Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
gedetineerd te [verblijfplaats] ,
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
primairaan verdachte ten laste gelegd dat hij goederen heeft gestolen (al dan niet door middel van braak) en subsidiair dat verdachte deze goederen heeft geheeld. Het procesdossier bevat slechts aangiften van de diefstallen waarbij die goederen zijn weggenomen. Bij een doorzoeking van de woning van verdachte is een deel van de bij de diefstallen weggenomen goederen aangetroffen. Tussen de diefstallen en het moment waarop de goederen in de woning van verdachte zijn aangetroffen zit een aanzienlijk tijdverloop van enkele dagen tot enkele weken. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op grond hiervan niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het verdachte is geweest die de diefstallen heeft gepleegd en de rechtbank zal verdachte in zoverre dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
subsidiairten laste gelegde helingen. Verdachte is door de politie niet specifiek bevraagd over de in zijn woning aangetroffen goederen die gerelateerd kunnen worden aan feit 7 tot en met feit 12. Verdachte heeft verder bij de rechter-commissaris in zijn algemeenheid verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan heling van goederen die op de vordering bewaring stonden, “het is bij mij aangetroffen in mijn woning”, maar die verklaring houdt niets in over de manier waarop verdachte de ten laste gelegde goederen heeft verkregen en wat hij toen van de herkomst van de goederen wist. Verdachte heeft bovendien verklaard regelmatig logés te hebben – al dan niet in afwezigheid van verdachte – die beschikken over een sleutel van zijn woning en goederen achtergelaten kunnen hebben. Over de wijze van verkrijging van de goederen door verdachte kan de rechtbank dan ook geen conclusies trekken. Daarom kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte ten tijde van de verkrijging van de ten laste gelegde goederen wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die goederen van diefstal afkomstig waren.
- een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] van 12 december 2023 (feit 1);
- een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] van 17 november 2023 (feit 3);
- een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 6] van 13 december 2023 (feit 5);
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens [benadeelde 7] van 4 december 2023 (feit 6);
- een proces-verbaal van verhoor verdachte van 11 januari 2024;
- een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een besluit verblijfsontzegging Lucasbolwerk, Hieronymusplantsoen en omgeving van 1 november 2023;
- een proces-verbaal van bevindingen van 1 november 2023 (genummerd PL0900-2023335918-5).
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.OPLEGGING VAN STRAF
9.BENADEELDE PARTIJEN
10.VORDERING TENUITVOERLEGGING
11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
12.BESLISSING
12 maanden;
een gedeelte van 6 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 462,72;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2024 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 462,72 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 9 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 150,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2023 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [benadeelde 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 150,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 3 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;