ECLI:NL:RBMNE:2024:2106

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
10669753
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over betaling van facturen voor diagnose- en reparatiewerkzaamheden aan een auto

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, heeft eiseres, een vennootschap onder firma, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die in persoon procedeerde. De zaak betreft een geschil over onbetaalde facturen voor diagnose- en reparatiewerkzaamheden aan de BMW van gedaagde. Eiseres heeft op 10 april 2024 vonnis gewezen, waarin de kantonrechter oordeelt dat gedaagde de facturen van eiseres moet betalen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De procedure begon met een dagvaarding op 7 augustus 2023, gevolgd door verschillende zittingen en schriftelijke stukken. Gedaagde had problemen met zijn auto en had eiseres opdracht gegeven voor diagnose- en reparatiewerkzaamheden. Eiseres heeft in totaal drie facturen gestuurd, maar gedaagde heeft deze niet betaald, met als argument dat er afspraken waren gemaakt over lagere bedragen en dat sommige werkzaamheden onnodig waren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde met de werkzaamheden heeft ingestemd, of dat eiseres er in ieder geval op mocht vertrouwen dat gedaagde akkoord ging. De rechter heeft de vordering van eiseres toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van het totaalbedrag van € 4.048,22, plus rente en kosten. Tevens zijn de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten aan gedaagde opgelegd, die in totaal € 1.542,84 bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde onmiddellijk moet betalen, ook als hij in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10669753 \ UC EXPL 23-5635
Vonnis van 10 april 2024
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiseres],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. D. van Klinken,
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 de dagvaarding van 7 augustus 2023
 het proces-verbaal van de civiele rolzitting van 23 augustus 2023
 de conclusie van repliek van 24 oktober 2023
 het proces-verbaal van de civiele rolzitting van 22 november 2023
 de e-mail van [gedaagde] van 8 december 2023
 de mondelinge behandeling van 8 maart 2024.
1.2.
Ten slotte is bepaald vonnis dat er een vonnis komt.

