ECLI:NL:RBMNE:2024:2076

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
16.336641.21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging met ernstige gevolgen voor het slachtoffer

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 april 2024 uitspraak gedaan in een zaak van openlijke geweldpleging. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], werd beschuldigd van het plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer] op 21 juni 2021 in De Bilt. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 19 maart 2024, waar de officier van justitie, mr. N. Schapendonk, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.P.W. Nijboer en mr. P. van der Geest, hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, wat leidde tot ernstige verwondingen, waaronder een fractuur in de oogkas/schedel van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat het openlijk geweld wettig en overtuigend bewezen kon worden, ondanks de verdediging die stelde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte de aangever daadwerkelijk had geraakt. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 135 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht. Daarnaast werd de benadeelde partij, [slachtoffer], gedeeltelijk in zijn vordering tot schadevergoeding toegewezen, met een totaalbedrag van 25.562,42 euro, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.336641.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 april 2024
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 maart 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schapendonk en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.P.W. Nijboer, advocaat te Utrecht naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen mr. P. van der Geest, advocaat te Utrecht, namens benadeelde partij [slachtoffer] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 21 juni 2021 te De Bilt openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat de rechtbank de zaak inhoudelijk kan behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste feit gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, gelet op de camerabeelden en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de aangever daadwerkelijk heeft geraakt. De eerste slaande beweging was volgens de raadsman een zelfstandige actie en maakte nog geen deel uit van geweld dat in vereniging plaatsvond, de tweede slaande beweging vond wel plaats in een schermutseling met meerdere personen. De raadsman stelt dat de geweldhandelingen die daarna hebben plaatsgevonden (na de verplaatsing van het incident) niet kunnen worden gezien als openlijk geweld waaraan verdachte op dat moment nog enige - opzettelijke - deelname heeft. De raadsman stelt daarom dat verdachte moet worden vrijgesproken van het geven van knietjes tegen het gezicht/hoofd van de aangever.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 19 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb drie of vier keer uitgehaald.
Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 6 juli 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [2]
Op 21 juni 2021 ging ik naar [horecagelegenheid] in De Bilt. Ik heb klappen van meerdere personen gekregen. Ik kan me daarvan helemaal niets meer herinneren. Ik heb daar veel letsel aan overgehouden, onder andere botbreuken, en heb operaties moeten ondergaan.
Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het uitkijken van de camerabeelden d.d. 18 augustus 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [3]
Ik zie dat één van de meisjes hem een kleine duw geeft, hierna genoemd verdachte 1 (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ). Ik zie dat verdachte 3 (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) op het slachtoffer afstormt en hem een harde klap in het gezicht geeft. Verdachte 2 (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ) bemoeit zich ook met de situatie en duwt het slachtoffer weg. Verdachte 2 geeft het slachtoffer een vuistslag op zijn rug. Terwijl het slachtoffer op probeert te staan, wordt hij geschopt door verdachte 1 tegen zijn been. Ik zie dat verdachte 1 hem daarna met haar rechterbeen tegen de voorkant van zijn lichaam ter hoogte van zijn schaamstreek schopt. Ik zie dat verdachte 1 het slachtoffer nogmaals een schop tegen de achterzijde van zijn lichaam geeft. Vervolgens zie ik dat er geduwd en getrokken wordt. Op een gegeven moment wordt het slachtoffer door jongens uit de groep getrokken. Twee jongens volgen het slachtoffer, verdachte 4 (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3] ) en verdachte 5 (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 4] ). Ik zie dat verdachte 4 hard uithaalt met zijn rechtervuist richting het hoofd van het slachtoffer en het hoofd raakt. Daarna geeft verdachte 4 nogmaals een harde vuistslag tegen het hoofd van het slachtoffer. Ik zie dat het slachtoffer met zijn rug tegen de muur staat en zich op zijn hurken laat zakken. Vervolgens zie ik dat verdachte 4 met snelheid terugkomt en met zijn been hard uithaalt richting het hoofd van het slachtoffer. Op het moment dat verdachte 4 wordt weggeduwd geeft verdachte 5 een harde vuistslag in het gezicht van het slachtoffer.
4.3.2.
Bewijsoverweging
Openlijke geweldpleging
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de openlijke geweldpleging wettig en overtuigend kan worden bewezen. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte geweld gebruikt tegen het slachtoffer. Te zien is dat de eerste klap van verdachte in het gezicht van slachtoffer raak was, dit is onder andere te zien doordat het hoofd van slachtoffer achterover slaat na de klap in het gezicht.
