ECLI:NL:RBMNE:2024:2052

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
16/332555-23, 16/288430-23 (gev. ttz) en 16/157874-23 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere diefstallen en niet voldoen aan ambtelijk bevel met voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 5 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere diefstallen, waaronder vier auto-inbraken, een fietsendiefstal en een winkeldiefstal, alsook van het niet voldoen aan een ambtelijk bevel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn intrinsieke motivatie om aan zijn problematiek te werken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van zes andere vermogensfeiten, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij deze had gepleegd. De rechtbank heeft benadrukt dat de voorwaardelijke straf een kans biedt voor de verdachte om zijn leven te beteren, ondanks de ernst van de feiten en zijn uitgebreide justitiële documentatie. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is tot schadevergoeding. De rechtbank heeft ook een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, om de totale duur van de vrijheidsbeneming van de verdachte te beperken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/332555-23, 16/288430-23 (gev. ttz) en 16/157874-23 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd te [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 maart 2024. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S.K. Lanning en van hetgeen mr. A.D. Kloosterman, advocaat te Amsterdam, namens verdachte naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/332555-23 (hierna: hoofdzaak):
Feit 1
op 12 december 2023 te IJsselstein uit een Opel Corsa van [benadeelde 1] een Apple CarPlay-scherm, een notitieboekje, een doosje van een headset en muntgeld door middel van braak heeft weggenomen;
Feit 2
in de periode van 3 december 2023 tot en met 4 december 2023 te IJsselstein uit een Peugeot 108 van [benadeelde 2] een zonnebril, een koek en een pannenset door middel van braak heeft weggenomen;
Feit 3
op 15 november 2023 te IJsselstein een fiets van [benadeelde 3] heeft weggenomen;
Feit 4
primair: in de periode van 7 december 2023 tot en met 8 december 2023 te IJsselstein uit een Volvo XC40 van [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] B.V. een sleutel en kentekenkaart door middel van braak heeft weggenomen;
subsidiair: zich op 12 december 2023 te IJsselstein schuldig heeft gemaakt aan heling van deze goederen;
Feit 5
in de periode van 9 december 2023 tot en met 10 december 2023 te IJsselstein uit een Volkswagen Touran van [benadeelde 6] servies door middel van braak heeft weggenomen;
Feit 6
op 22 november 2023 te IJsselstein een scheerapparaat en scheermesjes bij de [benadeelde 7] heeft weggenomen;
Feit 7
primair: in de periode van 5 december 2023 tot en met 6 december 2023 uit een Peugeot 207 van [benadeelde 8] een bewaardoosje door middel van braak heeft weggenomen;
subsidiair: zich op 12 december 2023 te IJsselstein schuldig heeft gemaakt aan heling van dit bewaardoosje;
Feit 8
primair: op 4 december 2023 te IJsselstein uit een Peugeot 108 van [benadeelde 9] een brillenkoker, een zonnebril en drie boekjes door middel van braak heeft weggenomen;
subsidiair: zich op 12 december 2023 te IJsselstein schuldig heeft gemaakt aan heling van deze goederen;
Feit 9
primair: in de periode van 24 november 2023 tot en met 25 november 2023 te IJsselstein een elektrische fiets van [benadeelde 10] heeft weggenomen;
subsidiair: zich op 12 december 2023 te IJsselstein schuldig heeft gemaakt aan heling van deze fiets;
Feit 10
primair: in de periode van 9 december 2023 tot en met 10 december 2023 te IJsselstein uit een auto Citroën Berlingo van [benadeelde 11] oordopjes door middel van braak heeft weggenomen;
subsidiair: zich op 12 december 2023 te IJsselstein schuldig heeft gemaakt aan heling van deze oordopjes;
Feit 11
primair: op 5 november 2023 te IJsselstein een computertas van [benadeelde 12] heeft weggenomen;
subsidiair: zich op 12 december 2023 te Ijsselstein schuldig heeft gemaakt aan heling van deze computertas;
Feit 12
primair: op 6 december 2023 te IJsselstein uit een Volkswagen Golf van [benadeelde 13] en/of [benadeelde 14] B.V. visitekaartjes, een zonnebril en een hondenriem door middel van braak heeft weggenomen;
subsidiair: zich op 12 december 2023 te IJsselstein schuldig heeft gemaakt aan heling van deze goederen;
Parketnummer 16/288430-23 (hierna: gevoegde zaak):
Op 1 november 2023 te Utrecht opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, inhoudende dat verdachte zich in de periode van 1 november 2023 om 17:55 uur tot 2 november 2023 om 17:54 uur niet mocht bevinden op het Lucasbolwerk.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om deze strafzaak inhoudelijk te beoordelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht in de hoofdzaak feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 primair, feit 5, feit 6 en alle subsidiair ten laste gelegde gedragingen onder feit 7 tot en met feit 12 wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie acht ook het tenlastegelegde in de gevoegde zaak wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich in de hoofdzaak gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3, feit 5 en feit 6. Ten aanzien van feit 4 primair en feit 7 tot en met feit 12 heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken. De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het bewijs in de gevoegde zaak.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is in de hoofdzaak van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen [1] wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de gedragingen zoals ten laste gelegd onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 primair, feit 5 en feit 6.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de gedragingen zoals ten laste gelegd onder feit 7 tot en met feit 12 en zal verdachte in zoverre vrijspreken. De rechtbank komt ook tot een bewezenverklaring in de gevoegde zaak.
