ECLI:NL:RBMNE:2024:2054

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
13-313946/22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Minderjarige verdachte veroordeeld voor het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie

Op 5 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een omgebouwd gas/alarmpistool, een gaspistool en een Airsoft apparaat. De feiten vonden plaats op 29 november 2022. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij de zitting achter gesloten deuren plaatsvond vanwege de minderjarigheid van de verdachte. De officier van justitie, mr. D. ter Laak, heeft de verdachte beschuldigd van twee strafbare feiten, die in de tenlastelegging zijn opgenomen. De verdachte heeft tijdens de zitting van 22 maart 2024 zijn betrokkenheid bij de feiten erkend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder een proces-verbaal van onderzoek naar de vuurwapens en de munitie, en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke werkstraf van veertig uren, met de mogelijkheid dat deze wordt omgezet in jeugddetentie indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering. De rechtbank heeft besloten geen voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, maar heeft wel de inbeslaggenomen wapens onttrokken aan het verkeer, met uitzondering van een speelgoedwapen dat aan de moeder van de verdachte wordt teruggegeven. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte is in vrijheid gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 13-313946/22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: [verdachte (voornaam)] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 maart 2024. De zitting heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden, omdat [verdachte (voornaam)] minderjarig was ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van officier van justitie mr. D. ter Laak en van wat [verdachte (voornaam)] en zijn raadsman, mr. H.A. Rispens, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht. Verder waren aanwezig en zijn gehoord: de heer [A] en mevrouw [B] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), en de moeder van [verdachte (voornaam)] .

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt [verdachte (voornaam)] ervan dat hij betrokken is geweest bij twee strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd, verdenkt de officier van justitie [verdachte (voornaam)] ervan dat hij:
feit 1
op 29 november 2022 in [plaats] een omgebouwd gas/alarmpistool en een gaspistool, met bijbehorende munitie, voorhanden heeft gehad;
feit 2
op 29 november 2022 in [plaats] een Airsoft apparaat voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een oordeel kan geven over de vraag of [verdachte (voornaam)] de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, moet worden beoordeeld of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag [verdachte (voornaam)] vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd en aangegeven zich aan te sluiten bij de beslissing van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
[verdachte (voornaam)] heeft toegegeven dat hij deze feiten heeft gepleegd. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank zal daarom niet opschrijven wat er in de bewijsmiddelen staat, maar alleen opsommen welke bewijsmiddelen zij voor de bewezenverklaring gebruikt.
De gebruikte bewijsmiddelen [1] zijn:
  • de bekennende verklaring van [verdachte (voornaam)] ter zitting van 22 maart 2024;
  • het proces-verbaal van doorzoeking van de woning op de [adres] in [plaats]
- het proces-verbaal van onderzoek naar de vuurwapens en de munitie van 30 november 2022 [3] .
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte (voornaam)] :
feit 1
op 29 november 2022 te [plaats] wapens in de zin van artikel 1 onder 3e van de Wet wapens en munitie en gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een geladen getransformeerd gas/alarmpistool, van het merk Bruni, type/model 92, kaliber 7.65 mm (van origine 9mm P.A.K.), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en een daarbij behorende patroonmagazijn (aangetroffen in voornoemd getransformeerd gas/alarmpistool) met daarin munitie van categorie III in de zin van artikel 1 onder 4e van de Wet wapens en munitie, te weten één volmantel rondneus van het merk Sellier & Bellot, kaliber 7,65 mm, zijnde munitie en;
- een geladen gaspistool, van het merk Zoraki, type/model 9mm P.A.K., zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en een daarbij behorende patroonmagazijn (aangetroffen in voornoemd gaspistool) met daarin munitie van categorie III in de zin van artikel 1 onder 4e van de Wet wapens en munitie, te weten knalpatronen van het merk Pobjeda, kaliber 9mm P.A.K., zijnde munitie;
voorhanden heeft gehad;
feit 2
op 29 november 2022 te [plaats] een wapen van categorie I onder 7e van de Wet wapens en munitie, te weten een Airsoft apparaat, model MP5K, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte (voornaam)] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte (voornaam)] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor de door [verdachte (voornaam)] gepleegde feiten bestond. De door [verdachte (voornaam)] gepleegde feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door [verdachte (voornaam)] gepleegde feiten:
feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 2: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN [verdachte (voornaam)]

