ECLI:NL:RBMNE:2024:2104

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
C/16/563121 / HL ZA 23-274
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van overeenkomst van aanneming en schadevergoeding bij tekortkomingen in uitvoering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiseres en een gedaagde, die betrokken waren bij een overeenkomst voor sloop- en verbouwwerkzaamheden aan een woning. De eiseres heeft de overeenkomst op 17 maart 2023 buitengerechtelijk ontbonden, omdat de gedaagde zijn verplichtingen niet nakwam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door werkzaamheden niet tijdig af te ronden en een aantal werkzaamheden niet deugdelijk uit te voeren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiseres recht heeft op schadevergoeding, die gedeeltelijk is toegewezen. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 91.705,49 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente, en € 2.153,03 aan buitengerechtelijke kosten. De vorderingen van de gedaagde in reconventie zijn afgewezen. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van de eiseres toegewezen, omdat de gedaagde grotendeels ongelijk heeft gekregen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/563121 / HL ZA 23-274
Vonnis van 27 maart 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. L. Bezoen te Enschede,
tegen
[gedaagde] HODN [handelsnaam],
wonende en gevestigd te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J. Groenewoud te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- de uitnodiging van 23 november 2023 voor de mondelinge behandeling,
- de akte van [gedaagde] met daarbij productie 12,
- de mondelinge behandeling van 12 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is besloten dat er vonnis wordt uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] heeft in opdracht van [eiseres] sloop- en verbouwwerkzaamheden uitgevoerd aan jaar woning. [gedaagde] heeft voor deze werkzaamheden twee offertes uitgebracht. De eerste offerte zag op de verbouw van de woning (verder: offerte I). De tweede offerte (verder: offerte II) zag op het herstel van de constructiefouten die bij aanvang van de werkzaamheden van offerte I werden ontdekt.
2.2.
De werkzaamheden van offerte II zijn door [gedaagde] uitgevoerd. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden van offerte I is er tussen partijen een geschil ontstaan over het oplevermoment van de werkzaamheden. Daarna is er ook een geschil ontstaan over een aantal werkzaamheden die [gedaagde] volgens [eiseres] ondeugdelijk heeft uitgevoerd en over schades die [gedaagde] zou hebben veroorzaakt aan eigendommen van [eiseres] .
2.3.
[eiseres] heeft de overeenkomst met [gedaagde] op 17 maart 2023 buitengerechtelijk ontbonden, namelijk voor de werkzaamheden die [gedaagde] vanaf 22 september 2022 nog moest uitvoeren, maar niet uitgevoerd heeft.
2.4.
[eiseres] eist in deze procedure dat voor recht wordt verklaard dat de overeenkomst met [gedaagde] is ontbonden. Dit wordt toegewezen. Ook eist [eiseres] dat [gedaagde] € 122.364,22 aan schadevergoeding betaalt omdat [gedaagde] een aantal werkzaamheden niet of niet deugdelijk heeft uitgevoerd. Dit wijst de rechtbank gedeeltelijk toe. Daarnaast moet [gedaagde] een deel van de geëiste schadevergoeding (€ 15.131,11) betalen die [eiseres] heeft geleden omdat [gedaagde] eigendommen van [eiseres] heeft beschadigd.
2.5.
[gedaagde] eist in deze procedure dat [eiseres] twee onbetaalde facturen betaalt. Dit wijst de rechtbank af.

3.De beoordeling in conventie en reconventie

Inleiding
3.1.
De eis van [eiseres] (eis in conventie) en de eis van [gedaagde] (eis in reconventie) worden hierna gezamenlijk behandeld.
Wat de partijen zijn overeengekomen en wat er is betaald
Offerte I: sloop- en verbouwwerkzaamheden
3.2.
[eiseres] heeft een woning gekocht en een architectenbureau gevraagd om een verbouwingsplan te maken. Het verbouwingsplan is vastgelegd in een bestekboek. Vervolgens heeft [gedaagde] op 2 december 2021 op basis van dit bestekboek offerte I uitgebracht. In de offerte staat dat de werkzaamheden worden uitgevoerd voor € 126.282,- inclusief btw. De werkzaamheden zouden starten in december 2021 en de oplevering van deze werkzaamheden zou ‘
plus minus’ drie maanden later zijn. [eiseres] heeft deze offerte geaccepteerd.
Offerte II: herstel constructiegebreken
3.3.