Hieronder zal de rechtbank uitleggen waarom zij tot deze beslissingen komt en zal de rechtbank indien nodig ingaan op de verweren van de verdediging – voor zover die niet al worden weerlegd door de bewijsmiddelen – en de standpunten van de officier van justitie.
4.3.1
Vrijspraak voor de feiten 7 tot en met 12
Onder deze feiten is
primairaan verdachte ten laste gelegd dat hij goederen heeft gestolen (al dan niet door middel van braak) en subsidiair dat verdachte deze goederen heeft geheeld. Het procesdossier bevat slechts aangiften van de diefstallen waarbij die goederen zijn weggenomen. Bij een doorzoeking van de woning van verdachte is een deel van de bij de diefstallen weggenomen goederen aangetroffen. Tussen de diefstallen en het moment waarop de goederen in de woning van verdachte zijn aangetroffen zit een aanzienlijk tijdverloop van enkele dagen tot enkele weken. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op grond hiervan niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het verdachte is geweest die de diefstallen heeft gepleegd en de rechtbank zal verdachte in zoverre dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van de
subsidiairten laste gelegde helingen. Verdachte is door de politie niet specifiek bevraagd over de in zijn woning aangetroffen goederen die gerelateerd kunnen worden aan feit 7 tot en met feit 12. Verdachte heeft verder bij de rechter-commissaris in zijn algemeenheid verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan heling van goederen die op de vordering bewaring stonden, “het is bij mij aangetroffen in mijn woning”, maar die verklaring houdt niets in over de manier waarop verdachte de ten laste gelegde goederen heeft verkregen en wat hij toen van de herkomst van de goederen wist. Verdachte heeft bovendien verklaard regelmatig logés te hebben – al dan niet in afwezigheid van verdachte – die beschikken over een sleutel van zijn woning en goederen achtergelaten kunnen hebben. Over de wijze van verkrijging van de goederen door verdachte kan de rechtbank dan ook geen conclusies trekken. Daarom kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte ten tijde van de verkrijging van de ten laste gelegde goederen wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die goederen van diefstal afkomstig waren.
4.3.2
Veroordeling voor de overige feiten
Over feit 2 van de hoofdzaak
Verdachte heeft ontkend de onder feit 2 in de hoofdzaak ten laste gelegde diefstal te hebben gepleegd. Aangever [benadeelde 2] heeft aangifte gedaan van diefstal uit haar Peugeot van meerdere goederen, waaronder een pannenset. [2] In het procesdossier bevinden zich camerabeelden waarop de diefstal uit de auto zichtbaar is. [3] Op de camerabeelden wordt verdachte door de politie herkend. [4] Bij de doorzoeking van de woning van verdachte wordt (in ieder geval) een pannenset aangetroffen. [5] Verdachte heeft verklaard dat in ieder geval één van de pannen van hem is. [6] In één van de pannen lag de kassabon. Uit onderzoek naar de bankafschriften van aangeefster blijkt dat de gegevens van aangeefster overeenkomen met de gegevens op de kassabon, te weten het filiaal, de datum en de kosten. [7] De rechtbank acht de verklaring van verdachte over de pannenset dan ook onaannemelijk. Alles overwegende acht de rechtbank wettig en overtuigend te bewijzen dat het verdachte is geweest die de ten laste gelegde diefstal uit de auto heeft gepleegd.
