ECLI:NL:RBMNE:2024:2060
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak
Op 5 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 16/067262-22. De vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie mr. I.M.F. Graumans, werd behandeld op de terechtzitting van 22 maart 2024. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 4.806,67, na een eerdere schatting van € 31.144,37. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. G.I. Roos, voerde aan dat een deel van de hennep niet was verkocht en dat de opbrengst daarvan in mindering moest worden gebracht op het geschatte voordeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor het telen van hennep, geen wederrechtelijk voordeel heeft genoten, omdat het aangetroffen geldbedrag en de hennep in beslag zijn genomen en verbeurd verklaard. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor het vaststellen van wederrechtelijk voordeel en wees de vordering van de officier van justitie af. De rechtbank stelde het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op nihil.