ECLI:NL:RBMNE:2024:2077

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
C/16/532064 / FO RK 21-1333
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen vader en minderjarige in het belang van de minderjarige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 15 maart 2024, is een verzoek van de vader om een zorgregeling met zijn minderjarige dochter besproken. De minderjarige, geboren in 2009, is onder toezicht gesteld van de Stichting Samen Veilig Midden-Nederland. De rechtbank heeft eerder beschikkingen gegeven over de zorgregeling en de ondertoezichtstelling. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 maart 2024 waren zowel de vader als de moeder, met hun advocaten, aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling. De rechtbank heeft de minderjarige gevraagd naar haar mening over het verzoek van de vader. De rechtbank oordeelde dat het verzoek van de vader om een zorgregeling in strijd is met de zwaarwegende belangen van de minderjarige, die al geruime tijd geen contact met haar vader heeft. De rechtbank benadrukt dat het in het belang van de minderjarige is om rust te ervaren en dat haar ouders de verantwoordelijkheid moeten nemen om de situatie te verbeteren. De vader heeft aangegeven dat zijn prioriteit niet ligt bij contactherstel, wat door de rechtbank als positief wordt gezien. De rechtbank heeft besloten dat er voorlopig geen contact tussen de vader en de minderjarige hoeft te zijn, en zal de minderjarige hierover informeren middels een brief. De beslissing is mondeling gegeven door de kinderrechter en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/532064 / FO RK 21-1333
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tijdens de zitting van 15 maart 2024
in de zaak van:
[vader],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. N. Schuerman,
tegen
[moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. C.S. Winter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek gaat over het minderjarige kind van partijen: [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] .
1.2.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over haar nemen.
1.3.
Bij beschikking van 29 september 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Stichting Samen Veilig Midden-Nederland (hierna de GI), voor de duur van zes maanden, dus tot 29 maart 2024. De beslissing op het overige deel van het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna de Raad) is bij deze beschikking aangehouden. Bij beschikking van 15 maart 2024 heeft de kinderrechter besloten om het aangehouden deel van het verzoek van de Raad toe te wijzen. Dit betekent dat [minderjarige] onder toezicht is gesteld van de GI tot 29 september 2024 (zaaknummer C/16/558792 / JE RK 23-1118).
1.4.
De rechtbank heeft in deze zaak eerder beschikkingen gegeven op 7 maart 2022, 20 oktober 2022 en 29 september 2023. Bij beschikking van 29 september 2023 heeft de rechtbank een beslissing genomen over de informatieregeling en de beslissing op het verzoek van de vader om een zorgregeling vast te leggen uitgesteld in afwachting van het verloop van de ondertoezichtstelling.
1.5.
Het verzoek over de zorgregeling is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 15 maart 2024. Daarbij waren aanwezig: de vader met zijn advocaat, de moeder met haar advocaat, mevrouw [A] en mevrouw [B] namens de Raad en mevrouw [C] namens de GI.
1.6.
De rechter heeft aan [minderjarige] , de dochter van de ouders, gevraagd wat zij van het verzoek vindt. [minderjarige] heeft op 15 maart 2024 met de rechter gesproken.
1.7.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechter mondeling uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden waarop deze is gebaseerd zijn hieronder weergegeven.

2.De beslissing

De rechtbank:
2.1.
wijst het verzoek van de vader ten aanzien van het vaststellen van een zorgregeling tussen hem en
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats], af.