2.De beoordeling

De kern van de zaak
2.1.
[gedaagde] had problemen met zijn BMW. [eiseres] heeft diagnose- en reparatiewerkzaamheden uitgevoerd aan de auto. De facturen die [eiseres] daarvoor heeft verstuurd, heeft [gedaagde] niet betaald. Het gaat om een totaalbedrag van € 4.048,22. Volgens [gedaagde] is afgesproken dat hij minder hoefde te betalen, en bovendien waren sommige werkzaamheden volgens hem onnodig. De kantonrechter volgt [gedaagde] daarin niet; hij moet de facturen van [eiseres] betalen en ook rente en kosten vergoeden.
De afspraken tussen [eiseres] en [gedaagde]
2.2.
[eiseres] heeft verschillende werkzaamheden verricht en daarvoor facturen gestuurd. De werkzaamheden van [eiseres] zijn te verdelen in drie categorieën:
i. Werkzaamheden voor de diagnose van het probleem. Daarvoor is een factuur van € 2.394,56 gestuurd aan [gedaagde] ;
ii. Werkzaamheden voor de reparatie van het probleem. Daarvoor is een factuur van € 1.549,56 gestuurd aan [gedaagde] ;
iii. Werkzaamheden met betrekking tot de koplamp. Daarvoor is een factuur van € 104,18 gestuurd aan [gedaagde] .
2.3.
[eiseres] wil dat [gedaagde] deze facturen alsnog betaalt. Om te bepalen of [gedaagde] deze facturen moet betalen, moet de kantonrechter vaststellen wat [eiseres] en [gedaagde] met elkaar hebben afgesproken. Daarvoor geldt het volgende wettelijke kader.
2.4.
Een afspraak – of: overeenkomst – ontstaat door een aanbod en de aanvaarding daarvan. [1] De vraag hier is dus wat [eiseres] heeft aangeboden en wat [gedaagde] heeft aanvaard. Met andere woorden: wat was [eiseres] van plan te gaan doen en waarmee heeft [gedaagde] ingestemd. Die instemming hoeft niet altijd een duidelijke ‘ja’ of ‘akkoord’ te zijn, maar kan ook blijken uit wat iemand zegt of doet; ook dat staat in de wet. [2]
2.5.
In de wet staat daarnaast dat iemand die niet instemt, maar wel dingen zegt of doet waardoor het lijkt alsof hij wél akkoord is, soms toch aan afspraken gehouden kan worden. [3] Dat is zo wanneer de andere partij er redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat iemand akkoord ging. Dit betekent dat als [gedaagde] door wat hij heeft gezegd of gedaan de indruk heeft gewekt dat hij akkoord was, en [eiseres] daarop mocht vertrouwen, [gedaagde] aan de afspraken is gebonden.
2.6.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] met alle onder 2.2 genoemde werkzaamheden door [eiseres] heeft ingestemd, of dat [eiseres] er in ieder geval op mocht vertrouwen dat [gedaagde] daarmee akkoord ging. Dit wordt hierna toegelicht per categorie werkzaamheden.
i)
de diagnosewerkzaamheden zijn afgesproken
2.7.
[gedaagde] heeft ermee ingestemd dat [eiseres] de diagnosewerkzaamheden zou gaan verrichten, of [eiseres] mocht er in ieder geval op vertrouwen dat [gedaagde] met deze diagnosewerkzaamheden instemde. De kantonrechter leidt dat hieruit af:
 [gedaagde] is in maart 2023 bewust naar [eiseres] gegaan, omdat de BMW-garage de problemen met zijn auto niet had opgelost. [eiseres] is gespecialiseerd in BMW’s. [gedaagde] wist dus dat er (mogelijk) geen eenvoudig probleem speelde. Dat hij, zoals hij nu zegt, alleen de opdracht aan [eiseres] had gegeven om wat specifieke, eenvoudige werkzaamheden te verrichten, blijkt nergens uit;
 Na een eerste blik op de BMW door [eiseres] (de ‘wachtafspraak’) was duidelijk dat er allerlei verder onderzoek nodig was. Dit heeft [eiseres] ter plekke aan [gedaagde] verteld. [gedaagde] wilde de auto toen direct bij [eiseres] achterlaten. Daaruit mocht [eiseres] ook afleiden dat [gedaagde] wilde dat zij met de diagnose aan de slag ging;
 [eiseres] en [gedaagde] hebben vervolgens veel telefonisch contact gehad. [eiseres] hield [gedaagde] op die manier tussentijds op de hoogte van haar werk. Volgens [eiseres] werden dan ook de kosten besproken en ging [gedaagde] steeds telefonisch akkoord. [gedaagde] zegt dat er inderdaad veel gebeld is, maar dat de kosten dan niet besproken werden. Dat vindt de kantonrechter niet aannemelijk, juist omdat voor [gedaagde] duidelijk was dat er uitgebreide diagnosewerkzaamheden nodig waren en dat dus kosten mee zou brengen;
 Op 17 maart 2022 heeft [eiseres] aan [gedaagde] per e-mail een ‘offerte’ gestuurd, met daarop allerlei diagnosewerkzaamheden voor een bedrag van € 1.166,35. Boven dit stuk stond ‘offerte’, maar het was voor een deel ook een overzicht van wat er al gedaan was. [gedaagde] is hiermee akkoord gegaan. De auto is ook bij [eiseres] gebleven en [eiseres] heeft haar werkzaamheden voortgezet;
 Op 8 mei 2023 is een nadere ‘offerte’ gestuurd. Eigenlijk was ook dat een update van de gemaakte kosten: die waren op dat moment € 3.449,99. [gedaagde] heeft toen niet aangegeven dat de werkzaamheden gestopt moesten worden of dat hij niet ingestemd had met deze werkzaamheden. Integendeel: er is toen afgesproken dat [eiseres] zou gaan repareren, en daarover is een prijsafspraak gemaakt (waarover hierna meer).
