2024 een brief van de minister ontvangen. In deze brief staat een overzicht van de persoonsgegevens van eiser die in de FSV zijn verwerkt. Het overzicht laat zien welke rubrieken er in de FSV staan, wat de inhoud van die rubrieken is ten aanzien van eiser en, indien (deels) van toepassing, wat de relevante uitzonderingsgrond is. De rechtbank constateert dat er in deze brief ruimer inzage is gegeven in de persoonsgegevens van eiser dan in de beslissing op bezwaar is medegedeeld. Ook constateert de rechtbank dat de minister de inhoud van het opmerkingenveld in de brief van 2 februari 2024 integraal heeft opgenomen en dat op dat deel van de brief geen verzoek om geheimhouding rust. Dit stuk is daarom aan eiser doorgezonden. Verder stelt de rechtbank vast dat de minister naast de i-grond van artikel 41 van de UAVG in dit aanvullende stuk ook een beroep doet op de uitzonderingsgrond uit artikel 41, eerste lid, onder h, van de UAVG. Deze weigeringsgrond wordt wel genoemd in het primaire besluit, maar niet in de beslissing op bezwaar. Omdat de minister met de brief van 2 februari 2024 ruimer inzage geeft gegeven in de verwerkte persoonsgegevens van eiser én er een nieuwe uitzonderingsgrond wordt gebruikt, zal de rechtbank dit stuk aanmerken als een aanvullend besluit op bezwaar.
10. De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken die de minister onder geheimhouding heeft overgelegd. Het betreft – kortgezegd – een ongeschoonde versie van de print-screen uit de FSV, en drie emailberichten waarin persoonsgegevens van eiser staan. De rechtbank heeft op de zitting aan de minister voorgehouden dat er in de beslissing op bezwaar geen melding wordt gemaakt van deze e-mails, en ook niet van het feit dat er daarin persoonsgegevens van eiser zijn verwerkt. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit in zoverre onvolledig is. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking omdat het in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel tot stand is gekomen.
10. De rechtbank zal vervolgens ook een oordeel geven over de door de minister toegepaste uitzonderingsgronden. Het beroep op de i-grond kan de rechtbank volgen. Dat de namen van derden (ambtenaren en eventuele melders) niet aan eiser worden verstrekt vindt de rechtbank niet onredelijk. Eiser heeft op zitting overigens ook aangegeven dat het hem daar niet om te doen is. Ten aanzien van de h-grond, overweegt de rechtbank als volgt. Zoals hiervoor is overwogen wordt deze grond niet genoemd in de beslissing op bezwaar. Pas in de aanvullende beslissing op bezwaar van 2 februari 2024 wordt deze weigeringsgrond genoemd in relatie tot “de overige gegevens uit het aantekeningenveld”. Op de zitting heeft de minister in zijn algemeenheid uitgelegd dat hij de belangenafweging niet (nader) kan toelichten omdat dit op zichzelf al te veel inzicht zou geven in de processen binnen de Belastingdienst. De minister heeft verder niet aangegeven welke (persoons)gegevens er op basis van deze uitzonderingsgrond worden geweigerd. Er is alleen in zijn algemeenheid benoemd dat er belangen zijn die zwaarder wegen dan het belang van eiser om inzage te krijgen.
10. De in artikel 41 van de UAVG opgenomen uitzonderingsgronden maken het voor de verwerkingsverantwoordelijke mogelijk om – onder andere – het inzagerecht buiten toepassing te laten, voor zover dat noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van de diverse in dat artikel benoemde belangen. Een beroep op een uitzonderingsgrond moet dus gemotiveerd worden. Uit die motivering moet volgen waarom het in dat specifieke geval noodzakelijk en evenredig is om geen inzage te geven in (dat deel van) de verwerkte persoonsgegevens.
10. De rechtbank is van oordeel dat de minister dat in dit geval niet heeft gedaan.
De minister heeft op geen enkele wijze inzicht gegeven in de belangen die aan zijn zijde spelen in het kader van de weigering op de h-grond. Dat dit in zijn geheel niet mogelijk is omdat er daarmee hoe dan ook inzicht wordt gegeven in processen binnen de Belastingdienst die voor de buitenwereld geheim moeten blijven, kan de rechtbank zonder nadere motivering niet volgen. Het had op de weg van de minister gelegen om die motivering (al dan niet onder geheimhouding) met de rechtbank te delen. Anders dan de minister stelt, vindt de rechtbank dat de minister in de belangenafweging ook moet meewegen dat de FSV in strijd is geacht met privacywetgeving. Dat dit gegeven irrelevant is in het kader van het gewicht van het belang aan de zijde van eiser bij inzage, kan de rechtbank niet goed volgen. Doordat de belangenafweging in zijn geheel niet is gemotiveerd kan eiser noch de rechtbank beoordelen hoe de minister de noodzakelijkheid en evenredigheid in dit concrete geval heeft gewogen. Het besluit is in zoverre gebrekkig gemotiveerd.