Naar oordeel van de rechtbank is sprake van één geweldsuitbarsting die voortduurt en niet - zoals de raadvrouw heeft betoogd - van twee losse momenten. De tijd en afstand die tussen de verschillende geweldshandelingen zit, is naar oordeel van de rechtbank namelijk dusdanig gering dat er niet kan worden gesproken van losse momenten. Bovendien heeft het geweld nog steeds dezelfde aanleiding en is op de beelden juist een verschuiving van de hele groep te zien. Dat de groep in een andere samenstelling het geweld voortzet maakt niet dat dit als een nieuw (begonnen) gevecht moet worden gezien waar anderen geen aandeel (meer) in hadden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte en zijn vier medeverdachten allemaal een significante en wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het geweld. Zij hebben gezamenlijk als groep, op de openbare weg, op verschillende manieren, geweld gepleegd tegen het slachtoffer en zijn daarom allemaal aansprakelijk voor de in de tenlastelegging vermelde geweldshandelingen. De openlijke geweldpleging kan daarom voor alle verdachten wettig en overtuigend worden bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 21 juni 2021 te De Bilt, openlijk, te weten op de [straat] in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer] :
- meermalen te duwen, en
- ten val te brengen, en
- bij de borst en de keel te grijpen, en
- meermalen met kracht op het gezicht, althans het hoofd en het lichaam te stompen en te slaan, en
- eenmaal met kracht een knietje in het gezicht te geven.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 150 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 75 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte, zijn blanco strafblad en de overschrijding van de redelijke termijn. Daarom stelt de raadsman voor om aansluiting te zoeken bij de LOVS-richtlijnen, die bij openlijk geweld zonder strafverzwarende gevolgen uitgaan van 120 uur taakstraf, waarvan volgens de raadsman ook een gedeelte voorwaardelijk zou kunnen worden opgelegd. Daarnaast heeft de raadsman benadrukt dat zijn client verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen en spijt heeft betuigd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Dit is op zichzelf al kwalijk omdat het geweld volstrekt onnodig en zinloos was, maar in dit geval wordt de ernst van het feit nog extra benadrukt door de enorme gevolgen die het geweld heeft gehad voor het slachtoffer. [slachtoffer] heeft door het geweld namelijk een fractuur in zijn oogkas/schedel opgelopen, moest geopereerd worden en langdurig herstellen. In deze zaak is niet ten laste gelegd dat het openlijk geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge had en op grond van de bewijsmiddelen wordt ook niet duidelijk wie het letsel bij [slachtoffer] precies heeft veroorzaakt. Op de beelden is te zien dat hij meerdere trappen en vuistslagen heeft gekregen. Het letsel kan veroorzaakt zijn door een van die trappen of stompen, maar kan ook zijn ontstaan door de combinatie van de geweldshandelingen. Hoewel verdachte en zijn medeverdachten dus niet zullen worden veroordeeld voor het strafverzwarende bestanddeel ‘zwaar lichamelijk letsel’, zal de rechtbank de grote gevolgen die het gepleegde geweld voor het slachtoffer heeft gehad, wel meewegen in de strafoplegging. Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] volgt dat hij er nog dagelijks last van heeft. Hij heeft nog steeds last van hoofdpijn en concentratieproblemen, heeft nog steeds veel angst en verdriet van deze gebeurtenis en heeft een groot litteken overgehouden aan het geweld waardoor hij er zijn leven lang aan herinnerd zal worden. Dat neemt de rechtbank verdachte en zijn medeverdachten kwalijk.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft bij haar beslissing rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 7 februari 2024 waaruit blijkt dat hij niet eerder, maar ook niet sindsdien, is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het Reclasseringsadvies van 11 mei 2023, opgemaakt door M. De Jong, Reclasseringswerker. De Reclassering ziet geen aanknopingspunten of noodzaak voor interventies of toezicht omdat verdachte zijn leven goed op orde heeft. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat hij zal recidiveren en het recidiverisico wordt ingeschat als laag. De Reclassering adviseert bij een veroordeling daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden
.
