In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen, omdat zij van mening is dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 24 april 2023. Dit bezwaar was gericht tegen een besluit van 7 mei 2021, waarin een compensatiebedrag van € 30.000,- was toegekend op basis van de Catshuisregeling. Eiseres ontving op 13 februari 2023 een definitieve beslissing over haar kinderopvangtoeslag, waaruit bleek dat zij recht had op een bedrag van € 44.727,-. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen beide besluiten, maar het beroep richt zich specifiek op het niet tijdig beslissen op het bezwaar van 24 april 2023.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht. De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is, omdat eiseres geen procesbelang heeft. Procesbelang houdt in dat er een reëel en actueel belang moet zijn bij de uitkomst van de procedure. De rechtbank stelt vast dat er geen onzekerheid bestaat over de uitkomst van de zaak, aangezien eiseres al een compensatiebedrag heeft ontvangen.
De rechtbank concludeert dat eiseres geen rechtens relevant belang heeft bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het betaalde griffierecht wordt ook niet vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer op 29 maart 2024, en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.