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Niet is gebleken dat [verdachte (voornaam)] een beroep kan doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. [verdachte (voornaam)] is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht [verdachte (voornaam)] te veroordelen tot:
- een jeugddetentie voor de duur van twee weken, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar;
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 40 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 20 dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om te volstaan met een geheel voorwaardelijke werkstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder [verdachte (voornaam)] die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte (voornaam)] . De rechtbank heeft ook gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting jeugd van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij deze straf heeft bepaald.
8.3.1.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
[verdachte (voornaam)] heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een omgebouwd gas/alarmpistool en een gaspistool, met bijbehorende munitie. De rechtbank weegt strafverzwarend mee dat beide pistolen geladen waren. Ook is in de slaapkamer van [verdachte (voornaam)] een Airsoft apparaat gevonden. [verdachte (voornaam)] mocht dit apparaat niet bezitten, omdat hij niet lid was van de Nederlandse Airsoft- en Belangen Vereniging en minderjarig was.
In zijn algemeenheid geldt dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens een risico meebrengt voor de veiligheid van personen. Vuurwapenbezit leidt meer dan eens tot vuurwapengebruik, waarbij (willekeurige) slachtoffers kunnen vallen. Het voorhanden hebben van vuurwapens is daarom bijzonder gevaarzettend. Daarnaast veroorzaakt het een gevoel van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank neemt [verdachte (voornaam)] dit kwalijk.
8.3.2.
De persoonlijke omstandigheden van [verdachte (voornaam)]
De rechtbank heeft acht geslagen op het op naam van verdachte staande uittreksel justitiële documentatie van 13 februari 2024, waaruit blijkt dat [verdachte (voornaam)] niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Daarnaast is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Dit betekent dat de rechtbank rekening moet houden met tussentijdse strafopleggingen, in dit geval de strafbeschikking voor een opgevoerde scooter.
De Raad heeft een rapportage over [verdachte (voornaam)] opgesteld op 12 maart 2024. De Raad benoemt dat [verdachte (voornaam)] zich sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis positief heeft ontwikkeld. Wel vindt de Raad het zorgelijk dat [verdachte (voornaam)] geen volledige openheid van zaken wil geven over zijn aandeel in het delict, waardoor geen zicht is gekomen op zijn eventuele motieven en achterliggende redenen. De Raad vindt dat [verdachte (voornaam)] vanwege de impact op de veiligheid van de maatschappij en de ernst van de strafbare feiten nog een consequentie moet ervaren, ondanks dat inmiddels al veel tijd is verstreken. Het risico op herhaling van delictgedrag wordt op laag geschat.
De Raad adviseert om aan [verdachte (voornaam)] een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen. Een werkstraf zal een signaalfunctie voor hem zijn zodat hij zijn verantwoordelijkheid kan nemen. Het voorwaardelijke deel zal een stok achter de deur zijn, zodat [verdachte (voornaam)] gemotiveerd blijft zich positief te ontwikkelen. De Raad acht het niet noodzakelijk om aan het voorwaardelijk strafdeel begeleiding door de jeugdreclassering of bijzondere voorwaarden te verbinden. Ter terechtzitting heeft de Raad haar advies toegelicht en gehandhaafd.
De jeugdreclasseerder van [verdachte (voornaam)] , mevrouw [D] van [instelling] , heeft op 28 februari 2024 een rapportage opgesteld. [verdachte (voornaam)] heeft zich tijdens de schorsingsperiode goed aan de afspraken gehouden en zich vriendelijk en meewerkend opgesteld. In het begin had [verdachte (voornaam)] moeite om dagbesteding te vinden, maar inmiddels werkt hij als ZZP-er bij zijn oom en zus. Ondanks dat [verdachte (voornaam)] geen volledige openheid wil geven over de strafbare feiten, is wel duidelijk geworden dat [verdachte (voornaam)] spijt heeft van wat er gebeurd is, dat hij niet opnieuw in de problemen wil komen en dat hij in de toekomst andere keuzes zou maken. De jeugdreclassering kan zich vinden in het advies van de Raad, maar vindt een geheel voorwaardelijke straf passender en meer recht doen aan wat [verdachte (voornaam)] in de afgelopen maanden heeft laten zien. Een geheel voorwaardelijke straf zou ervoor zorgen dat [verdachte (voornaam)] op een positieve manier verder kan met zijn toekomst, maar wel een stok achter de deur heeft om de juiste keuzes te blijven maken.
8.3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de aard en ernst van de feiten een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor een langere periode dan de tijd die [verdachte (voornaam)] in voorarrest heeft gezeten rechtvaardigen. De rechtbank zal dat in dit geval echter niet opleggen, omdat het lang heeft geduurd voordat deze zaak op zitting kwam, zonder dat daar een goede reden voor was. Dat heeft er aan de ene kant voor gezorgd dat [verdachte (voornaam)] lange tijd niet wist wat hem strafrechtelijk nog boven het hoofd hing. Aan de andere kant kan de rechtbank nu bij de oplegging van de straf wel meewegen dat [verdachte (voornaam)] zich de afgelopen tijd positief heeft ontwikkeld.
De rechtbank is van oordeel dat een geheel voorwaardelijke straf, zoals voorgesteld door de jeugdreclassering, ook niet passend is gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat [verdachte (voornaam)] ervoor heeft gekozen om niet alles te vertellen over hoe hij aan de de wapens en de munitie is gekomen, wat hij over de wapens en munitie wist en waarom hij deze in zijn kamer had liggen. Daardoor heeft de rechtbank geen goed beeld gekregen over de vraag waarom [verdachte (voornaam)] de strafbare feiten heeft gepleegd. Dat maakt ook dat de rechtbank niet zonder meer ervan uit kan gaan dat hij zijn lesje al heeft geleerd. De rechtbank zal daarom aan [verdachte (voornaam)] een onvoorwaardelijke werkstraf opleggen.
De rechtbank zal, anders dan door de officier van justitie gevorderd, naast de onvoorwaardelijke werkstraf geen voorwaardelijke jeugddetentie opleggen gelet op het tijdsverloop en de positieve ontwikkeling van [verdachte (voornaam)] . Hierbij heeft de rechtbank ook meegewogen dat de kans op herhaling van delictgedrag op laag wordt ingeschat en dat geen reden wordt gezien voor verdere begeleiding door de jeugdreclassering of het opleggen van bijzondere voorwaarden.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijk werkstraf van 40 uren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
8.3.4.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

