ECLI:NL:RBMNE:2024:2112

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
10830055 \ UV EXPL 23-295
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van de eiser in een kort geding over een vastgoedbeschermingsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap, aangeduid als [eiseres], en een gedaagde partij, aangeduid als [gedaagde]. De eiseres vorderde ontruiming van ruimtes in het officierscasino, die door de gedaagde in gebruik waren genomen op basis van een overeenkomst met een eenmanszaak. De eiseres stelde dat zij de rechtsopvolger was van de eenmanszaak en dat de overeenkomst op haar was overgegaan. De gedaagde betwistte de ontvankelijkheid van de eiseres, stellende dat de overeenkomst enkel tussen hem en de eenmanszaak bestond en dat er geen rechtsverhouding met de eiseres was.

De kantonrechter heeft de ontvankelijkheid van de eiseres beoordeeld en vastgesteld dat de overeenkomst niet onder algemene titel was overgegaan naar de eiseres. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres niet had aangetoond dat de gedaagde zijn medewerking had verleend aan de overname van de overeenkomst. Hierdoor was de eiseres niet-ontvankelijk in haar vordering. De rechter heeft de eiseres ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 925,00, te betalen aan de gedaagde.

De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsverhouding tussen partijen en de noodzaak van medewerking van de wederpartij bij de overdracht van rechten en plichten uit een overeenkomst. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken en onderstreept de juridische vereisten voor ontvankelijkheid in civiele procedures.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10830055 UV EXPL 23-295 LT/44506
Kort geding vonnis van 26 januari 2024
inzake
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. D. Pranjic,
tegen:
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. G. Gabrelian.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 december 2023 met producties 1 tot en met 20;
  • de producties 1 tot en met 7 van [gedaagde] ;
  • de mondelinge behandeling van 10 januari 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
  • de tijdens de mondelinge behandeling namens [gedaagde] overgelegde en voorgedragen pleitnota.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
De eenmanszaak [naam eenmanszaak] (hierna: de eenmanszaak [naam eenmanszaak] ) heeft op enig moment een vastgoedbeschermingsovereenkomst gesloten met de toenmalige eigenaar van het zogenaamde ‘officierscasino’ in [plaats] . Op grond daarvan was de eenmanszaak [naam eenmanszaak] verantwoordelijk voor het leegstandbeheer van dat pand.
2.2.
In 2014 hebben de eenmanszaak [naam eenmanszaak] en [gedaagde] een overeenkomst gesloten op grond waarvan [gedaagde] van de eenmanszaak [naam eenmanszaak] vier ruimtes in het officierscasino in gebruik heeft gekregen (hierna: de overeenkomst).
2.3.
Op 1 juli 2017 is de onderneming van de eenmanszaak [naam eenmanszaak] overgedragen aan [eiseres]
2.4.
[eiseres] heeft op 1 september 2023 een brief naar [gedaagde] gestuurd, waarin staat vermeld dat [eiseres] de overeenkomst per 2 oktober 2023 opzegt.
2.5.
[eiseres] vordert in deze procedure dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de bij hem in gebruik zijnde ruimtes in het officierscasino binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen, op straffe van een dwangsom. Daarnaast vordert [eiseres] dat [gedaagde] wordt veroordeeld om aan [eiseres] een gebruiksvergoeding van € 250,00 per maand te betalen voor elke maand dat hij niet heeft voldaan aan zijn ontruimingsverplichting en dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.6.
[gedaagde] is niet eens met de vordering. Hij vindt dat [eiseres] nietontvankelijk moet worden verklaard in deze vordering, althans dat haar vordering moet wordt afgewezen, en dat [eiseres] moet worden veroordeeld in de proceskosten.