Medio december 2021 worden er tijdens de sloopwerkzaamheden gebreken aan de constructie van de woning geconstateerd. [eiseres] heeft daarop [gedaagde] verzocht om ook een offerte op te stellen voor herstel van deze constructiegebreken. [gedaagde] heeft vervolgens op 1 januari 2022 een offerte uitgebracht met daarin een bedrag van € 152.460,- inclusief btw. Omdat de werkzaamheden van offerte II voor de werkzaamheden van offerte I moesten worden uitgevoerd, is in offerte II opgenomen dat de extra duur van de werkzaamheden ‘
plus minus’ drie a vier maanden zou zijn en mede afhankelijk is van het weer. Ook deze offerte heeft [eiseres] geaccepteerd.
3.4.
De totale aanneemsom (offerte I en II) bedraagt € 278.742,-. Dit bedrag heeft [gedaagde] met € 10.000,- verlaagd omdat [gedaagde] geen geïsoleerde dakplaten hoefde te gebruiken en wat minder werk nodig had. [eiseres] heeft in totaal € 205.387,40 van de totale (verlaagde) aanneemsom van € 268.742,- betaald.
De overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] is gedeeltelijk ontbonden
(i)
Inleiding
3.5.
Voor ontbinding moet er sprake zijn van een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst. De rechtbank zal in onderdeel
ii-ien
ii-iiuitleggen dat [gedaagde] is tekortgeschoten. Hierbij wordt ingegaan op de tekortkoming die is ontstaan doordat [gedaagde] zijn werkzaamheden vanaf 22 september 2022 niet meer heeft uitgevoerd en door de ontbinding van de overeenkomst niet meer kan uitvoeren. Ook zal worden ingegaan op de tekortkomingen die zijn ontstaan doordat [gedaagde] een aantal werkzaamheden niet deugdelijk heeft uitgevoerd; door de ontbinding kan [gedaagde] deze tekortkomingen niet meer herstellen.
3.6.
Als er sprake is van een tekortkoming, dan ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas als [gedaagde] in verzuim is. Dit verzuim is niet nodig als nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is. De rechtbank zal in onderdeel
iiiuitleggen dat nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is en waarom [gedaagde] in verzuim is geraakt.
(ii-i)Tekortkoming: werkzaamheden niet op tijd afgerond
3.7.
De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] de werkzaamheden aan de woning van [eiseres] niet op tijd heeft afgerond. [gedaagde] zou de werkzaamheden namelijk medio juni 2022 afronden. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan; daarom is hij tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
3.8.
De afspraak dat [gedaagde] de werkzaamheden medio juni 2022 zou opleveren volgt uit de offertes van [gedaagde] die door [eiseres] zijn geaccepteerd. Eerst is in offerte I afgesproken dat de werkzaamheden ongeveer tot en met februari 2022 zouden duren. Deze oplevertermijn is vervolgens in offerte II verlengd tot medio juni 2022 omdat eerst de constructie van de woning moest worden hersteld.
3.9.
Weliswaar heeft [gedaagde] in zijn offerte I en offerte II een indicatieve oplevertermijn genoemd door de woorden ‘
plus minus’ toe te voegen aan de duur van de werkzaamheden, maar dit neemt niet weg dat [eiseres] redelijkerwijs mocht verwachten dat haar woning omstreeks juni 2022 klaar zou zijn. Bij de uitleg van een bepaling in een overeenkomst moet namelijk niet alleen worden gekeken naar de zuivere taalkundige uitleg, maar ook naar de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex-criterium HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635). De woorden ‘
plus minus’ duiden erop dat er enige verschuiving in de opleverdatum mogelijk was, maar niet dat daarmee de opleverdatum volledig onzeker zal worden. De rechtbank weegt hierin mee dat [gedaagde] in zijn WhatsApp-bericht van 7 januari 2022 [eiseres] bevestigt in haar berekening dat de werkzaamheden, gerekend vanaf 7 januari 2022, nog zes maanden duren.
(ii-ii)Tekortkoming: deel van de werkzaamheden niet deugdelijk uitgevoerd
3.10.
[gedaagde] is tekortgeschoten omdat hij een aantal werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. Ook is hij tekortgeschoten, omdat hij een aantal werkzaamheden in het geheel niet heeft uitgevoerd.
Tekortkoming: ontbreken watertoevoer
3.11.
Volgens [eiseres] is [gedaagde] tekortgeschoten, omdat hij geen watertoevoer heeft aangelegd naar de kraan in de badkamer. Dit is door [gedaagde] niet betwist. De rechtbank neemt dit feit daarom als vaststaand aan en oordeelt dat het ontbreken van de watertoevoer een tekortkoming is aan de zijde van [gedaagde] .