ii). de reparatiewerkzaamheden zijn afgesproken
2.8.
Ook met de reparatiewerkzaamheden heeft [gedaagde] ingestemd, of [eiseres] mocht er in ieder geval op vertrouwen dat [gedaagde] met die reparatiewerkzaamheden akkoord ging.
2.9.
[gedaagde] heeft erkent dat hij opdracht heeft gegeven tot de reparatie. Dat is gebeurd in een telefoongesprek, waarin [eiseres] ook heeft aangegeven het totaal van de facturen te zullen factuur te zullen maximeren op € 4.000,-. Dat is ook gebeurd en deze afspraak staat op de factuur vermeld. Volgens [gedaagde] had hij geen andere keuze dan akkoord gaan met de reparatie, maar dat is de kantonrechter niet met hem eens. [gedaagde] had zelf opdracht gegeven voor de diagnose en had er ook voor kunnen kiezen het daarbij te laten, en de auto niet te laten repareren. Dat dat misschien geen aantrekkelijke keuze was, zoals [gedaagde] zegt, doet er niet aan af dat [gedaagde] wel een keuze hád en deze keuze ook zelf gemaakt heeft.
2.10.
Toen de auto klaar was, heeft [eiseres] aan [gedaagde] de factuur gestuurd. [gedaagde] heeft toen niets over de hoogte daarvan gezegd. Ook tijdens de proefrit met een medewerker van [eiseres] heeft [gedaagde] niets gezegd. Integendeel: via WhatsApp heeft [gedaagde] na de ontvangst van de facturen gezegd dat hij zou gaan betalen en gevraagd of dit deels contant en deels via de bank kon.
2.11.
Dat er, zoals [gedaagde] heeft gezegd, een eerdere afspraak was dat [gedaagde] voor alle werkzaamheden samen maximaal € 2.000,- of € 2.500,- wilde betalen, blijkt nergens uit. Als dit [gedaagde] ’ idee bij de afspraken was, had hij dat eerder kunnen en moeten aankaarten - in ieder geval toen hij de veel hogere facturen kreeg. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. De kantonrechter vindt het dan ook niet aannemelijk dat zo’n afspraak gemaakt was.
iii). de werkzaamheden met betrekking tot de koplamp zijn afgesproken
2.12.
Met de reparatie van de koplamp voor € 104,18 heeft [gedaagde] ingestemd. Dat heeft hij ook erkend.
[gedaagde] moet de facturen betalen
2.13.
Omdat [gedaagde] met alle door [eiseres] verrichte werkzaamheden heeft ingestemd, of [eiseres] daar in ieder geval vanuit mocht gaan, moet [gedaagde] de facturen van [eiseres] betalen. De kantonrechter zal die vordering van [eiseres] dan ook toewijzen.
[gedaagde] moet wettelijke rente betalen.
2.14.
De facturen van [eiseres] moesten uiterlijk op 7 juli 2023 betaald zijn. Dat staat in de brief van 23 juni 2023. Omdat [gedaagde] niet op tijd betaald heeft, moet hij over de factuurbedragen ook de wettelijke rente (van artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek) betalen. Die wettelijke rente moet berekend worden vanaf 8 juli 2023 tot de dag waarop [gedaagde] het gehele bedrag heeft betaald. Het gaat tot en met de datum van dit vonnis in totaal om € 195,99 aan rente.
[gedaagde] moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen
2.15.
[gedaagde] moet ook de buitengerechtelijke incassokosten van [eiseres] vergoeden. Dat zijn kosten die [eiseres] heeft gemaakt om te proberen te voorkomen dat zij naar de rechter moest stappen. [eiseres] vordert een bedrag van € 529,82. Dat bedrag is in lijn met de wet en zal daarom worden toegewezen. Ook over deze buitengerechtelijke incassokosten moet [gedaagde] wettelijke rente (van artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek) betalen. Die wettelijke rente moet berekend worden vanaf 25 juli 203 tot aan de dag waarop [gedaagde] het gehele bedrag betaald heeft. [eiseres] heeft [gedaagde] namelijk in de brief van 10 juli 2023 een termijn van 14 dagen (dus tot en met 24 juli 2023) gegeven om deze buitengerechtelijke incassokosten te betalen.
[gedaagde] moet ook de proceskosten van [eiseres] betalen
2.16.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
kosten van de dagvaarding
107,84
griffierecht
487,00
salaris gemachtigde
813,00
(3 punten × € 271,00)
nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.542,84
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.17.
De kantonrechter zal dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals door [eiseres] is gevraagd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 4.048,22, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 juli 2023 tot de dag van de volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van
€ 529,82, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 juli 2023 tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van [eiseres] , tot aan de datum van dit vonnis begroot op € 1.542,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Atema en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2024.

Voetnoten

1.Artikel 6:217 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 3:37 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
3.Artikel 3:35 van het Burgerlijk Wetboek.