Over feit 4 primair van de hoofdzaak
De raadsman heeft vrijspraak verzocht van de in de hoofdzaak onder feit 4 primair ten laste gelegde diefstal. Aangever [benadeelde 4] heeft aangifte gedaan van diefstal uit zijn Volvo van een kentekenkaart en een bootsleutel. [8] Bij de doorzoeking van de woning van verdachte zijn de bij de diefstal weggenomen goederen aangetroffen, te weten een kentekenkaart en een bootsleutel. De goederen zijn op twee verschillende plekken in de woning aangetroffen, te weten de kentekenkaart in ruimte één (woonkamer) en de bootsleutel in ruimte zes (hal). [9] Nadat verdachte tijdens het politieverhoor wordt geconfronteerd met de vondst van de kentekenkaart en een foto wordt getoond met een deel van de in zijn woning aangetroffen goederen, verklaart verdachte uit zichzelf dat bij die kentekenkaart sleutels horen. [10] In een later verhoor verklaart verdachte uit zichzelf dat het gaat om een bootsleutel die afkomstig is uit de Volvo. [11] Het feit dat verdachte de op verschillende plekken aangetroffen goederen aan elkaar weet te relateren en vervolgens ook weet te relateren aan de Volvo waaruit deze zijn weggenomen, betreft naar het oordeel van de rechtbank daderwetenschap. Gelet daarop acht de rechtbank de verklaring van verdachte – dat deze goederen door hem gevonden zijn dan wel door een ander in zijn woning zijn achtergelaten – niet aannemelijk. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen voor de onder feit 4 primair ten laste gelegde diefstal.
Over feiten 1, 3, 5 en 6 van de hoofzaak en de gevoegde zaak
Verdachte heeft in de hoofdzaak ten aanzien van feit 1, feit 3, feit 5 en feit 6 en het feit in de gevoegde zaak een bekennende verklaring afgelegd. De verdediging heeft voor deze feiten, voor zover hierna bewezen verklaard, geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden hoeft de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering de bewijsmiddelen niet uit te werken, maar kan worden volstaan met het opsommen van de bewijsmiddelen. De rechtbank heeft voor het bewijs de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
16/332555-23 (hoofdzaak): [12]
  • een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] van 12 december 2023 (feit 1);
  • een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] van 17 november 2023 (feit 3);
  • een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 6] van 13 december 2023 (feit 5);
  • een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens [benadeelde 7] van 4 december 2023 (feit 6);
  • een proces-verbaal van verhoor verdachte van 11 januari 2024;
16/288430-23 (gevoegde zaak):
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een besluit verblijfsontzegging Lucasbolwerk, Hieronymusplantsoen en omgeving van 1 november 2023;
  • een proces-verbaal van bevindingen van 1 november 2023 (genummerd PL0900-2023335918-5).