Tekortkoming: doorboorde waterleiding
3.12.
[gedaagde] heeft volgens [eiseres] een boorgat gemaakt in de waterleiding van de douche. Ook dit heeft [gedaagde] heeft dit niet betwist. Weliswaar verwijst [gedaagde] in algemene termen naar hetgeen door hem is gezegd over de niet aangelegde watertoevoer, maar daarin leest de rechtbank geen betwisting van het gestelde over de doorboorde waterleiding. Om deze reden neemt de rechtbank als vaststaand feit aan dat [gedaagde] de waterleiding van de douche heeft doorboord. Dit is een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] .
Tekortkoming: beschadiging van de vloer
3.13.
Verder heeft [gedaagde] volgens [eiseres] de nieuwe betonvloer in de woning van [eiseres] beschadigd. Deze schade is ontstaan doordat een hulppersoon van [gedaagde] tijdens het afsnijden van stucloper met zijn mes diepe krassen in de vloer heeft veroorzaakt. [gedaagde] betwist dit door aan te geven dat het door [eiseres] gestelde niet klopt. De rechtbank gaat aan deze algemene betwisting voorbij, omdat [eiseres] erop wijst dat [gedaagde] de schade zelf heeft gemeld bij de vloerenleverancier van [eiseres] . Dit volgt ook uit het e-mailbericht dat de vloerenleverancier op 12 januari 2023 aan [eiseres] heeft gestuurd. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij de schade aan de vloerenleverancier heeft gemeld.
Geen tekortkoming: ontbreken van aankoopbonnen en garantiebewijzen airco-units
3.14.
[gedaagde] heeft airco-units geleverd die [eiseres] zelf zou installeren. [eiseres] vindt dat de airco-units niet voldoen aan de koopovereenkomst, omdat aankoopbewijzen en garantiebewijzen ontbreken. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit niet dat [gedaagde] is tekortgeschoten. De aankoopbewijzen zijn door [gedaagde] namelijk bij conclusie van antwoord verstrekt. Bovendien heeft [eiseres] niet duidelijk gemaakt waarom [gedaagde] op grond van de koopovereenkomst verplicht was ook nog garantiebewijzen aan haar te verstrekken.
(iii-i)Verzuim: niet door verstrijken van een fatale termijn, wel door mededeling
3.15.
Tussen partijen is niet in geschil dat de nakoming van de verplichtingen van [gedaagde] niet tijdelijk of blijvend onmogelijk is. Voor ontbinding is daarom verzuim nodig. Voor het intreden van verzuim is in het wettelijk stelsel in beginsel een schriftelijke aanmaning nodig, waarbij de schuldeiser de schuldenaar een redelijke termijn voor de nakoming geeft (ingebrekestelling; artikel 6:82 lid 1 BW). In enkele gevallen treedt het verzuim zonder ingebrekestelling in, onder andere door het verstrijken van een fatale termijn of als de schuldenaar meedeelt dat hij niet of niet zonder tekortkoming zal nakomen (artikel 6:83 aanhef en onder a en c BW). [eiseres] vindt dat hiervan sprake is.
3.16.
De rechtbank oordeelt dat er geen sprake was van het verstrijken van een fatale termijn. Weliswaar mocht [eiseres] ervan uitgaan dat de werkzaamheden medio juni 2022 klaar zouden zijn, maar de overeengekomen termijn had door de toevoeging ‘
plus minus’ geen fataal karakter. Bovendien is in offerte II toegevoegd dat de oplevertermijn van zowel de werkzaamheden uit offerte I als offerte II door weersomstandigheden kunnen schuiven. Hieruit volgt dat de oplevertermijn indicatief was; er was geen sprake van een oplevertermijn met een fataal karakter.
3.17.
Wel oordeelt de rechtbank dat [eiseres] uit de mededeling van [gedaagde] mocht afleiden dat [gedaagde] in de nakoming tekort gaat schieten. Op 27 september 2022 stelt [gedaagde] zijn werkzaamheden namelijk uit totdat [eiseres] heeft betaald (opschorten). [gedaagde] was op dat moment echter niet bevoegd om op te schorten omdat [eiseres] niets aan [gedaagde] hoefde te betalen. [gedaagde] had dus geen opeisbare vordering. Dit is wel een vereiste voor opschorting (artikel 6:52 lid 1 BW). [eiseres] hoefde niets aan [gedaagde] te betalen omdat zij alle facturen had betaald (namelijk: de facturen van 31 maart 2022 (factuurnummer 2022.03), 2 juni 2022 (factuurnummer 2022.04) en 28 juni 2022 (factuurnummer 2022.06) met een totaalwaarde: € 142.460,-).