3.De gronden van de beslissing

3.1.
De rechtbank legt aan deze beslissing de volgende overwegingen ten grondslag.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat het vaststellen van een zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] in strijd is met haar zwaarwegende belangen. De beslissing op het verzoek van de vader ten aanzien van de zorgregeling is inmiddels meerdere keren aangehouden en de situatie tussen [minderjarige] en de vader is tot op heden nog onvoldoende veranderd. [minderjarige] heeft al geruime tijd geen contact met haar vader. De rechtbank snapt heel goed dat de vader dit heel graag anders ziet dat hij zijn dochter ontzettend mist. Het is in beginsel in het belang van kinderen om contact met hun beide ouders te hebben. In dit geval laat de draagkracht van [minderjarige] contact (voorlopig) echter niet toe. De rechtbank constateert na het gesprek dat de rechter met [minderjarige] heeft gevoerd en wat [minderjarige] aan hulpverleners heeft verteld, dat [minderjarige] nog altijd een sterke weerstand ervaart tegenover het contact met haar vader én dat zij veel druk ervaart door de juridische procedures die lopen over (mogelijk) contact met haar vader. Verder gaat het op dit moment ook niet goed gaat met [minderjarige] . De stress van de gehele situatie leidt nog altijd tot lichamelijke en geestelijke klachten. Op 1 februari 2024 is zelfs de crisisdienst van Altrecht betrokken geweest nadat [minderjarige] suïcidale uitspraken had gedaan.
3.3.
Gelet op het voorgaande constateert de rechtbank dat [minderjarige] nog altijd niet de ruimte heeft voor contactherstel met haar vader. En hoewel de rechtbank dit heel verdrietig vindt voor zowel [minderjarige] zelf als voor de vader, vindt zij het – zoals zij in haar beschikking van 29 september 2023 ook al oordeelde – niet in het belang van [minderjarige] om haar te verplichten om het contact met haar vader te herstellen. Het is noodzakelijk dat [minderjarige] rust kan gaan ervaren én kan gaan ervaren dat haar ouders de verantwoordelijkheid nemen en aan de slag gaan met het verbeteren van de situatie. De rechtbank hoopt dat het beide ouders de komende periode – met behulp van de gezinsvoogd – zal lukken om ervoor te zorgen dat [minderjarige] rust gaat ervaren, zodat [minderjarige] in de toekomst de ruimte kan gaan ervaren om na te denken over haar vader en om zich open te stellen voor het contact met haar vader.
3.4.
De rechtbank merkt hierover tot slot op dat zij het heel knap vindt van de vader dat hij op de zitting nogmaals – net als op de zitting van 29 september 2023 – heeft gezegd dat zijn prioriteit niet ligt bij het contactherstel en dat hij [minderjarige] rust wil geven. Een tekenend voorbeeld daarvan is dat de vader ervoor kiest om de dwangsom die de rechtbank aan de informatieregeling heeft verbonden, niet te verbeuren. Hij wil namelijk niet dat [minderjarige] daar (financieel gezien) de dupe van wordt. Dit vindt de rechtbank een groot compliment waard.
Brief aan [minderjarige]
3.5.
De rechtbank zal, als reactie op het gesprek met [minderjarige] , aan [minderjarige] een brief sturen met daarin – voor zover hier van belang – de volgende tekst:
Beste [minderjarige] ,
Een paar weken geleden spraken wij elkaar bij de rechtbank. We hebben het toen gehad over de ondertoezichtstelling. Waarschijnlijk heb je van je moeder gehoord dat ik heb beslist dat de ondertoezichtstelling ook de komende zes maanden blijft. En ik denk dat je van je moeder ook hebt gehoord dat ik meteen een beslissing heb genomen over het contact met je vader. En dat mijn beslissing is dat jij voorlopig geen contact met je vader hoeft te hebben. Omdat jij daar zelf hele duidelijke gedachten over hebt vind ik het belangrijk om jou zelf te laten weten waarom ik deze beslissingen heb genomen.
De ondertoezichtstelling vind ik nog nodig omdat het nog niet zo goed met jou gaat als iedereen zou willen. Dat vind je zelf ook, maar jij bent moe van al het praten daarover met iedereen. Dat begrijp ik en ik heb er ook over nagedacht of het niet nog ingewikkelder voor jou is met een ondertoezichtstelling erbij. Maar ik vind toch van niet. De reden is vooral dat jouw ouders de komende tijd aan de slag zullen moeten en ook zullen gaan, zo hebben ze mij tijdens de zitting verteld. Zij zijn jouw ouders en kunnen jou helpen om jouw leven wat gemakkelijker te maken. Ik vind het belangrijk dat de gezinsvoogd de regie houdt over die hulp en ook blijft bekijken wat jij nodig hebt. Als het goed is heb je van de ondertoezichtstelling dus niet veel ‘last’. De bedoeling is juist dat die jou zal helpen, al zal dat natuurlijk tijd kosten.
Over de omgang wil ik je het volgende vertellen. Ik heb al eerder gezegd dat ik mij zorgen maak omdat jij je vader al zo lang niet ziet, en jij een heel negatief beeld van hem hebt. Maar ik zie ook dat jij nu echt rust nodig hebt. Jij moet overeind blijven en dat kost je steeds meer moeite. Jouw vader ziet dat ook en ook hij wil – ook al voel jij dat misschien anders – maar één ding en dat is dat het goed met jou gaat. Op de zitting heeft hij verteld dat hij helemaal geen druk wil leggen op contact met jou. Maar hij is ook bang dat jij misschien denkt dat hij jóu niet wil zien als hij geen verzoek meer doet om contact met jou te krijgen. Kortom, hij weet niet waar hij goed aan doet. Dat begrijp ik ook wel. Daarom heb ik nu de knoop doorgehakt en de beslissing genomen dat er dus geen contact hoeft te zijn. Dat betekent dat er nu geen juridische procedure meer is tussen jouw ouders over jou. Ik hoop heel erg dat dit jou de rust geeft die je al zo lang zoekt.
Betekent dit nu dat ik vind dat je je vader niet mág zien, of dat ik vind dat je je vader nooit meer hoeft te zien? Nee. Maar dat weet je denk ik wel. Alleen nu zit het er niet in, is mijn conclusie.
Ik wens je veel succes met je leven in je nieuwe omgeving!
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2024 door mr. T. Dopheide, (kinder)rechter, in aanwezigheid van mr. H.I.E. Mutsaerts, griffier, waarvan dit proces-verbaal is opgemaakt. Dit proces-verbaal is verzonden op 5 april 2024.
Tegen deze beslissing kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep
worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.