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/332555-23 (hoofdzaak):
Feit 1
op 12 december 2023 te IJsselstein, uit een auto Opel Corsa met kenteken [kenteken] een Apple carplay scherm (navigatie), een notitieboekje, een doosje van headset en muntgeld (ongeveer 4 euro), dat/die geheel aan [benadeelde 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 2
op 4 december 2023 te IJsselstein, uit een auto Peugeot 108 met kenteken [kenteken] een koek en een pannenset, die geheel aan [benadeelde 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 3
op 15 november 2023 te IJsselstein, een fiets, die geheel aan [benadeelde 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 4 primair
in de periode van 7 december 2023 tot en met 8 december 2023 te IJsselstein, uit een auto Volvo XC40 met kenteken [kenteken] een sleutel (boot) en een kentekenkaart, die geheel of ten dele aan [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] B.V., toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 5
op 10 december 2023 te IJsselstein, uit een auto Volkswagen Touran met kenteken [kenteken] servies merk Digouin Sarreguemines, dat geheel aan [benadeelde 6] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 6
op 22 november 2023 te IJsselstein, een scheerapparaat (merk Gilette) en scheermesjes (merk Phillips), die geheel aan de [benadeelde 7] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
16/288430-23 (gevoegde zaak):
op 1 november 2023 te Utrecht, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 172/172a van de Gemeentewet, gedaan namens een ambtenaar, te weten, burgemeester van Utrecht, in elk geval door een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en tweede lid, inhoudende dat verdachte zich in de periode gelegen van 1 november 2023 om 17:55 uur tot 2 november 2023 om 17:54 uur niet mocht bevinden op het Lucasbolwerk, door, zich op voornoemde datum om 20:45 uur op het Lucasbolwerk, te bevinden;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/332555-23 (hoofdzaak):
Feit 1, feit 2, feit 4 primair en feit 5, telkens:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak;
Feit 3 en feit 6, telkens:
diefstal;
16/288430-23 (gevoegde zaak):
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om – met inachtneming van de vordering tot tenuitvoerlegging – verdachte niet te veroordelen tot een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf langer dan 6 maanden, zodat voorkomen wordt dat verdachte zijn woning kwijtraakt. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de gemeente [gemeente] bijzondere bijstand kan verlenen en maximaal 6 maanden lang de huur van verdachte kan betalen om zodoende te zorgen voor behoud van de woning. De raadsman verzoekt de rechtbank een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen en daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden, te weten reclasseringstoezicht, schuldhulpverlening en verplichte behandeling. Verdachte is volgens hem wel intrinsiek gemotiveerd om te werken aan zijn problemen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zes vermogensfeiten (vier auto-inbraken , een fietsendiefstal en een winkeldiefstal). Dit zijn nare feiten die de maatschappij en in het bijzonder de betreffende slachtoffers veel overlast en schade opleveren. Ook veroorzaken deze feiten gevoelens van onveiligheid bij de gedupeerden – zoals ook blijkt uit de toelichtingen bij de vorderingen van de benadeelde partijen – en de samenleving als geheel. Door zijn handelen heeft verdachte geen enkel respect getoond voor de eigendommen van anderen. Verdachte heeft bij het plegen van de vermogensfeiten slechts zijn eigen gewin voor ogen gehad en kennelijk geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn daden voor de slachtoffers. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het niet voldoen aan een ambtelijk bevel. Dit bevel is een maatregel die is bedoeld ter handhaving van de openbare orde. Door de niet naleving ervan doorkruist de verdachte op onaanvaardbare wijze het door de gemeente gevoerde beleid.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie op naam van verdachte van 8 maart 2024. Uit het uittreksel blijkt dat verdachte al langere tijd veelvuldig met politie en justitie in aanraking is gekomen in verband met vermogenscriminaliteit. Verdachte is daarvoor reeds meermaals veroordeeld tot een maatregel tot plaatsing van een verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 7 maart 2024. Bij verdachte is sprake van schizofrenie en van ernstige verslavingsproblematiek met betrekking tot cannabis en cocaïne. De middelenverslaving heeft een negatieve invloed op zijn psychische problematiek. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Verdachte is zorgmijdend en heeft een ambivalente houding ten opzichte van hulpverlening. In het verleden heeft verdachte zich vaker onttrokken aan afspraken met zowel de reclassering als vrijwillige hulpverlening. De reclassering adviseert een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden, omdat de reclassering, gelet op de houding van verdachte en het verleden, geen mogelijkheid ziet om uitvoering te kunnen geven aan een voorwaardelijke straf. De reclassering heeft nog vermeld dat het ACT-team van Altrecht een zorgmachtiging heeft aangevraagd om te waarborgen dat verdachte na vrijlating zijn medicatie inneemt en behandeling krijgt.