3.18.
Weliswaar heeft [gedaagde] op 26 september 2022 nog een aanvullende factuur gestuurd van € 35.664,75 voor extra materiaalkosten, maar die hoefde [eiseres] niet te betalen. Tussen partijen is namelijk niet afgesproken dat [eiseres] eventueel gestegen materiaalkosten zou vergoeden. Dit blijkt niet uit de offertes van [gedaagde] . Het tegenovergestelde is zelfs het geval: [gedaagde] schrijft in zijn WhatsApp-bericht van 27 maart 2022 namelijk dat hij in zijn offerte geen bepaling heeft opgenomen op basis waarvan hij prijsstijgingen in rekening kan brengen. In zijn e-mailbericht van 24 juli 2022 schrijft [gedaagde] bovendien dat kostenstijgingen tot zijn risico behoren. [gedaagde] heeft nog gesteld dat [eiseres] mondeling heeft toegezegd om de meerkosten te voldoen, maar dat is door [eiseres] betwist.
3.19.
[gedaagde] heeft dus onterecht opgeschort. Als uitgangspunt geldt dat een onterechte opschorting met zich meebrengt dat degene die dit beroep deed, hierdoor direct in verzuim komt te verkeren op grond van artikel 6:83, aanhef en onder c BW (zie o.a. HR 21 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA9610,
NJ2009/50). Omdat [gedaagde] op 27 september 2022 de onterechte opschorting deed, neemt de rechtbank deze datum als verzuimdatum aan.
Tussenconclusie
3.20.
[gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst door de werkzaamheden niet tijdig af te ronden en bovendien een deel van de werkzaamheden niet goed uit te voeren. Ook is [gedaagde] in verzuim gekomen door ten onrechte zijn werkzaamheden op te schorten. [eiseres] mocht om deze reden de overeenkomst met [gedaagde] gedeeltelijk ontbinden. Deze tussenconclusie brengt met zich mee dat [eiseres] van [gedaagde] schadevergoeding kan eisen, doordat [gedaagde] de verplichtingen uit de overeenkomst door deze ontbinding niet meer kan nakomen (artikel 6:277 lid 1 BW)
[gedaagde] moet schadevergoeding betalen
(i)Inleiding
3.21.
[eiseres] eist schadevergoeding. De rechtbank legt hierna uit waarom zij een deel van de geëiste schadevergoeding toewijst.
(ii-i)Schade: ontstaan door niet op tijd afronden van werkzaamheden
Geen schadevergoeding voor vervangende woonlasten
3.22.
[eiseres] eist € 7.500,- aan vervangende woonlasten omdat zij door de te late oplevering van de werkzaamheden genoodzaakt was om in de periode augustus - december 2022 elders woonruimte te huren voor € 1.500,- per maand. Dit bedrag wijst de rechtbank af.
3.23.
De betwisting door [gedaagde] begrijpt de rechtbank zo dat [gedaagde] betwist dat [eiseres] elders woonruimte heeft gehuurd, althans dat zij deze kosten heeft gemaakt. De rechtbank volgt [gedaagde] hierin. [eiseres] heeft gesteld dat zij in de maanden augustus en september 2022 vervangende woonruimte heeft moeten huren. Zij onderbouwt dit met slechts één bankafschrift . Uit dit bankafschrift wordt echter niet duidelijk dat het om huur van een woonruimte gaat. Ook blijkt uit het bankafschrift niet welk bedrag aan huur is betaald. Van [eiseres] mocht worden verwacht dat zij het schadebedrag zou onderbouwen door overlegging van bijvoorbeeld een huurovereenkomst. Volgens [eiseres] heeft zij in de maanden oktober tot en met december 2022 moeten verblijven in hotels en een bed & breakfast. Zij heeft echter geen stukken overgelegd waar dit uit blijkt.
Wel schadevergoeding voor meerkosten
3.24.
[eiseres] eist € 68.644,08 aan schade, omdat zij als gevolg van de ontbinding van de overeenkomst genoodzaakt was om derden het resterende werk te laten afmaken en verf te kopen. De rechtbank wijst dit bedrag toe.
3.25.
Door de ontbinding hoefde [eiseres] deze werkzaamheden niet meer door [gedaagde] te laten uitvoeren. De ontbinding heeft namelijk tot gevolg dat partijen zijn bevrijd van de in de overeenkomst getroffen verbintenissen (artikel 6:271 BW).
3.26.