3.De beoordeling

Ontvankelijkheid [eiseres]
3.1.
In de eerste plaats moet worden bepaald of [eiseres] ontvankelijk is in haar vordering.
3.2.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiseres] niet in haar vordering kan worden ontvangen, omdat de overeenkomst (waarop de vordering gegrond is) tussen hem en de eenmanszaak [naam eenmanszaak] bestaat en er dus geen sprake is van een rechtsverhouding tussen partijen.
3.3.
[eiseres] heeft gesteld dat [gedaagde] dit ontvankelijkheidsverweer in een te laat stadium naar voren heeft gebracht, omdat hij dit verweer voor het eerst op de mondelinge behandeling heeft gevoerd, terwijl de dagvaarding al geruime tijd daarvoor is betekend.
Voor zover [eiseres] bedoeld heeft dat het ontvankelijkheidsverweer om die reden buiten beschouwing gelaten moet worden, volgt de kantonrechter [eiseres] hierin niet. Het ligt immers in de aard van een kort geding dat pas tijdens de mondelinge behandeling verweer wordt gevoerd. De kantonrechter zal het betreffende ontvankelijkheidsverweer hieronder dan ook inhoudelijk behandelen.
3.4.
Vast staat dat de overeenkomst gesloten is tussen de eenmanszaak [naam eenmanszaak] en [gedaagde] . Volgens [eiseres] is zij de rechtsopvolger van de eenmanszaak [naam eenmanszaak] . Zij heeft hiertoe gesteld dat zij alle rechten en plichten van de eenmanszaak [naam eenmanszaak] , waaronder de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en plichten, onder algemene titel heeft verkregen doordat zij de hele onderneming van de eenmanszaak [naam eenmanszaak] met ingang van 1 juli 2017 heeft overgenomen.
3.5.
De kantonrechter volgt [eiseres] hierin niet. Volgens artikel 3:80 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is slechts in een limitatief aantal gevallen sprake van verkrijging van rechten en plichten onder algemene titel. De overname van een onderneming zoals door [eiseres] is gesteld, valt niet onder een van die gevallen. [eiseres] heeft ook geen andere feiten en/of omstandigheden naar voren gebracht die tot de conclusie kunnen leiden dat sprake is van verkrijging onder algemene titel als bedoeld in artikel 3:80 BW. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en plichten van de eenmanszaak [naam eenmanszaak] dus niet onder algemene titel verkregen.
3.6.
Nu geen sprake is geweest van verkrijging onder algemene titel, kunnen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en plichten van de eenmanszaak [naam eenmanszaak] alleen onder bijzondere titel zijn overgegaan op [eiseres] Voor zo’n verkrijging onder bijzondere titel is op grond van artikel 6:159 BW de medewerking nodig van de wederpartij, in dit geval [gedaagde] . Deze medewerking kan uitdrukkelijk of stilzwijgend worden verleend.
3.7.
Vast staat dat [gedaagde] nooit uitdrukkelijk zijn medewerking heeft verleend aan de overname van de overeenkomst door [eiseres] Dat [gedaagde] stilzwijgend zijn medewerking hieraan heeft verleend, is ook niet aannemelijk geworden. [gedaagde] heeft onweersproken aangevoerd dat hij er nooit van op de hoogte is gesteld dat de eenmanszaak [naam eenmanszaak] haar onderneming, met de lopende overeenkomsten, had overgedragen aan [eiseres] Uit de stellingen van partijen en de overgelegde stukken kan niet worden opgemaakt dat [gedaagde] , ondanks het feit dat deze overname nooit expliciet aan hem is medegedeeld, toch hiermee bekend had kunnen zijn. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat de eigenaar van de eenmanszaak [naam eenmanszaak] tevens de directeur van [eiseres] is, dat beide bedrijven nagenoeg hetzelfde logo en dezelfde huisstijl gebruiken en dat nergens uit blijkt dat op enig moment sprake is geweest van voor [gedaagde] kenbare veranderingen die wezen op een overname. De kantonrechter gaat er voorshands dan ook van uit dat [gedaagde] niet op de hoogte was van de overname. [gedaagde] kan niet worden geacht stilzwijgend zijn medewerking te hebben verleend aan een overname waarvan hij helemaal niet op de hoogte was.
3.8.
Gelet op het voorgaande is onvoldoende aannemelijk geworden dat [eiseres] de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en plichten van de eenmanszaak [naam eenmanszaak] heeft verkregen en dus de plaats van de eenmanszaak [naam eenmanszaak] in de overeenkomst heeft ingenomen.
Dit brengt met zich dat [eiseres] niet-ontvankelijk is in haar vordering.
Proceskosten
3.9.
[eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
  • salaris gemachtigde € 793,00
  • nakosten
Totaal € 925,00

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering;
4.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] van € 925,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] ook de kosten van betekening betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans en in het openbaar uitgesproken door mr. A.R. Creutzberg op 26 januari 2024.