ECLI:NL:RBMNE:2024:2028

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
UTR 23/5010
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar tegen compensatie kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 29 maart 2024, is het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen op haar bezwaar van 15 mei 2023 tegen de lichte toets compensatie kinderopvangtoeslag aan de orde. Eiseres had op 4 juni 2022 een besluit ontvangen waarin een bedrag van € 30.000,- was toegekend op basis van de Catshuisregeling. Eiseres stelt dat zij dit besluit niet heeft ontvangen en heeft hierom bezwaar gemaakt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is, omdat eiseres geen procesbelang heeft. Dit betekent dat er geen reëel en actueel belang is bij de uitkomst van de procedure, aangezien eiseres het compensatiebedrag al heeft ontvangen. De rechtbank heeft verder opgemerkt dat de bezwaargronden van eiseres niet voldoende zijn om aan te nemen dat er nog een belang is bij het beroep. De rechtbank heeft daarom besloten dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier mr. M.E.C. Bakker.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5010

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R. Grijpstra),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 15 mei 2023 tegen de lichte toets compensatie kinderopvangtoeslag.
Op 24 oktober 2023 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft een reactie gegeven op het verweerschrift.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
2. Verweerder heeft aan eiseres in zijn besluit van 4 juni 2022 een bedrag van € 30.000,- toegekend op grond van de Catshuisregeling (de lichte toets).q Eiseres stelt dat zij dit bedrag wel, maar het besluit niet heeft ontvangen. Eiseres heeft op 15 mei 2023 bezwaar gemaakt tegen dat besluit. Eiseres heeft op 6 juli 2023 nogmaals bezwaar gemaakt tegen het besluit van 4 juni 2022. De rechtbank merkt dit bezwaarschrift aan als een aanvulling op het eerder ingediende bezwaar. Omdat verweerder niet op tijd op het bezwaar heeft beslist, heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift.
3. De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van procesbelang.
4. Procesbelang is het belang dat bestaat bij de uitkomst van de procedure, dus wat de rechtzoekende concreet met het beroep wil of kan bereiken. Dit gaat niet om de vraag of de rechtzoekende gelijk heeft. Het gaat erom dat de rechtzoekende een reëel en actueel belang heeft bij het gelijk, als hij/zij dat in de beroepsprocedure zou krijgen. De vraag of er procesbelang is, wordt daarom beantwoord naar de stand van zaken op het moment van het beoordelen van het beroep. De bestuursrechter doet geen uitspraken uitsluitend vanwege de principiële betekenis ervan. [2]
5. Eiseres heeft in het besluit van 4 juni 2022 in het kader van de Catshuisregeling het compensatiebedrag van € 30.000,- ontvangen. Op grond van deze regeling kan niet meer compensatie worden verkregen. Het is de rechtbank daarom niet duidelijk waarom eiser op 15 mei 2023 tegen dit besluit bezwaar heeft gemaakt. De reden hiervan moet worden gevonden in de bezwaargronden. Hierin staat het volgende vermeld:

Belanghebbende (verw)acht (dat) deze beschikking in strijd (is) met de betreffende en hieraan ten grondslag gelegde wettelijke bepalingen, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de overige ter zake geldende bepalingen. Belanghebbende is tevens van mening dat de beschikking (zal) berust(en) op een onjuiste feitelijke grondslag’.
6. Nu eiseres het compensatiebedrag heeft verkregen, kan de rechtbank de gemachtigde van eiseres in de bezwaargronden niet volgen. De gemachtigde van eiseres heeft om dwangsommen verzocht, [3] maar kan daar gelet op het vorenstaande geen aanspraak op maken. Eiseres heeft ook geen rechtens relevant belang bij het beroep tegen het tijdig nemen van een besluit, omdat over de uitkomst van de zaak geen onzekerheid bestaat en daarom is het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk.
7. Omdat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaart, krijgt eiseres geen vergoeding van haar proceskosten en zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 augustus 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU1396.
3.Artikel 4:17, zesde lid, aanhef en onder c, van de Awb.