Om het werk af te maken heeft [eiseres] in totaal € 141.998,68 kosten gemaakt. Deze kosten zijn door [gedaagde] niet betwist. De kosten zijn betalingen aan:
- Peters Projecten: € 134.284,09
- Maes Bouw: € 3.630,-
- Verfwebwinkel.nl: € 4.084,59
3.27.
Als de overeenkomst niet was ontbonden had [eiseres] in totaal € 268.742,- aan [gedaagde] moeten betalen. Dit was het bedrag dat [eiseres] met [gedaagde] , na de door [gedaagde] gegeven korting van € 10.000,-, was overeengekomen voor de werkzaamheden uit offerte I en II. [eiseres] heeft hiervan € 205.387,40 aan [gedaagde] betaald. Ook dit is door [gedaagde] niet betwist. Als [eiseres] de overeenkomst niet had ontbonden en [gedaagde] het werk volledig had afgemaakt, had [eiseres] dus nog € 63.354,60 aan [gedaagde] moeten betalen. Dit bedrag heeft zij dus bespaard. Deze besparing wordt afgetrokken van het bedrag dat zij aan Peters Projecten en Maes Bouw en Verfwebwinkel.nl heeft moeten betalen. Het restant, € 78.644,08, is daarmee schade.
3.28.
[eiseres] heeft in deze procedure geen € 78.644,08 maar € 68.644,08 geëist. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] haar eis met € 10.000,- vermeerderd tot € 78.644,08 , maar na de mondelinge behandeling heeft [eiseres] dit weer met € 10.000,- verlaagd. De rechtbank wijst daarom het verlaagde bedrag van € 68.644,08 toe.
3.29.
[gedaagde] betwist dat [eiseres] deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt omdat [eiseres] geen betaalbewijzen heeft overgelegd. De rechtbank gaat aan deze betwisting voorbij omdat uit de door [eiseres] overgelegde facturen blijkt dat [eiseres] een schuld heeft gekregen bij haar leveranciers. Daarmee is de schade vast komen te staan.
Geen schadevergoeding voor vaststellen schade
3.30.
Nadat [gedaagde] rond 12 september 2022 gestopt was met de uitvoering van zijn werkzaamheden, heeft Peters Projecten een nulmeting uitgevoerd en daarbij de hulp ingeschakeld van Wiggers en Van der Linden. Volgens [eiseres] waren de totale kosten hiervan € 1.950,75. [eiseres] eist dat [gedaagde] deze kosten aan haar vergoedt. De rechtbank wijst dit af
3.31.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] verklaard dat Peters Projecten deze nulmeting heeft gedaan omdat Peters Projecten wilde weten waaraan ze zouden beginnen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat Peters Projecten deze nulmeting nodig had om te kunnen bepalen welke werkzaamheden nodig waren en of zij de resterende werkzaamheden zou willen uitvoeren. Daarmee heeft de nulmeting waarde gehad voor Peters Projecten; Peters Projecten heeft namelijk het werk uitgevoerd. De kosten voor de nulmeting zijn geen kosten om schade en aansprakelijkheid vast te stellen zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW.
Geen schadevergoeding voor teveel aan [gedaagde] betaald
3.32.
[eiseres] eist € 20.110,40 (subsidiair: € 18.484,40) aan schadevergoeding van [gedaagde] , omdat dit het bedrag is dat zij teveel aan [gedaagde] heeft betaald. Ondanks dat [gedaagde] deze schadepost niet betwist, wijst de rechtbank deze eis van [eiseres] af.
3.33.
[eiseres] legt aan haar eis namelijk ten grondslag dat uit de nulmeting (zie randnummer 3.30 van dit vonnis) volgt dat de waarde van de door [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden op 27 september 2022 € 185.277,- bedraagt (subsidiair: € 186.903,-). Omdat [eiseres] op dat moment € 205.387,40 heeft voldaan, zou zij teveel hebben betaald.
3.34.
De rechtbank wijst deze eis af omdat [eiseres] ook schadevergoeding eist voor de meerkosten die zij heeft moeten maken om de resterende werkzaamheden af te maken. In deze schadeberekening is uitgegaan van hetgeen [eiseres] aan [gedaagde] heeft betaald en op grond van de overeenkomst nog aan [gedaagde] zou moeten betalen. De gestelde onverschuldigde betaling is dus in dit schadebedrag opgenomen en dat bedrag heeft de rechtbank toegewezen.
Schadevergoeding voor tegels
3.35.