8.3.3
De straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarnaast overweegt de rechtbank dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten, mede gelet op het forse strafblad van verdachte, en dat daarom een langere gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in vergelijkbare gevallen door rechtbanken worden opgelegd. Vanwege de financiële problemen en het cocaïnegebruik van verdachte acht de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel noodzakelijk als stok achter de deur. Bij het bepalen van de duur van het onvoorwaardelijke deel van de vrijheidsstraf houdt de rechtbank rekening met het mogelijke zicht op behoud van de woning door verdachte.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
Gelet op de inhoud van het voornoemde reclasseringsrapport zal de rechtbank, anders dan door de raadsman is verzocht, geen bijzondere voorwaarden verbinden aan het voorwaardelijke strafdeel. Dat betekent dat aan de voorwaardelijke straf slechts de algemene voorwaarde wordt verbonden dat verdachte gedurende de proeftijd geen strafbare feiten mag plegen. De rechtbank benadrukt dat verdachte een lager onvoorwaardelijk strafdeel krijgt opgelegd dan doorgaans onder deze omstandigheden zou worden opgelegd. Nu verdachte volgens de raadsman intrinsiek gemotiveerd is om te werken aan zijn problematiek, biedt de rechtbank hem die kans en legt daarom een groot deel van de straf voorwaardelijk op. De rechtbank wil benadrukken dat deze kans – gelet op de ernst van de feiten en de uitgebreide justitiële documentatie – uitzonderlijk is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, aan de orde is.

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
Benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2]
[benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. [benadeelde 1] vordert ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 (in de hoofzaak) tenlastegelegde een bedrag van € 462,72. [benadeelde 2] vordert ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 (in de hoofdzaak) tenlastegelegde een bedrag van € 1.134,70.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] integraal toe te wijzen, inclusief wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] toe te wijzen voor zover de vordering ziet op materiële schade, inclusief wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor zover de vordering ziet op immateriële schade heeft de officier van justitie gevorderd om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren nu het causale verband tussen het strafbare feit en de schade niet is vast te stellen.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het materiële deel van de vorderingen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft verzocht om benadeelde partij [benadeelde 2] in de immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren, nu niet kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde psychisch letsel heeft opgelopen.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [benadeelde 1]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 1 bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij is onderbouwd met een factuur. De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen voor het bedrag van € 462,72, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2024 (factuurdatum) tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 462,72, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 januari 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 9 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 2 bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Uit de aangifte blijkt dat er bij de diefstal een zonnebril is weggenomen. De benadeelde partij stelt dat de waarde van de zonnebril € 250,- betreft. De vordering van de benadeelde partij is in zoverre echter niet onderbouwd met een factuur. De rechtbank zal daarom gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid en de vordering tot het bedrag van € 150,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf
4 december 2023 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij in de overige schadeposten niet-ontvankelijk verklaren. Uit het procesdossier blijkt dat de benadeelde partij de pannen teruggekregen heeft. De vordering is onvoldoende onderbouwd voor zover die ziet op de schadeposten boodschappen en oordopjes met draad. De benadeelde partij zal ook niet-ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van de gevorderde psycholoogkosten. Deze kosten zijn kennelijk vanuit de basisverzekering vergoed, zoals blijkt uit door [benadeelde 2] aangeleverde ‘Overzicht zorgkosten 2023’, en geenszins blijkt dat de benadeelde partij deze kosten zelf moet dragen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Verdachte en de benadeelde partij zijn beiden te beschouwen als de (gedeeltelijk) in het ongelijk gestelde partij. Om die reden zullen de kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 150,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 december 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 3 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.2
Benadeelde partijen [benadeelde 8] en [benadeelde 9]
[benadeelde 8] en [benadeelde 9] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. [benadeelde 8] vordert ten gevolge van het aan verdachte onder feit 7 (in de hoofdzaak) tenlastegelegde een bedrag van € 41,-. [benadeelde 9] vordert ten gevolge van het aan verdachte onder feit 8 (in de hoofdzaak) tenlastegelegde een bedrag van € 1.839,- bestaande uit materiële en immateriële schade en een bedrag van € 170,- aan proceskosten.
