ECLI:NL:RBMNE:2024:2087

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
UTR 23/5111
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 26 maart 2024, wordt het beroep van eiser behandeld dat op 17 oktober 2023 is ingediend. Eiser had verzocht om informatie op basis van de Wet open overheid (Woo), maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht heeft niet tijdig op dit verzoek beslist. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden. Eiser had zijn verzoek op 5 augustus 2023 ingediend, en na een opschorting van de beslistermijn door verweerder, had er uiterlijk op 6 oktober 2023 een beslissing moeten zijn genomen. Eiser heeft verweerder op 26 september 2023 ingebreke gesteld, wat door de rechtbank als niet prematuur wordt beschouwd. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling terecht is gedaan, omdat het ontbreken van een e-mailadres in het Woo-verzoek geen geldige reden is voor het opschorten van de beslistermijn. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder. Tevens wordt verweerder opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Daarnaast wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt en hoeft geen griffierecht te betalen, waardoor verweerder dit ook niet hoeft te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5111

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

(gemachtigde: mr. S.N. Ros)

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser van 17 oktober 2023 omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).

Overwegingen

1. De rechtbank stelt eiser vrij van betaling van het griffierecht.
2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
3. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een verzoek of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn verzoek of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4. Eiser heeft zijn verzoek ingediend op 5 augustus 2023, deze is door verweerder ontvangen 11 augustus 2023. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op het verzoek. Dat staat in artikel 4.4, eerste lid, van de Woo. Op 14 augustus 2023 heeft verweerder de behandeltermijn met twee weken opgeschort wegens het ontbreken van vermelding van het e-mailadres van eiser in het Woo-verzoek en ook de beslistermijn verdaagd met twee weken op grond van artikel 4.4, tweede lid, van de Woo. Verweerder had naar eigen zeggen uiterlijk op 6 oktober 2023 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. Eiser heeft op 17 oktober 2023 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek. Dit deed hij nadat hij verweerder op 26 september ingebreke had gesteld. Het is dus de vraag of deze ingebrekestelling prematuur is of niet. Eiser stelt van niet, want hij zegt dat de opschorting wegens het ontbreken van een e-mailadres onrechtmatig is. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend en zich hier niet over uit gelaten.
5. De rechtbank stelt vast dat in artikel 4.4 van de Woo is beschreven in welke gevallen de beslistermijn kan worden verdaagd. Het ontbreken van een e-mailadres is daar niet genoemd. Aldus komt de rechtbank uit op een uiterste beslistermijn van 22 september 2023. De ingebrekestelling is daarmee niet prematuur en het beroep is ontvankelijk en gegrond.
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, eerste lid 1, van de Awb).
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
7. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
8. Er zijn door eiser geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden.
9. Nu eiser geen griffierecht heeft betaald, hoeft verweerder dit niet op grond van artikel 8:74 van de Awb te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid
deze uitspraak te ondertekenen.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.