[eiseres] eist € 484,- aan schadevergoeding omdat zij [gedaagde] voor tegelwerk heeft betaald terwijl de tegels niet door hem zijn gelegd. Hierdoor heeft [eiseres] meer betaald dan nodig en is zij verarmd terwijl [gedaagde] meer heeft gekregen dan waar hij recht op heeft, waardoor hij ongerechtvaardigd is verrijkt (artikel 6:212 lid 1 BW). [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd dat hij de tegels niet heeft gelegd maar ze wel aan [eiseres] heeft geleverd. Ook heeft hij het benodigde grondwerk gedaan en een drain en tegelprofielen aangelegd. [eiseres] heeft dus alleen teveel betaald voor de tegels. Zij heeft de daarmee gepaarde schade niet onderbouwd. Daarom wijst de rechtbank deze eis af.
(ii-ii)Schade: ontstaan door niet deugdelijk uitgevoerde werkzaamheden
Schadevergoeding: herstel ontbreken watertoevoer
3.36.
[eiseres] eist € 4.164,95 aan schadevergoeding omdat [gedaagde] geen watertoevoer heeft aangelegd naar de kraan in de badkamer. De schade bestaat uit herstel van de waterleiding, herstel van de badkamervloer en verblijf in een hotel tijdens het herstel. De rechtbank wijst € 2.299,- toe; dit zijn de kosten voor de aanleg van de waterleiding.
3.37.
De kosten voor herstel van de badkamervloer en de kosten voor verblijf in een hotel worden afgewezen. [gedaagde] heeft namelijk betwist dat hij de vloer al had dichtgemaakt. Hierdoor was het niet nodig om de vloer opnieuw open te breken om de watertoevoer alsnog te kunnen aanleggen. Ook heeft [eiseres] niet duidelijk gemaakt waarom zij kosten heeft moeten maken voor verblijf in een hotel tijdens het herstel van de waterleiding.
Schadevergoeding: herstel doorboorde waterleiding
3.38.
[eiseres] eist € 2.189,80 omdat [gedaagde] een boorgat heeft gemaakt in de waterleiding van de douche waardoor er lekkage is ontstaan. Vanwege dit boorgat moet de waterleiding worden gerepareerd en de ontstane waterschade worden hersteld. [gedaagde] heeft het schadebedrag niet betwist. Hoewel het schadebedrag door [eiseres] is geschat, acht de rechtbank het geëiste bedrag niet onredelijk
Schadevergoeding: beschadiging vloer
3.39.
[eiseres] stelt dat kosten voor herstel van de beschadigde vloer € 15.320,25 inclusief btw bedraagt. Namelijk € 350,- inclusief btw voor herstel van de vloer en € 14.970,25 inclusief btw voor het aanbrengen van een nieuwe toplaag.
3.40.
Het valt de rechtbank op dat volgens de offerte van vloerenleverancier de kosten voor het aanbrengen van de nieuwe toplaag niet alleen zien op het herstel van de krassen in de vloer, maar mede zien op herstel van beschadigingen door vlekken op de vloer. [eiseres] verwijt [gedaagde] niet dat hij deze vlekken heeft veroorzaakt. Omdat [gedaagde] de kosten voor herstel niet betwist, moet de rechtbank als vaststaand aannemen dat [eiseres] het geëiste schadebedrag nodig heeft voor herstel van de krassen. De eis van [eiseres] wordt daarom toegewezen.
(ii-iii)De tekortkomingen kunnen [gedaagde] worden toegerekend
3.41.
[gedaagde] hoeft alleen maar schadevergoeding te betalen als de tekortkomingen, die tot de ontbinding hebben geleid, aan hem kunnen worden toegerekend (behoudens het genoten voordeel). Dit volgt uit artikel 6:277 lid 2 BW in samenhang met artikel 6:78 BW.
3.42.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de tekortkomingen hem niet kunnen worden toegerekend omdat er sprake is geweest van overmacht. [eiseres] wenste namelijk steeds nieuwe werkzaamheden zoals de aanleg van een badkamer, het maken van een hondendouche en een open haard. Kennelijk stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat hierdoor vertraging in de oplevering is ontstaan. De rechtbank volgt dit verweer niet. [gedaagde] maakt op geen enkele wijze duidelijk waarom deze extra werkzaamheden ertoe hebben geleid dat de overschrijding van de opleverdatum hem niet kan worden toegerekend.
3.43.