De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijk oordeel over de door [benadeelde 8] (ten aanzien van feit 7) en [benadeelde 9] (ten aanzien van feit 8) ingediende vorderingen, omdat verdachte zal worden vrijgesproken van deze feiten. De benadeelde partijen zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen en ieder in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vorderingen. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om – bij toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging – rekening te houden met het feit dat de totale duur van de vrijheidsbeneming van verdachte niet langer dan zes maanden bedraagt ten behoeve van het behoud van de woning van verdachte.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 29 juni 2023 (met parketnummer 16/157874-23) is aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen, waarvan 12 dagen voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren. Verdachte heeft zich, gelet op de bewezenverklaarde feiten, gedurende die proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten en heeft daarmee de algemene voorwaarde overtreden. De vordering is daarmee in beginsel geheel toewijsbaar. De rechtbank acht tenuitvoerlegging echter niet opportuun, gelet op het feit dat de rechtbank beoogt de totale duur van de vrijheidsbeneming van verdachte niet langer dan 6 maanden te laten duren vanwege mogelijk zicht op behoud van de woning, zoals uiteengezet onder ‘oplegging van straf’. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging daarom afwijzen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 184, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16/332555-23 in feit 7, feit 8, feit 9, feit 10, feit 11 en feit 12 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16/332555-23 in feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 primair, feit 5 en feit 6 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder parketnummer 16/288430-23 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 6 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 3 jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 462,72;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 462,72 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 9 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 150,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 150,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 3 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- verklaart [benadeelde 8] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- verklaart [benadeelde 9] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/157874-23
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door P.K. van Riemsdijk, voorzitter, mr. N.M.H. van Ek en S.D. Groen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Buel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 april 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/332555-23
1
hij, op of omstreeks 12 december 2023 te IJsselstein, althans in Nederland, (in/uit een auto Opel Corsa met kenteken [kenteken] ) Apple car-play scherm (navigatie) en/of een notitieboekje en/of doosje van headset en/of muntgeld (ongeveer 4 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
2
hij, in of omstreeks de periode van 3 december 2023 tot en met 4 december 2023 te IJsselstein, althans in Nederland, (in/uit een auto Peugeot 108 met kenteken [kenteken] ) een zonnebril en/of een koek en/of een pannenset, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 15 november 2023 te IJsselstein, althans in Nederland, een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht)
4
hij in of omstreeks de periode van 7 december 2023 tot en met 8 december 2023 te IJsselstein, althans in Nederland, (in/uit een auto Volvo XC40 met kenteken [kenteken] ) een sleutel (boot) en/of kentekenkaart, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2023 te IJsselstein, althans in Nederland, een sleutel (boot) en/of kentekenkaart (goednummer 3265931 en/of 3265932 behorende bij aangifte gedaan door [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] B.V.), terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
5
hij, in of omstreeks de periode van 9 december 2023 tot en met 10 december 2023 te IJsselstein, althans in Nederland, (in/uit een auto Volkswagen Touran met kenteken [kenteken] ) servies (merk Digouin Sarreguemines), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [benadeelde 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
6
hij op een of meer tijdstippen of omstreeks 22 november 2023 te IJsselstein, althans in Nederland, (telkens) een scheerapparaat (merk Gilette) en/of een of meer scheermesjes (merk Phillips), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [benadeelde 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht)
7
hij in of omstreeks de periode van 5 december 2023 tot en met 6 december 2023 te IJsselstein, althans in Nederland, (in/uit een auto Peugeot 207 met kenteken [kenteken] ) een bewaardoosje met zwarte stippen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 8] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2023 te IJsselstein, althans in Nederland, een bewaardoosje met zwarte stippen (goednummer 3265957 behorende bij aangifte gedaan door [benadeelde 8] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
8