Onder [verdachte (voornaam)] zijn de volgende goederen inbeslaggenomen:
  • 2 STK Patroon (G6269324);
  • 1 STK Patroon (G6269330);
  • 1 DV Huls (G6269329);
  • 1 STK Munitie (G6269322);
  • 1 STK Wapen (G6269321);
  • 1 STK Wapen (G6269530);
  • 1 STK Wapen (G6269533);
  • 1 DV Patroon (G6269320);
  • 1 STK Pistool (G6269318).
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de inbeslaggenomen goederen te onttrekken aan het verkeer, met uitzondering van het speelgoedwapen (G6269533).
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven zich aan te sluiten bij de beslissing van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de inbeslaggenomen goederen onttrekken aan het verkeer, met uitzondering van het speelgoedwapen (G6269533). De rechtbank zal de teruggave van het speelgoedwapen aan de moeder van [verdachte (voornaam)] gelasten, omdat zij de rechthebbende daarvan is.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36c, 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg van het Wetboek van Strafrecht en
  • 13, 26, en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte (voornaam)] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [verdachte (voornaam)] strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt [verdachte (voornaam)] tot een
taakstraf in de vorm van een werkstraf van 40 uren;
- beveelt dat als [verdachte (voornaam)] de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 20 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door de [verdachte (voornaam)] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf in mindering zal worden gebracht op basis van 2 (twee) uur vermindering voor iedere dag dat [verdachte (voornaam)] in voorarrest heeft gezeten;
Beslag
  • gelast de teruggave aan de rechthebbende (mevrouw [C] ) van het inbeslaggenomen goed, te weten 1 STK Wapen (G6269533);
  • verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 2 STK Patroon (G6269324);
  • 1 STK Patroon (G6269330);
  • 1 DV Huls (G6269329);
  • 1 STK Munitie (G6269322);
  • 1 STK Wapen (G6269321);
  • 1 STK Wapen (G6269530);
  • 1 DV Patroon (G6269320);
  • 1 STK Pistool (G6269318);
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M.H. van Ek, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. S.D. Groen en mr. J.E.S. Dolmans, (kinder-)rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Bergeijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 april 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte (voornaam)] wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 29 november 2022 te [plaats] , althans in Nederland, een of meer wapen(s) in de zin van artikel 1 onder 3e van de Wet wapens en munitie en gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie, te weten
- een (half geladen) (getransformeerd) (gas/alarm)pistool, van het merk Bruni, type/model 92, kaliber 7.65 mm (van origine 9mm P.A.K.), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
(daarbij behorende) patroonhouder/magazijn (aangetroffen in voornoemd (getransformeerd) (gas/alarm)pistool)) met daarin (getransformeerde/omgebouwde) munitie van categorie III in de zin van artikel 1 onder 4e van de Wet wapens en munitie, te weten één volmantel rondneus, van het merk Sellier % Vellot, kaliber 7,65 mm, zijnde munitie en/of
- een (half geladen) gaspistool, van het merk Zoraki, type/model 9mm P.A.K., zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
(daarbij behorende) patroonhouder/magazijn (aangetroffen in voornoemd (gas)pistool) met daarin munitie van categorie III in de zin van artikel 1 onder 4evan de Wet wapens en munitie, te weten een of meer (knal)patro(o)n(en) van het merk Pobjeda, kaliber 9mm P.A.K., zijnde munitie
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
feit 2
hij op of omstreeks 29 november 2022 te [plaats] , althans in Nederland, een wapen van categorie I onder 7e van de Wet wapens en munitie, te weten een Airsoft apparaat, model MP5K, voorhanden heeft gehad.
( art 13 lid 1 Wet wapens en munitie )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, opgemaakt door politie Eenheid Amsterdam, genummerd PL1300-2022178423, van 28 maart 2023, doorgenummerd 1 tot en met 71. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen van 30 november 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , pagina 39 en pagina 52.
3.Een proces-verbaal wapenonderzoek van 30 november 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , pagina 53 tot en met 58.