Tijdens de werkzaamheden is de vader van [gedaagde] plotseling overleden. De rechtbank heeft begrepen dat dit een ingrijpende gebeurtenis is geweest voor [gedaagde] . Ook heeft de rechtbank gelezen dat [eiseres] veel begrip heeft getoond voor het verdriet van [gedaagde] . Maar hoe verdrietig deze gebeurtenis ook is; het overlijden van de vader van [gedaagde] brengt niet met zich mee dat er daardoor een overmachtssituatie is ontstaan zoals [gedaagde] lijkt te stellen. Deze gebeurtenis behoort namelijk tot zijn (ondernemers)risico en dit risico kan niet worden afgewenteld op [eiseres] .
3.44.
Ook het standpunt van [gedaagde] dat de werkzaamheden vertraging hebben opgelopen omdat [eiseres] in afwachting was van vergunningen, wordt niet gevolgd. [gedaagde] heeft onvoldoende duidelijk gemaakt waarom hij hierdoor de afgesproken opleverdatum niet kon halen. Bovendien heeft [eiseres] dit punt weersproken door aan te geven dat [gedaagde] bekend was met het ontbreken van vergunningen voordat hij zijn offertes opmaakte. Ondanks deze bekendheid heeft [gedaagde] een oplevertermijn toegezegd. Bovendien heeft [gedaagde] op 23 februari 2022 [eiseres] via WhatsApp gemeld dat de werkzaamheden door konden gaan ondanks het ontbreken van vergunningen. [gedaagde] zou dan verder gaan met het dak en de bovenverdieping.
[gedaagde] heeft eigendommen beschadigd en moet dit vergoeden
3.45.
[eiseres] eist in deze procedure ook dat [gedaagde] in totaal € 15.439,11 aan schadevergoeding betaalt omdat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door eigendommen van [eiseres] te beschadigen en te ontvreemden. De rechtbank wijst hiervan € 3.252,36 toe. Dit wordt hierna toegelicht.
Dakpannen en nokvorsten
3.46.
[eiseres] eist dat [gedaagde] in totaal € 6.252,36 betaalt omdat [gedaagde] dakpannen en nokvorsten heeft ontvreemd en beschadigd heeft terug geleverd. Een deel van de schade bestaat uit een vergoeding die [eiseres] aan [gedaagde] heeft moeten betalen om de dakpannen, nokvorsten en zinken goten terug te krijgen. Het gaat hierbij om € 3.000,-. De rechtbank wijst dit af omdat [eiseres] dit bedrag vrijwillig aan [gedaagde] heeft betaald. Dit blijkt namelijk uit het e-mailbericht dat Wiggers op 18 oktober 2022 aan [gedaagde] zond. Hierin schrijft Wiggers dat hij de dakpannen en nokvorsten terug wil en dat hij bereid is daarvoor € 2.000,- te betalen. Voor het terug geven van de zinken goten wordt € 1.000,- betaald. Omdat [eiseres] dit bedrag vrijwillig aan [gedaagde] heeft betaald, is er geen sprake van een onrechtmatige daad.
3.47.
De rest van het geëiste bedrag (€ 3.252,36) wordt toegewezen omdat [gedaagde] , door de dakpannen en nokvorsten te beschadigen, onrechtmatig ten opzichte van [eiseres] heeft gehandeld.
Google Nest apparatuur
3.48.
De geëiste schadevergoeding van € 508,- wegens beschadiging van de Google Nest thermostaat en het ontvreemden van de Google Nest rookmelders wordt afgewezen. Volgens [gedaagde] had hij de Google Nest rookmelders per ongeluk meegenomen en heeft hij deze op 21 november 2022 teruggegeven. Weliswaar wordt de beschadiging van de Google Nest thermostaat niet betwist, maar [eiseres] heeft de omvang van de schade aan de Google Nest thermostaat niet onderbouwd.
Isolatiemateriaal
3.49.
[eiseres] eist dat [gedaagde] € 8.478,75 betaalt omdat [gedaagde] isolatiemateriaal van [eiseres] heeft ontvreemd. Deze eis wordt afgewezen. [gedaagde] betwist namelijk dat hij dit isolatiemateriaal heeft weggenomen. [eiseres] heeft de gestelde ontvreemding van het isolatiemateriaal vervolgens niet nader onderbouwd. Ook heeft zij de schade niet onderbouwd. Zij stelt bijvoorbeeld dat ze nieuw isolatiemateriaal heeft moeten aanschaffen, maar zij verstrekt geen facturen waaruit dit blijkt.
Teakhouten tafel
3.50.
Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] een teakhouten tafel van [eiseres] zonder toestemming weggenomen. De schade als gevolg van dit onrechtmatig handelen begroot [eiseres] op € 200,-. [gedaagde] heeft dit betwist door aan te geven dat het hier om een oude en kapotte teakhouten bank ging en hij deze daarom heeft afgevoerd. De rechtbank gaat ervan uit dat er sprake is van een verschrijving en dat [gedaagde] hier een tafel bedoelt.
3.51.
Gelet op de betwisting van [gedaagde] wijst de rechtbank de eis van [eiseres] af. Door [eiseres] is niet betwist dat het om een oude en kapotte tafel ging. Naar het oordeel van de rechtbank is het daarom niet onbegrijpelijk dat [gedaagde] deze tafel als afval heeft gezien en daarom heeft afgevoerd.
[gedaagde] moet buitengerechtelijke kosten en rente aan [eiseres] betalen
3.52.
[eiseres] eist dat [gedaagde] over de gevorderde schadeposten wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf 7 mei 2023 betaalt. Dit is de dag na het verstrijken van de betalingstermijn opgenomen in de sommatiebrief van [eiseres] van 21 april 2023. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen deze eis. De rechtbank zal de eis toewijzen zoals in de beslissing van dit vonnis is weergegeven.
3.53.
[eiseres] heeft gesteld buitengerechtelijke kosten te hebben gemaakt en heeft vergoeding daarvan gevorderd. Zij eist daarom € 2.153,03, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voldaan dient te worden aan het vereiste dat alleen kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. [eiseres] heeft uitgelegd dat zij incassowerkzaamheden heeft verricht. Dit is door [gedaagde] niet betwist. De rechtbank zal de eis toewijzen zoals in de beslissing van dit vonnis is weergegeven.
[eiseres] hoeft de facturen van [gedaagde] niet te betalen
3.54.
[gedaagde] eist dat [eiseres] € 77.863,- betaalt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 november 2022. De rechtbank wijst deze eis af.
3.55.
In randnummer 3.18 van dit vonnis is uitgelegd dat [gedaagde] geen recht heeft op een vergoeding van de extra materiaalkosten. [eiseres] hoeft daarom de factuur van 26 september 2022 van € 35.664,75 voor extra materiaalkosten niet te betalen.
3.56.
Ook hoeft [eiseres] de eindafrekening van 20 oktober 2022 van € 45.198,25 niet te betalen. In alinea III van dit vonnis is uitgelegd dat [eiseres] de overeenkomst op 17 maart 2023 heeft ontbonden. Door deze ontbinding zijn partijen vanaf 17 maart 2023 bevrijd van de verplichtingen uit de overeenkomst. In randnummer 3.27 e.v. van dit vonnis is uitgelegd dat [eiseres] nog € 63.354,60 aan [gedaagde] moest betalen; dit was het onbetaalde deel van de overeengekomen aanneemsom van € 268.742,-. [eiseres] heeft het onbetaalde deel verrekend met de kosten die zij heeft moeten maken om de werkzaamheden af te ronden. Het restant heeft zij als schade van [gedaagde] geëist. [eiseres] heeft daarmee aan alle betalingsverplichtingen uit de overeenkomst voldaan.
Proceskosten in conventie en reconventie
3.57.
[gedaagde] krijgt grotendeels ongelijk in conventie en wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. Dit betekent dat hij zijn eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten van [eiseres] aan haar moet betalen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten in conventie aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
2.277,-
- salaris advocaat
3.858,-
(2 punten × tarief V € 1.929,-)
Totaal
6.135,-
3.58.
[gedaagde] krijgt ook geen gelijk in reconventie en wordt ook daarom in de proceskosten veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten in reconventie aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- salaris advocaat
1.214,-
(2 punten x ½tarief IV € 1.214,-)
Totaal
1.214,-
3.59.
Tot de proceskosten behoren ook de nakosten (kosten die na het vonnis zijn ontstaan). Die kosten worden vastgesteld op € 278,-. Als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna aan [gedaagde] moet worden betekend, dan moet [gedaagde] € 92,- extra betalen en de kosten van de betekening.

4.De beslissing

De rechtbank
In conventie
4.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] op 17 maart 2023 gedeeltelijk is ontbonden, namelijk voor de werkzaamheden die vanaf 22 september 2022 nog moesten worden uitgevoerd,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 91.705,49, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, vanaf 7 mei 2023, tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 2.153,03, aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, vanaf de dag van de dagvaarding, tot de dag van volledige betaling,
In reconventie
4.4.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
In conventie en reconventie
4.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 7.627,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe en als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 92,- extra betalen, plus de kosten van betekening.
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de veroordeling onder 4.2, 4.3 en 4.5,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Meer en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.