hij op of omstreeks 4 december 2023 te IJsselstein, althans in Nederland, (in/uit een auto Peugeot 108 met kenteken [kenteken] ) een brillenkoker (Esprit) en/of zonnebril (bruin) en/of 3 boekjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 9] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2023 te IJsselstein, althans in Nederland, een brillenkoker (Esprit) en/of zonnebril (bruin) en/of 3 boekjes (goednummers 3265971 en/of 3265970 en/of 3265945 behorende bij aangifte gedaan door [benadeelde 9] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
9
hij in of omstreeks de periode van 24 november 2023 tot en met 25 november 2023 te IJsselstein, althans in Nederland, een elektrische fiets (merk Sparta), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 10] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2023 te IJsselstein, althans in Nederland, een elektrische fiets (merk Sparta) (goednummer 3258204 behorende bij aangifte gedaan door [benadeelde 10] ) althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
10
hij in of omstreeks de periode van 9 december 2023 tot en met 10 december 2023 te IJsselstein, althans in Nederland, (in/uit een auto Citroën Berlingo met kenteken [kenteken] ) Iphone oordopjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 11] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2023 te IJsselstein, althans in Nederland, Iphone oordopjes (goednummer 3266340 behorende bij aangifte gedaan door [benadeelde 11] ) althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
11
hij op of omstreeks 5 november 2023 te Ijsselstein, althans in Nederland, een computertas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 2] en/of [benadeelde 12] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden;
hij op of omstreeks 12 december 2023 te IJsselstein, althans in Nederland, een computertas (goednummer 3265986 behorende bij aangifte gedaan door [aangever 2] en/of [benadeelde 12] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
12
hij in of omstreeks de periode van 6 december 2023 tot en met 7 december 2023 te IJsselstein, althans in Nederland, (in/uit een auto Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] ) visitekaartjes en/of een zonnebril en/of een hondenriem, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 13] en/of [benadeelde 14] B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2023 te IJsselstein, althans in Nederland, visitekaartjes (goednummer 3266845) en/of een zonnebril en/of een hondenriem (behorende bij aangifte gedaan door [benadeelde 13] en/of [benadeelde 14] B.V.), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
16/288430-23
hij op of omstreeks 1 november 2023 te Utrecht, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel172/172a van de Gemeentewet, gedaan door een ambtenaar, te weten, burgemeester van Utrecht, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen van 1 november 2023 om 17:55 uur tot 2 november 2023 om 17:54 uur niet mocht bevinden in/op het Lucasbolwerk, door, zich op voornoemde datum om 20:45 uur in/op het Lucasbolwerk, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
( art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld betreffen de processen-verbaal op ambtseed of ambtsbelofte, in de wettelijke vorm en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakte processen-verbaal. De processen-verbaal zijn in het parketnummer 16/332555-23 als bijlagen opgenomen bij de processen-verbaal van 14 december 2023 (voorgeleiding, pagina 1 tot en met 253), 22 december 2023 (raadkamer pagina 1 tot en met 102), 15 januari 2024 (raadkamer, pagina 1 tot en met 46) en 22 januari 2024 (aanvullend, pagina 1 tot en met 8). De processen-verbaal zijn in het parketnummer 16/288430-23 als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van 7 november 2023 (pagina 1 tot en met 23). De processen-verbaal zijn opgemaakt door de politie Midden-Nederland.
2.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] van 4 december 2023, p. 22 tot en met 24 (van het voorgeleidingsdossier van 14 december 2023).
3.Proces-verbaal van bevindingen van 13 december 2023 (genummerd PL0900-2023370951-3), p. 26 tot en met 28 (van het voorgeleidingsdossier van 14 december 2023).
4.Proces-verbaal van bevindingen van 12 december 2023 (genummerd PL0900-2023378612-13), p. 73 tot en met 74 (van het voorgeleidingsdossier van 14 december 2023).
5.Proces-verbaal van bevindingen van 13 december 2023 (genummerd PL0900-2023378612-64), p. 126 tot en met 127 (van het voorgeleidingsdossier van 14 december 2023).
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 11 januari 2024, p. 16 tot en met 20 (van het raadkamerdossier van 15 januari 2024).
7.Een proces-verbaal van bevindingen van 15 januari 2024 (genummerd PL0900-2023379861-3), p. 9 tot en met 11 (van het raadkamerdossier van 15 januari 2024).
8.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] van 9 december 2023, p. 201 tot en met 203 (van het voorgeleidingsdossier van 14 december 2023).
9.Proces-verbaal van bevindingen van 13 december 2023 (genummerd PL0900-2023378612-64), p. 126 tot en met 127 en de bijlage behorend bij proces-verbaal van bevindingen van 12 december 2023 (genummerd PL0900-2023378612-31), p. 96 (van het voorgeleidingsdossier van 14 december 2023).
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 december 2023, p. 5 (van het voorgeleidingsdossier van 14 december 2023).
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 11 januari 2024, p. 16 tot en met 20 (van het raadkamerdossier van 15 januari 2024).
12.De bewijsmiddelen worden telkens, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt ter bewijs van het feit of de feiten, waarop ze gezien hun inhoud betrekking hebben.