Overwegingen
Beginselplicht tot handhaving
2. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om handhavend op te treden, in de regel van die bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dat niet te doen. Dit kan zich voordoen, indien concreet zicht op legalisering bestaat. Ook kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Is er sprake van een overtreding?
3. Eisers zijn eigenaren van de op het recreatieterrein [naam] gelegen recreatiewoning. Op dit perceel rust op grond van het bestemmingsplan Recreatieterrein [naam] 2021 (het bestemmingsplan) de bestemming Recreatie – Verblijfsrecreatie. De voor Recreatie – Verblijfsrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor verblijfsrecreatie in de vorm van recreatief (nacht)verblijf in recreatiewoningen.Deze gronden mogen niet worden gebruikt voor het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning.Onder permanente bewoning wordt verstaan bewoning van een verblijf als hoofdverblijf.Onder recreatiewoning wordt verstaan een gebouw dat dient als recreatief verblijf, waarvan de gebruikers hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben.
4. Tussen partijen is in geschil of er sprake is van een overtreding. Eisers betwisten dat zij hun hoofdverblijf in de recreatiewoning hadden, zodat geen sprake is van een overtreding. Het college stelt zich op het standpunt dat dit wel het geval is geweest.
5. Uit rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling)volgt dat het op de weg van het tot handhaving bevoegde bestuursorgaan ligt om de voor het vermoeden dat een recreatiewoning in strijd met het bestemmingsplan permanent wordt bewoond vereiste feiten vast te stellen. Het is vervolgens aan de aangeschrevene om dit vermoeden, indien daartoe aanleiding bestaat, te ontkrachten. Bij het ontbreken daarvan dient de rechter in beginsel van de juistheid van het vermoeden uit te gaan. Indien de betrokkene blijkens de Basisregistratie Personen (BRP), op een ander adres dan de recreatiewoning is ingeschreven, is het aan het tot handhaving bevoegde bestuursorgaan om aannemelijk te maken dat de betrokkene niettemin hoofdverblijf in de recreatiewoning heeft.
Heeft het college zijn vermoeden dat eisers hun hoofdverblijf in de recreatiewoning hadden met feiten vastgesteld?
6. Eisers hebben op de zitting bevestigd dat de personenauto Audi Q5, [kenteken] , op naam van [eiser] staat en de personenauto Mitsubishi, [kenteken] , op naam van [eiseres] . In de periode van 16 januari 2020 tot en met 8 november 2022 hebben toezichthouders van de gemeente [plaats] vijftien controles bij de recreatiewoning uitgevoerd waarbij zij het volgende hebben waargenomen:
- Op 16 januari 2020 om 09.14 uur: op de oprit van de recreatiewoning staat een personenauto, Audi Q5, [kenteken] , geparkeerd.
- Op 20 januari 2020 om 09.00 uur: op de oprit staan twee personenauto’s Mitsubishi, [kenteken] , en genoemde Audi geparkeerd. De gordijnen op de begane grond zijn geopend. Binnen brandt een plafondlamp.
- Op 14 januari 2021 om 08.20 uur: er is geen inkijk mogelijk omdat de ramen zijn geblindeerd. Op de oprit staat genoemde Audi, geheel berijpt, geparkeerd.
- Op 23 maart 2021 om 08.52 uur: op de oprit staat genoemde Audi geparkeerd. De gordijnen van de woonkamer zijn open. Er brandt licht binnen. Aan de eettafel zit een persoon de krant te lezen.
- Op 3 juni 2021 om 08.46 uur: alle ramen zijn geblindeerd. Op de oprit staat genoemde Audi geparkeerd, geheel berijpt.
- Op 18 januari 2022 om 09.09 uur: op de oprit staan genoemde Audi en Mitsubishi geparkeerd. De gordijnen op de begane grond zijn open. Er brandt licht in de woonkamer.
- Op 17 februari 2022 om 07.30 uur: op de oprit staan genoemde Audi en Mitsubishi geparkeerd. De gordijnen op de begane grond zijn open en er brandt binnen volop licht.
- Op 3 maart 2022 om 07.40 uur: op de oprit staan genoemde Audi en Mitsubishi geparkeerd.
- Op 17 maart 2022 om 06.48 uur: op de oprit staan genoemde Audi en Mitsubishi geparkeerd. De gordijnen op de begane grond zijn open. Er brandt volop licht binnen. Rond 07.15 uur ziet de toezichthouder een oudere man aan komen fietsen richting de recreatiewoning. De man zwaait ter begroeting. De toezichthouder herkent de man als dhr. [eiser] . De toezichthouder is van eerdere controles bekend dat dhr. [eiser] in de ochtend zijn krant ophaalt bij de postbussen aan het begin van het park.
- Op 31 maart 2022 om 07.55 uur: genoemde Audi en Mitsubishi staan op de oprit geparkeerd, bedekt met een laagje sneeuw dat die nacht is gevallen. Onder beide auto’s is het droog.
- Op 19 april 2022 om 07.20 uur: genoemde Audi en Mitsubishi staan op de oprit geparkeerd. De gordijnen op de begane grond zijn open. Binnen brandt volop licht. Aan de eettafel zit een oudere man een krant te lezen.
