ECLI:NL:RBMNE:2024:2039
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Integrale vrijspraak wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in een oplichtingszaak tegen een U-pas aanbieder
Op 4 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van oplichting en valsheid in geschrifte. De zaak werd behandeld naar aanleiding van een onderzoek dat plaatsvond op de terechtzittingen van 11 oktober 2023, 29 februari 2024 en 21 maart 2024. De verdachte, geboren in Marokko en woonachtig in Nederland, werd ervan beschuldigd in de periode van juni 2019 meerdere valse declaraties in te dienen bij de Gemeente Utrecht, met als doel een bedrag van € 70.840 te verkrijgen voor cursussen die nooit zijn gegeven. Daarnaast werd hem verweten valsheid in geschrifte te hebben gepleegd door gebruik te maken van vervalste intakeformulieren.
De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat er geen bewijs was dat de verdachte opzettelijk frauduleus had gehandeld. De officier van justitie concludeerde echter dat er voldoende reden was om de verdachte te vervolgen, ondanks het gebrek aan bewijs voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging, maar dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij met opzet frauduleus had gehandeld of dat er sprake was van valsheid in geschrifte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet had gehandeld in strijd met de afspraken met de gemeente en dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. Dit vonnis benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de rol van het Openbaar Ministerie in het vervolgen van verdachten.