Volwassenenstrafrecht
Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht is het mogelijk om verdachten tussen de 18 en de 23 jaar te berechten volgens het jeugdstrafrecht als de rechtbank daar grond voor ziet in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Verdachte was ten tijde van het feit 20 jaar, maar de Reclassering ziet geen indicaties voor de toepassing van het jeugdstrafrecht. Verdachte maakt de indruk zijn leven zelfstandig op orde te kunnen houden. Hij beschikt over een startkwalificatie, werkt fulltime in loondienst en heeft vrijwilligerswerk. Verdachte woont weliswaar nog bij zijn ouders, maar er is geen sprake meer van een opvoedrelatie met ouders. Er is volgens de Reclassering ook geen interventie en/of maatregel nodig die alleen via het jeugdstrafrecht beschikbaar is.
De rechtbank is op grond van de bevindingen van de Reclassering van oordeel dat toepassing van het jeugdstrafrecht niet passend is en zal verdachte daarom een straf opleggen conform het volwassenenstrafrecht. Hoewel zij het jeugdstrafrecht niet van toepassing acht, houdt de rechtbank wel rekening met de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde.
Strafoplegging
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een taakstraf van 135 uur, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 67 dagen hechtenis. Deze straf is lager dan de straf die de officier van justitie heeft geëist. Reden hiervoor is dat het erg lang heeft geduurd tot deze zaak ter zitting werd behandeld en voor die overschrijding van de redelijke termijn vindt de rechtbank een strafverlaging van 10 procent passend. Zonder die overschrijding had de rechtbank een taakstraf van 150 uur passend gevonden.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd en vordert een bedrag van 28.845 euro. Dit bedrag bestaat uit 20.845,42 euro aan materiële schade en 8.000 euro aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] integraal en hoofdelijk worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de benadeelde partij gedeeltelijk niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering omdat de vordering op bepaalde punten (met name de schadepost van de studievertraging) volgens de raadsman niet aan zijn client kan worden toegerekend en daarnaast ook een onevenredige belasting voor het strafproces vormt.
Ook ten aanzien van de immateriële schade meent de raadsman dat matiging op zijn plaats is omdat niet alle gevolgen aan client kunnen worden toegerekend.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering die is ingediend door [slachtoffer] gedeeltelijk toewijzen.
Materiele schade
De schadeposten voor zover die betrekking hebben op de kapotte kleding, de zoekgeraakte helm, het eigen risico, de opname in het ziekenhuis, de kosten voor het opvragen van medische informatie, de kapotte telefoon en de studievertraging komen voor vergoeding in aanmerking. Ten aanzien van een aantal van deze posten maakt de rechtbank gebruikt van haar schattingsbevoegdheid en matigt de bedragen als volgt. De schade aan de kleding wordt gewaardeerd op 300 euro, de helm op 150 euro en de telefoon op 500 euro. Hierop heeft de rechtbank verwachtte afschrijving van de goederen toegepast. De overige materiele schadeposten zullen in het geheel worden toegewezen.
Immateriële schade
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij recht heeft op een vergoeding van de gevorderde immateriële schade. De benadeelde partij heeft naast letsel nog steeds veel angst en verdriet van deze gebeurtenis, heeft een groot litteken overgehouden aan het geweld en zal er dus zijn leven lang aan herinnerd worden. Gelet op soortgelijke zaken is de rechtbank van oordeel dat 6000 euro aan immateriële schade billijk is.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van 25.562,42 euro toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 juni 2021 tot de dag van volledige betaling. De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen zijn alle verdachten even verantwoordelijk voor het toegepaste geweld en ziet de rechtbank geen aanleiding om van de hoofdelijkheid af te wijken.
Proceskostenveroordeling
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van 25.562,42 euro te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 juni 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 142 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar.
Strafoplegging
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 67 dagen hechtenis.
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige
  • veroordeelt verdachte
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mr. A. Maas en mr. A. Scheper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Besselink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 april 2024.
De jongste rechter, mr. A. Scheper, is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2021 te De Bilt, althans in Nederland,
openlijk, te weten op de [straat] , in elk geval op of aan de openbare
weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer] :
- eenmaal of meermalen te duwen, en/of
- ten val te brengen, en/of
- bij de borst en/of de keel te grijpen, en/of
- eenmaal of meermalen (met kracht) op het gezicht, althans het hoofd en/of het lichaam te stompen en/of te slaan, en/of
- eenmaal of meermalen (met kracht) knietjes in/op het gezicht, althans het hoofd en/of het lichaam te geven.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 januari 2022, genummerd PL0900-2021354126, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 222. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 35 - 37.
3.Pagina 73-88.