Op 15 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1991, die verblijft in GGZ Centraal. De officier van justitie had op 13 maart 2024 een verzoek ingediend om de op 12 maart 2024 opgelegde crisismaatregel te verlengen, welke maatregelen zijn bedoeld om ernstig nadeel voor de betrokkene en anderen te voorkomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 maart 2024 was de betrokkene aanwezig, evenals haar psychiater en een verpleegkundige. De betrokkene heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan rechtsbijstand, ondanks de aanwezigheid van haar advocaat, mr. F.L. Lischer, die haar had aangeboden om een collega-advocaat te regelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene ondubbelzinnig heeft aangegeven geen advocaat te willen.
De rechtbank heeft de situatie van de betrokkene beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat er sprake is van een psychotisch toestandsbeeld en dat er onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is, met name door ernstige verwaarlozing. De psychiater heeft verklaard dat de betrokkene goed reageert op medicatie, maar dat zij afwijzend staat tegenover het gebruik ervan. De rechtbank oordeelde dat de verplichte zorg noodzakelijk is om het dreigende nadeel af te wenden en dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn. De machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel is verleend voor een periode van drie weken, tot en met 5 april 2024, en omvat onder andere het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid.