ECLI:NL:RBMNE:2024:2009

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
81.051278.23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vennootschap onder firma voor overtreding van de Meststoffenwet met betrekking tot fosfaatproductie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de vennootschap onder firma [verdachte] V.O.F. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 5.000 voor het overtreden van artikel 21b van de Meststoffenwet, waarbij de verdachte in de jaren 2019 en 2020 meer fosfaat heeft geproduceerd dan het op haar bedrijf rustende fosfaatrecht. De zitting vond plaats op 11 maart 2024, waarna het onderzoek op 2 april 2024 werd gesloten. De officier van justitie, mr. J.P. Senior, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. C.A. van Kooten-de Jong. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in 2019 3.965,63 kilogram fosfaat heeft geproduceerd, terwijl het fosfaatrecht 3.810 kilogram was, en in 2020 4.416,41 kilogram fosfaat, terwijl het fosfaatrecht 3.960 kilogram was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld, ook al was zij in de veronderstelling dat zij meer fosfaatrechten had. De rechtbank heeft de omstandigheden van de vennootschap en de intentie van de verdachte meegewogen bij de strafoplegging, en heeft besloten tot een voorwaardelijke geldboete met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 81.051278.23 (P)
Vonnis van de meervoudige economische kamer van 2 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] V.O.F.
gevestigd aan de [adres] ,
[postcode] , [vestigingsplaats] ,
hierna (ook): verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 maart 2024. Dat onderzoek is gesloten op 2 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.P. Senior en van hetgeen [vennoot] , vennoot van verdachte, namens verdachte en de raadsvrouw van verdachte, mr. C.A. van Kooten-de Jong, advocaat te Montfoort, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Feit 1: in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 te [vestigingsplaats] als landbouwer op haar bedrijf al dan niet opzettelijk in het kalenderjaar 2019 meer fosfaat heeft geproduceerd dan het op haar bedrijf rustende fosfaatrecht;
Feit 2: in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020 te [vestigingsplaats] als landbouwer op haar bedrijf al dan niet opzettelijk in het kalenderjaar 2020 meer fosfaat heeft geproduceerd dan het op haar bedrijf rustende fosfaatrecht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van beide ten laste gelegde feiten. De standpunten van de verdediging worden – zover van belang – besproken in paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot het oordeel dat beide feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De rechtbank licht dit hierna toe.
Bewijsmiddelen [1]
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NWWA) heeft onderzoek verricht naar het volgende bedrijf:
Naam bedrijf: [verdachte]
Rechtsvorm: Vennootschap onder Firma
Vestigingsadres: [adres]
Postcode en vestigingsplaats: [postcode] [vestigingsplaats]
Gemeente van vestiging: Vijfherenlanden
Relatienummer: [relatienummer]
Dat onderzoek richtte zich op de vermoedelijke overtreding van artikel 21b van de Meststoffenwet, inhoudende dat [verdachte] V.O.F. meer dierlijke meststoffen met melkvee, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, produceerde dan het op het bedrijf rustende fosfaatrecht. [2]
Voor het berekenen van fosfaatrechten zijn de gegevens nodig van het werkelijk aantal dieren per diercategorie waarvoor fosfaatrechten vereist zijn en de werkelijke melkproductie. Bij de berekening van het aantal dieren per diercategorie worden door de NVWA de gegevens gebruikt die het bedrijf heeft aangeleverd. Die informatie komt met name van de koekaarten. Met het berekende aantal dieren en de berekende melkproductie wordt de melkproductie per koe uitgerekend. [3] De gegevens van de gemiddelde melkproductie per melkkoe per jaar en de aantallen stuks rundvee worden gebruikt voor de berekening van de totale fosfaatproductie melkvee. [4]
Voor het kalenderjaar 2019 waren op [verdachte] V.O.F. 3810 kilogram fosfaatrechten geregistreerd bij RVO en voor het kalenderjaar 2020 3960 kilogram aan fosfaatrechten. [5]
De NVWA heeft berekend dat door melkvee op [verdachte] V.O.F. in het jaar 2019 3.965,63 kilogram fosfaat was geproduceerd. [6]
Voor het jaar 2020 heeft de NVWA berekend dat door melkvee op [verdachte] V.O.F. 4.416,41 kilogram fosfaat was geproduceerd. [7] Uit die berekening volgt tevens dat het op [verdachte] V.O.F. rustende fosfaatrecht van 3.960 kilogram fosfaat in het jaar 2020 met 456,41 kilogram fosfaat werd overschreden. [8]
Over het jaar 2019
De NVWA heeft over het jaar 2019 het volgende geverbaliseerd: “Ik zag in de Rundveestaat en Veesaldokaart 2019 (bijlage 11) dat bij 52 runderen een hand-teken aanwezig was ten teken dat bij deze runderen een handmatige aanpassing was gedaan in de geregistreerde gegevens, waardoor de periodes waartoe een rund tot een bepaalde diercategorie behoorde was gewijzigd. Ik controleerde alle 52 handmatige aangebrachte wijzigingen in deze Rundveestaat en Veesaldokaart 2019 aan de hand van de gegevens uit het I.&R.- systeem rund, koekaarten CRV (bijlage 14), verklaringen verdachte en de uitschaarkaarten (bijlage 15). Daarbij zag ik dat ten aanzien van een aantal runderen de periodes waartoe deze tot een bepaalde diercategorie behoorden, kennelijk niet juist waren.” [9] De NVWA heeft daarom correcties toegepast. [10] Na toepassing van de correcties is de hoeveelheid geproduceerd fosfaat in kilogrammen opnieuw berekend. De NVWA komt tot de conclusie dat in het jaar 2019 het op [verdachte] V.O.F. rustende fosfaatrecht met 155,63 kilogram werd overschreden. [11]
De rechtbank merkt op dat in deze zaak een aantal van de correcties die ten grondslag liggen aan deze berekening ter discussie staan. Ter verduidelijking worden in dit bewijsmiddelenoverzicht de betwiste runderen opgenomen waarbij de rechtbank uitgaat van de berekening van de NVWA. De betwiste runderen waarin de rechtbank het standpunt van verdachte volgt maken geen deel uit van het bewijsmiddelenoverzicht en worden besproken in de bewijsoverweging. Dit leidt tot een andere berekening van overschrijding van fosfaatproductie dan waar de NVWA vanuit is gegaan.
Uit de koekaart van rund NL [rundnummer 1] blijkt dat de laatste kalfdatum [geboortedatum 1] /19 was. De laatste lactatie was op [datum] /19 en op [datum] /19 is de koe drooggezet. Op [datum] /19 is de koe afgevoerd. [12]
Dit rund dient volgens de NVWA in het jaar 2019 357 (1-1 t/m 23-12) dagen in diercategorie 100 te staan, daar dit rund wel melk produceerde. Door deze correctie verschuiven 357 dagen van diercategorie 120 naar 100. [13]
Uit de koekaart van rund NL [rundnummer 2] blijkt dat de laatste kalfdatum [geboortedatum 2] /19 was. De laatste lactatie was op [datum] /19 en op [datum] /19 is de koe drooggezet. Op [datum] /19 is de koe afgevoerd. [14]
Dit rund dient volgens de NVWA in het jaar 2019 323 (1-1 t/m 19-11) dagen in diercategorie 100 te staan. Door deze correctie verschuiven 213 dagen van diercategorie 120 naar 100. [15]
Uit de koekaart van rund NL [rundnummer 3] blijkt dat de laatste kalfdatum [geboortedatum 3] /20 was. De laatste lactatie was op [datum] /19 en op [datum] /20 is de koe drooggezet. Op [datum] /20 is de koe afgevoerd. [16]
Dit rund dient volgens de NVWA in het jaar 2019 262 (13-4 t/m 31-12) dagen in diercategorie 100 en 29 (15-3 t/m 13-4) dagen in diercategorie 102 te staan. Door deze correctie verschuiven 104 dagen van diercategorie 122 naar 100. [17]
Over het jaar 2020
[verdachte] V.O.F. had in de jaren voor 2020 een aantal keren fosfaatrechten verleased, verkocht en geleased. Op 30 december 2019 was er sprake van een heenlease van 473 kilogram fosfaatrechten van vervreemder [verdachte] V.O.F. aan verwerver [bedrijf] . [18]
Verklaring verdachte
Verdachte verklaarde op 8 december 2021 het volgende over het aantal fosfaatrechten dat rustte op het bedrijf in 2019 en 2020:
“Ik ga uit van de basis die ik heb toegewezen gekregen in 2018. Direct het eerste jaar heb ik een deel verleased, en deze zijn ook weer terug gekomen. In 2019 heb ik dit weer gedaan voor één jaar. Ik ging ervan uit dat deze rechten ook weer terug kwamen. Toen ik de stukken verzamelde voor deze controle, kwam ik erachter dat de rechten niet terug waren gekomen. In 2020 stonden ze op het bedrijf [bedrijf] .” [19]
Bewijsoverwegingen
Over het jaar 2019
Verdachte heeft in het jaar 2019 handmatig aanpassingen gedaan in de diercategorieën die van toepassing zijn op bepaalde koeien. Deze aanpassingen zijn ten aanzien van een aantal koeien volgens de NVWA niet juist geweest, waardoor deze koeien in 2019 of een deel daarvan ten onrechte in een categorie zijn ingedeeld die niet (of minder) meetelde voor de fosfaatproductie van het bedrijf. Door de verdediging is voor een aantal van die correcties niet betwist dat die onjuist waren, terwijl voor andere correcties is gesteld dat deze wel juist waren. De gemene deler daarvan is telkens dat die koeien niet langer werden gehouden ten behoeve van de melkveehouderij, maar ten behoeve van de zoog van kalfjes, voor de slacht of voor het kalven. Hieronder bespreekt de rechtbank de door de verdediging betwiste categoriewijzigingen één voor één.
Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verdachte een melkveehouderij is. Dit betekent dat in beginsel koeien worden gehouden voor de melkproductie dan wel voor de fokkerij van melkvee. Het is daarom aan verdachte om, aan de hand van de feitelijke situatie, aan te tonen dat koeien niet langer werden gehouden ten behoeve van de melkveehouderij. Dat komt er telkens op neer dat uit de feitelijke situatie moet blijken dat de koe niet in diercategorie 100 als bedoeld in bijlage D bij de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet thuishoort. Die categorieomschrijving luidde in 2019 als volgt:
Melk- en kalfkoeien (alle koeien die ten minste éénmaal hebben gekalfd en die voor de melkproductie of de fokkerij worden gehouden); ook koeien die drooggezet zijn alsmede koeien die worden vetgemest en in de mesttijd worden gemolken.
De categorieomschrijving is in de loop der jaren in de wet aangepast. Uit de memorie van toelichting behorende bij de wetswijziging blijkt echter dat de wijziging tot doel heeft gehad een verduidelijking te zijn op de reeds geldende wetgeving. De interpretatieverschillen van de categorieën tussen verdachte en de NVWA zijn dus niet gelegen in de verandering van de wet, maar een interpretatie van de al bestaande regeling. De kernvraag die naar oordeel van de rechtbank moet worden beantwoord is of uit de feitelijke situatie blijkt dat een rund niet meer wordt gehouden voor de melkveehouderij.
Verdachte heeft aangevoerd dat de koe met nummer [rundnummer 1] vanaf [datum] 2018 niet meer werd gemolken voor menselijke consumptie en dat de koe daarna niet meer drachtig is geworden. Daarom hoort de koe vanaf die datum thuis in categorie 120. Uit de koekaart blijkt echter dat deze koe op [geboortedatum 1] 2019 een kalfje heeft gekregen en dat de laatste lactatie op [datum] 2019 was. Zoals hiervoor benoemd worden koeien op een melkveehouderij in beginsel gehouden voor melkproductie dan wel de fokkerij van nieuwe melkveekoeien. Kijkend naar de gegevens op de koekaart is de rechtbank van oordeel dat uit de feitelijke situatie niet kan worden opgemaakt dat deze koe niet meer meetelt voor het fosfaatrechtenstelsel ten behoeve van melkvee. De correctie van de NVWA, inhoudende dat dit rund in 2019 357 dagen – 1 januari 2019 tot datum slacht – in categorie 100 thuishoort, is daarmee een juiste correctie geweest.
Verdachte heeft voor koe met nummer [rundnummer 2] aangevoerd dat deze koe vanaf [datum] 2019 geen melk meer gaf voor menselijke consumptie en daarom in categorie 120 thuishoort. Uit de koekaart blijkt dat deze koe op [geboortedatum 2] 2019 een kalfje heeft gekregen. Kijkend naar de aard van het bedrijf en de feitelijke situatie is deze koe daarmee tot en met 31 juli 2019 een rund dat hoort in categorie 100. Vanaf [datum] 2019 is deze koe geen melkkoe meer, omdat de koe niet meer drachtig is geweest tot het moment van de slacht en geen melk heeft geproduceerd. Dit betekent dat de rechtbank gedeeltelijk de visie van de NVWA volgt, in die zin dat er een correctie moet plaatsvinden voor de periode van 11 april 2019 tot 31 juli 2019 (112 dagen), van categorie 120 naar categorie 100.
Voor koe met nummer [rundnummer 3] heeft verdachte aangevoerd dat de koe vanaf [datum] 2019 niet meer werd gemolken voor menselijke consumptie. Op dat moment verschuift deze koe van categorie 100 naar categorie 120. Uit de koekaart blijkt dat de laatste lactatie op [datum] 2019 is geweest en dat de koe op [geboortedatum 3] 2020 een kalfje heeft gekregen. Gelet op de aard van het bedrijf is dit rund daarmee gehouden voor de fokkerij ten behoeve van het melkveebedrijf. Dat betekent dat de NVWA een juiste correctie heeft doorgevoerd, inhoudende dat deze koe vanaf 15 maart 2019 tot en met 31 december 2019 (262 dagen) in categorie 100 thuishoort. Door die correctie verschuiven er 104 dagen van categorie 122 naar categorie 100.
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer dat koe [rundnummer 3] is gedekt door een vleesstier en daardoor in categorie 122 valt. Door wat voor soort stier de koe is gedekt is namelijk niet relevant voor de beoordeling in welke categorie de koe zelf thuishoort. Het is een koe op een melkveebedrijf en als zo’n koe een kalfje krijgt, is dit ten behoeve van de melkproductie en fokkerij van dat melkveebedrijf.
Partiële vrijspraak over het jaar 2019
De NVWA heeft correcties doorgevoerd voor de runderen met nummers [rundnummer 4] , [rundnummer 5] en [rundnummer 6] . Deze runderen waren door verdachte echter wel in de juiste categorie (120: zoog- en weidekoeien) geregistreerd, omdat deze runderen gezamenlijk met ossen (gecastreerde stieren) in de wei liepen om vervolgens geslacht te worden. Uit de feitelijke situatie blijkt dat zij dus niet meer bedoeld waren voor de fokkerij. De rechtbank spreekt verdachte vrij voor het aantal kilogrammen fosfaat dat bij deze runderen hoort. Dit houdt in dat voor koe [rundnummer 6] 280 dagen niet gecorrigeerd hoefden te worden, voor koe [rundnummer 4] 89 dagen en voor koe [rundnummer 5] 15+47=62 dagen.
De rechtbank spreekt verdachte ook vrij voor het aantal kilogrammen fosfaat dat hoort bij rund met nummer [rundnummer 7] . De correctie die verdachte heeft doorgevoerd is, in tegenstelling tot wat de NVWA stelt, juist. Dit rund hoort vanaf 1 mei 2019 in categorie 120. Uit de koekaart blijkt dat dit rund op [geboortedatum 4] 2019 heeft gekalfd. Daarna zijn er geen lactaties meer geregistreerd van dit rund. Het hoeft daarom voor 14 dagen niet in categorie 100 te worden geregistreerd.
Berekening 2019 kilogrammen fosfaatproductie
Dit leidt tot de volgende vermindering van het aantal dierdagen per koe per categorie en overschrijding van het fosfaatrecht in 2019 ten opzichte van de berekening van de NVWA.
100
101
102
[rundnummer 7]
-14
[rundnummer 2]
-104
[rundnummer 6]
-280
[rundnummer 4]
-89
[rundnummer 5]
-62
a
Gecorrigeerde dierdagen totaal
-118
-431
b
Dierdagen door NVWA berekend
957
477
c
Gecorrigeerde dierdagen (b - c)
839
46
d
Gecorrigeerde dieren (c / 365 dagen)
2,30
0,13
e
Aantal dieren volgens dierlijst
90,30
27,40
7,80
f
Aantal dieren na correctie (d + e)
92,60
7,93
g
Fosfaatexcretie norm
37,70
9,60
21,90
h
Gecorrigeerde fosfaatproductie (f x g)
3490,97
263,04
173,58
i
Totaal(h)
3927,59
Gelet op de op het bedrijf rustende fosfaatrechten van 3810 kilogram is er in 2019 een overschrijding van 117,59 kilogram (3927,59 – 3810 kilogram) geweest. Gelet op de hiervoor genoemde feitelijke omstandigheden is sprake van het opzettelijk meer fosfaat produceren in 2019 dan de voor het bedrijf geldende fosfaatrechten. Dat de handmatige aanpassingen van verdachte (deels) voortkomen uit een andere interpretatie van de regels, maakt dat niet anders.
Over het jaar 2020
Verdachte heeft in het jaar 2020 meer fosfaat geproduceerd dan de fosfaatrechten die rustten op haar bedrijf. Dit verschil is ontstaan doordat verdachte de op haar bedrijf rustende 473 kilogram fosfaatrechten in 2019 had uitgeleased aan [bedrijf] en niet heeft teruggeleased in 2020. Dat deze fosfaatrechten eigendom van verdachte zijn en dat [bedrijf] in 2020 geen runderen hield, maakt de feitelijke situatie niet anders.
De rechtbank moet beoordelen of het opzet bewezen kan worden verklaard. Opzet in het economisch strafrecht is kleurloos. Dat betekent dat het opzet alleen ziet op de feitelijke gedragingen zoals die in de tenlastelegging staan omschreven. Die feitelijke handeling bestaat erin dat verdachte in 2020 meer dierlijke meststoffen heeft geproduceerd dan het op het bedrijf rustende fosfaatrecht. Dat heeft verdachte opzettelijk gedaan, ook al was zij in de veronderstelling dat zij meer fosfaatrechten tot haar beschikking had dan daadwerkelijk het geval was. Als landbouwer en melkveebedrijf behoort verdachte te weten hoe hoog het op haar rustende fosfaatrecht is. Het opzet van verdachte hoeft er niet op te zijn gericht dat zij bewust dat recht heeft overschreden. Voldoende is dat verdachte opzettelijk, al dan niet in voorwaardelijke vorm, een aantal kilogram fosfaat heeft geproduceerd dat, naar verdachte behoorde te weten, hoger was dan het op haar rustende fosfaatrecht. De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van opzet.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 te [vestigingsplaats] , gemeente Vijfherenlanden, als landbouwer op haar bedrijf met BRS-nummer [relatienummer] , opzettelijk, in het kalenderjaar 2019 meer dierlijke meststoffen met melkvee, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, heeft geproduceerd, te weten 3927,59 kilogram (of daaromtrent), dan het op het bedrijf rustende fosfaatrecht, te weten 3810 kilogram;
2
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020 te [vestigingsplaats] , gemeente Vijfherenlanden, als landbouwer op haar bedrijf met BRS-nummer [relatienummer] , opzettelijk, in het kalenderjaar 2020 meer dierlijke meststoffen met melkvee, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, heeft geproduceerd, te weten 4.416,41 kilogram (of daaromtrent), dan het op het bedrijf rustende fosfaatrecht, te weten 3960 kilogram.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 en feit 2:
telkens, overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 21b eerste lid van de Meststoffenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 5.000,-, waarvan € 2.500,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte in alle oprechtheid meende goed te hebben gehandeld en zeker geen opzet heeft gehad om een regel te overtreden en de hoeveelheid fosfaatrechten te overschrijden. Uit de wetgeschiedenis blijkt dat de regelgeving rondom het fosfaatrechtenstelsel onduidelijk is (geweest). Bij een bewezenverklaring is er voor 2019 hoogstens sprake van een zeer kleine overschrijding, en voor 2020 geldt dat er van een materiële overschrijding geen sprake kan zijn. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht dit alles in strafmatigende zin mee te wegen. Datzelfde geldt voor het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de omstandigheden van de vennootschap, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in twee kalenderjaren schuldig gemaakt aan het overschrijden van het op haar bedrijf rustende fosfaatrecht door meer kilogrammen fosfaat te produceren dan haar was toegestaan. Het fosfaatrechtenstelsel is ingevoerd om de mestproductie te reguleren. Wanneer bedrijven de op hen rustende fosfaatrechten overschrijden, komt dat doel in het gedrang. Dat is schadelijk voor het milieu. Daarnaast heeft verdachte in 2019 ook financieel voordeel gehad, doordat zij kosten heeft bespaard om fosfaatrechten bij te leasen.
De omstandigheden van de vennootschap
Het uittreksel justitiële documentatie van verdachte is blanco.
