ECLI:NL:RBMNE:2024:2101

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
UTR 23/4428
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op bezwaar tegen compensatie kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen, omdat zij van mening is dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 14 april 2023. Dit bezwaar was gericht tegen de lichte toets compensatie kinderopvangtoeslag. Verweerder heeft op 21 december 2023 een besluit genomen op het bezwaar, maar eiseres stelt dat dit besluit te laat is genomen. De rechtbank heeft op 29 maart 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank overweegt dat eiseres inmiddels een compensatiebedrag van € 30.000,- heeft ontvangen op basis van de Catshuisregeling, waardoor er geen procesbelang meer bestaat bij het beroep tegen het niet-tijdig beslissen. Eiseres heeft geen relevante beroepsgronden ingediend tegen het besluit van verweerder, en de rechtbank concludeert dat er geen rechtens relevant belang is bij het beroep. Hierdoor komt eiseres ook niet in aanmerking voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht. De rechtbank heeft besloten partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier M.E.C. Bakker.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4428

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.(gemachtigde: T. Brand).

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 14 april 2023 tegen de lichte toets compensatie kinderopvangtoeslag. Verweerder heeft vervolgens op 21 december 2023 een besluit op het bezwaar genomen.
Op 18 oktober 2023 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft op 18 januari 2024 een reactie gegeven op het verweerschrift.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
Verweerder heeft aan eiseres in zijn besluit van 16 oktober 2021 een bedrag van € 30.000,- toegekend op grond van de Catshuisregeling (de lichte toets). Zij heeft hiertegen op 14 april 2023 bezwaar gemaakt. Omdat verweerder niet op tijd op het bezwaar heeft beslist, heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift.
Verweerder heeft, zo blijkt uit de brief van eiseres van 18 januari 2024, inmiddels op het bezwaar beslist. Eiseres richt geen beroepsgronden tegen dat besluit, maar verzoekt de rechtbank vast te stellen dat het besluit te laat is genomen en verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank oordeelt dat verweerder aan eiseres geen proceskosten hoeft te vergoeden, omdat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van procesbelang.
Procesbelang is het belang dat bestaat bij de uitkomst van de procedure, dus wat de rechtzoekende concreet met het beroep wil of kan bereiken. Dit gaat niet om de vraag of de rechtzoekende gelijk heeft. Het gaat erom dat de rechtzoekende een reëel en actueel belang heeft bij het gelijk, als hij/zij dat in de beroepsprocedure zou krijgen. De vraag of er procesbelang is, wordt daarom beantwoord naar de stand van zaken op het moment van het beoordelen van het beroep. De bestuursrechter doet geen uitspraken uitsluitend vanwege de principiële betekenis ervan. [1]
6. Eiseres heeft in het besluit van 16 oktober in het kader van de Catshuisregeling het compensatiebedrag van € 30.000,- ontvangen. Op grond van deze regeling kan niet meer compensatie worden verkregen. Het is de rechtbank daarom niet duidelijk waarom eiser op 14 april 2023 alsnog tegen dit besluit bezwaar heeft gemaakt. De reden hiervan moet worden gevonden in de bezwaargronden. Hierin staat het volgende vermeld:
‘Belanghebbende acht deze beschikking in strijd met de betreffende en hieraan ten grondslag gelegde wettelijke bepalingen, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de overige ter zake geldende bepalingen. Belanghebbende is tevens van mening dat de beschikking berust op een onjuiste feitelijke grondslag.’
7. Nu eiseres het compensatiebedrag heeft verkregen, kan de rechtbank de gemachtigde van eiseres in de bezwaargronden niet volgen. De gemachtigde van eiseres heeft om dwangsommen verzocht, maar kan daar gelet op het vorenstaande geen aanspraak op maken. [2] Eiseres heeft ook geen rechtens relevant belang bij het beroep tegen het tijdig nemen van een besluit, omdat over de uitkomst van de zaak geen onzekerheid bestaat en daarom is het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk.
8. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, komt eiseres niet in aanmerking voor een vergoeding van de proceskosten. Zij krijgt evenmin het door haar betaalde griffierecht vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Dit volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 augustus 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU1396.
2.Artikel 4:17, zesde lid, aanhef en onder c, van de Awb.