In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 5 april 2024, wordt een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) behandeld om een omgangsregeling vast te stellen tussen een minderjarige en haar grootouders en tante. De minderjarige, geboren in 2012, is onder toezicht gesteld en verblijft in een gezinshuis. De kinderrechter heeft de procedure op 19 maart 2024 met gesloten deuren gehouden, waarbij de vader, tante, gezinshuismoeder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De moeder was niet aanwezig en had eerder verzocht om uitstel van de zitting, wat door de kinderrechter werd afgewezen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder en vader gezamenlijk het ouderlijk gezag over de minderjarige uitoefenen. De GI verzoekt om een omgangsregeling waarbij de minderjarige om de vier weken van vrijdag tot zondag bij haar tante verblijft, met de mogelijkheid om ook een nacht bij de grootouders te logeren. De moeder heeft geen bezwaar tegen omgang, maar is tegen het logeren bij de familie vanwege zorgen over drankmisbruik en mishandeling. De vader en tante steunen het verzoek van de GI, en de gezinshuismoeder bevestigt dat de minderjarige behoefte heeft aan contact met haar familie.
De kinderrechter oordeelt dat er een nauwe persoonlijke band bestaat tussen de minderjarige en haar tante en grootouders. De kinderrechter wijst het verzoek van de GI toe en stelt de omgangsregeling vast, waarbij de minderjarige om de vier weken bij haar tante verblijft en, indien gewenst, ook bij de grootouders. De beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de regeling onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.