Strafoplegging
De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat verdachte niet de intentie had om niet te voldoen aan de regelgeving. In 2020 is er sprake geweest van een administratieve fout. Voor 2020 heeft verdachte aannemelijk gemaakt dat zij daar geen financieel voordeel van heeft gehad, omdat de fosfaatrechten ‘ongebruikt’ bij het bedrijf van een familielid waren. Dat bedrijf, [bedrijf] , hield in 2020 namelijk geen dieren meer. In 2019 blijkt uit de verklaring van verdachte dat geprobeerd is het juiste te doen. Verdachte heeft bij het administreren van haar melkvee alleen niet altijd de juiste interpretatie van de regels gebruikt, waardoor niet altijd het juiste is gedaan. Voor 2019 heeft dit geleid tot financieel voordeel, omdat verdachte de kosten voor extra fosfaatrechten uitgespaard heeft. De rechtbank neemt bij de strafoplegging mee dat dit voordeel aan verdachte zal worden ontnomen en zij de bespaarde kosten dus alsnog zal moeten betalen.
Rekening houdend met alles wat hiervoor is benoemd, is de rechtbank van oordeel dat een geheel voorwaardelijke geldboete van € 5.000,00 een passende straf is. De proeftijd stelt de rechtbank vast op twee jaren. De voorwaardelijke straf geldt als een waarschuwing voor de toekomst dat verdachte niet opnieuw een strafbaar feit zal plegen en waakzamer zal zijn bij het registreren van de runderen en het beheren van de fosfaatrechten.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 23, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en
  • 21b van de Meststoffenwet
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte voor van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot een
geldboete van € 5.000,00;
- bepaalt dat de geldboete
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee (2) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Maas, voorzitter, mr. H.A. Brouwer en mr. J.P. Verboom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 april 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
zij in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 te [vestigingsplaats] , gemeente Vijfherenlanden, althans in Nederland , als landbouwer op haar bedrijf met BRS-nummer [relatienummer] , al dan niet opzettelijk, in het kalenderjaar 2019 meer dierlijke meststoffen met melkvee, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, heeft geproduceerd, te weten 3965,63 kilogram (of daaromtrent), dan het op het bedrijf rustende fosfaatrecht, te weten 3810 kilogram;
(strafbaarstelling: artikel 1a onder 1 Wet op de economische delicten juncto artikel 21b Meststoffenwet juncto artikel 32 Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet) ( art 21b lid 1 Meststoffenwet )
2
zij in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020 te [vestigingsplaats] , gemeente Vijfherenlanden, althans in Nederland , als landbouwer op haar bedrijf met BRS-nummer [relatienummer] , al dan niet opzettelijk, in het kalenderjaar 2020 meer dierlijke meststoffen met melkvee, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, heeft geproduceerd, te weten 4.416,41 kilogram (of daaromtrent), dan het op het bedrijf rustende fosfaatrecht, te weten 3960 kilogram;
(strafbaarstelling: artikel 1a onder 1 Wet op de economische delicten juncto artikel 21b Meststoffenwet juncto artikel 32 Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet) ( art 21b lid 1 Meststoffenwet )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 6 februari 2023, genummerd 137318, opgemaakt door opsporingsambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, doorgenummerd 1 tot en met 30 en bijlagen 1 tot en met 36. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1.
3.Een in de wettelijke vorm opgemaakt aanvullend proces-verbaal van de NVWA van 15 februari 2024, genummerd 154355, pagina 1, opgemaakt door opsporingsambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.
4.Pagina 14.
5.Pagina 6.
6.Pagina 14.
7.Pagina 17.
8.Pagina 18.
9.Pagina 12.
10.Een geschrift, te weten een toelichting correcties 2019, bijlage 12.
11.Pagina 14.
12.Een geschrift, te weten een koekaart van 20-01-2022, bijlage 14 – 7/26.
13.Een geschrift, te weten een toelichting correcties 2019, bijlage 12 – 1/7.
14.Een geschrift, te weten een koekaart van 20-01-2022, bijlage 14 – 17/26.
15.Een geschrift, te weten een toelichting correcties 2019, bijlage 12 – 2/7.
16.Een geschrift, te weten een koekaart van 20-01-2022, bijlage 14 – 23/26.
17.Een geschrift, te weten een toelichting correcties 2019, bijlage 12 – 3/7.
18.Pagina 6.
19.Pagina 18.