Op 5 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden hennep op twee verschillende locaties. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 september 2021 in Almere 3.749,88 gram hennep opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan [adres 1]. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 3.495,73 gram hennep op 6 mei 2021 in een pand aan [adres 2]. Tijdens de rechtszitting op 22 maart 2024 heeft de officier van justitie, mr. I.M.F. Graumans, de vordering ingediend, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.C. Reisinger, vrijspraak heeft bepleit voor een deel van de tenlastelegging.
De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen. Voor feit 1 oordeelde de rechtbank dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennep, terwijl voor feit 2 onvoldoende bewijs was voor medeplegen, wat leidde tot een partiële vrijspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de hennep in zowel de auto als de woning, en dat de hennep in herkenbare strijkzakken was verpakt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, aangezien de verdachte al sinds 21 september 2021 als verdachte was aangemerkt.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de overwegingen meegenomen, evenals het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 5 april 2024.