- Op 18 mei 2022 om 07.35 uur: genoemde Audi en Mitsubishi staan op de oprit geparkeerd. De gordijnen op de begane grond zijn open. Binnen brandt licht.
- Op 15 juni 2022 om 07.55 uur: genoemde Audi en Mitsubishi staan op de oprit geparkeerd. Er brandt binnen licht.
- Op 27 september 2022 om 08.10 uur: de Mitsubishi staat op de oprit geparkeerd. Er staat ook een Hyundai, [kenteken] , geparkeerd. De grond onder auto’s is droog. De rest van de oprit is nat van de regen. Om 08.45 uur ziet de toezichthouder de Mitsubishi van het park afrijden.
- Op 8 november 2022 om 07.00 uur: de Mitsubishi staat op de oprit geparkeerd. Er staat nog een auto geparkeerd, het kenteken is niet te zien. De gordijnen van de woonkamer zijn gesloten, binnen brandt licht en staat de televisie aan. Er zit een man tv te kijken.
7. Eisers stonden ten tijde van de besluitvorming in de BRP ingeschreven op het adres [adres] in [plaats] . Op 8 november 2022 om 07.25 uur heeft een toezichthouder van de gemeente [plaats] een controle uitgevoerd op dat adres. Geen van de genoemde voertuigen van eisers die regelmatig bij de recreatiewoning stonden geparkeerd, wordt er waargenomen. De brievenbus was leeg. Bij aanbellen volgde er geen reactie. De toezichthouder zag binnen geen licht branden of aangaan in het appartement.
8. Verder wijst het college op een overzicht van Vitens van het waterverbruik op het adres [adres] in [plaats] , waaruit het volgende blijkt. Op 11 april 2020 is sprake van een jaarverbruik van 2 m³, op 12 april 2021 een jaarverbruik van 2 m³, op 9 april 2022 een jaarverbruik van 2 m³ en op 31 maart 2023 een jaarverbruik van 25 m³. Het gemiddelde verbruik voor een tweepersoonshuishouden is 100 m³ per jaar, aldus Vitens.
9. De rechtbank is van oordeel dat het college zijn vermoeden dat eisers ten tijde van de besluitvorming hun hoofdverblijf in de recreatiewoning hadden voldoende met feiten heeft vastgesteld. Daarbij betrekt de rechtbank dat over de periode van 16 januari 2020 tot en met 8 november 2022 vijftien keer een auto of beide auto’s van eiser(s) op de oprit van recreatiewoning geparkeerd stond(en). De controles hebben ’s ochtends op doordeweekse dagen plaatsgevonden. De rechtbank ziet de aanwezigheid van de voertuigen van eisers in de ochtend op doordeweekse dagen over genoemde periode als een sterke aanwijzing dat eisers op die momenten in de recreatiewoning verbleven.Daarbij maakte de recreatiewoning bij diverse controles ook een bewoonde indruk. Er brandde licht in de woning en er werden personen in de woning waargenomen. Verder heeft een toezichthouder dhr. [eiser] (eiser) in de nabijheid van de woning zien fietsen in de richting van de recreatiewoning. De bevindingen bij de woning aan de [adres] en het lage waterverbruik van die woning maken niet aannemelijk dat eisers hun hoofdverblijf destijds op het adres [adres] hadden, zoals eisers bepleiten. De waarnemingen tijdens de controles bij de recreatiewoning en de [adres] , en het lage waterverbruik van de woning aan de [adres] , maken in samenhang bezien het vermoeden voldoende aannemelijk dat er sprake is van permanente bewoning van de recreatiewoning.
Hebben eisers het vermoeden dat eisers hun hoofdverblijf in de recreatiewoning hadden ontkracht?
10. Om het lage waterverbruik van de woning aan de [adres] uit te leggen, voeren eisers aan dat ze tijdens de coronapandemie veel elders (buiten de [adres] ) in quarantaine hebben verbleven, ook in de recreatiewoning. Verder stellen eisers dat zij vaak niet thuis waren op dit adres omdat zij regelmatig bij hun zoon op de boerderij aan het werk waren en [eiseres] (eiseres) elders […] verrichte. Verder zijn eisers naar het buitenland op vakantie geweest. Eisers voeren ook aan dat ze op dagen dat er geen controles bij de recreatiewoning waren, zij niet in de recreatiewoning verbleven.
11. De rechtbank is van oordeel dat eisers hiermee het vermoeden dat zij hun hoofdverblijf in de recreatiewoning hadden, niet hebben ontkracht. Eisers hebben niet met stukken aangetoond dat zij er niet hun hoofdverblijf hadden, bijvoorbeeld met slagboomgegevens van het recreatieterrein of gegevens over het waterverbruik van de recreatiewoning. Eisers hebben ook niet aannemelijk gemaakt dat zij hun hoofdverblijf op het adres [adres] hadden, gelet op het lage waterverbruik van die woning. Dit lage waterverbruik kwam volgens eisers omdat zij veel elders verbleven. Dit standpunt wordt door eisers pas voor het eerst op de zitting ingenomen en wordt niet onderbouwd met gegevens of verklaringen van buren.
12. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een overtreding: het in strijd met het bestemmingsplan gebruiken van de recreatiewoning voor niet-recreatief gebruik. Eisers hebben geen bijzondere omstandigheden aangevoerd waarom van handhaving zou moeten worden afgezien.