ECLI:NL:RBMNE:2024:2001

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
Rechtbank Midden-Nederland
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 15 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1991, die verblijft in GGZ Centraal. De officier van justitie had op 13 maart 2024 een verzoek ingediend om de op 12 maart 2024 opgelegde crisismaatregel te verlengen, welke maatregelen zijn bedoeld om ernstig nadeel voor de betrokkene en anderen te voorkomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 maart 2024 was de betrokkene aanwezig, evenals haar psychiater en een verpleegkundige. De betrokkene heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan rechtsbijstand, ondanks de aanwezigheid van haar advocaat, mr. F.L. Lischer, die haar had aangeboden om een collega-advocaat te regelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene ondubbelzinnig heeft aangegeven geen advocaat te willen.

De rechtbank heeft de situatie van de betrokkene beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat er sprake is van een psychotisch toestandsbeeld en dat er onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is, met name door ernstige verwaarlozing. De psychiater heeft verklaard dat de betrokkene goed reageert op medicatie, maar dat zij afwijzend staat tegenover het gebruik ervan. De rechtbank oordeelde dat de verplichte zorg noodzakelijk is om het dreigende nadeel af te wenden en dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn. De machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel is verleend voor een periode van drie weken, tot en met 5 april 2024, en omvat onder andere het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling familierecht
Locatie Lelystad
Zaaknummer: C/16/571872 / FZ RK 24-184
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 15 maart 2024naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1991,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende te GGZ Centraal, locatie [locatie] te [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 13 maart 2024, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 12 maart 2024 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn onder meer de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel d.d.
12 maart 2024;
  • de medische verklaring d.d. 13 maart 2024
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvgg.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 maart 2024 in het gebouw van de GGZ Centraal, locatie [locatie] te [verblijfplaats] .
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene;
- de heer R. Bronsema, psychiater.
Verder was aanwezig:
- een verpleegkundige van de afdeling.
1.3.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de mondelinge behandeling te verschijnen.
1.4.
Bij aanvang van de zitting was mr. F.L. Lischer – aan betrokkene als advocaat toegevoegd – aanwezig. Mr. Lischer verklaarde dat zij betrokkene de dag daarvoor en voor de zitting had gesproken, zij betrokkene de procedure had uitgelegd, maar dat betrokkene meermalen had aangegeven dat zij geen advocaat wilde en nodig had. Ook het aanbod van mr. Lischer om een collega advocaat voor haar te regelen, die op dat moment ook in de instelling was, werd door betrokkene afgewezen. Ook op vragen van de rechter gaf betrokkene aan geen advocaat nodig te hebben of te willen en haar eigen belangen te zullen behartigen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat betrokkene ondubbelzinnig heeft aangegeven dat zij geen advocaat wil.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder en de officier van justitie verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In de crisismaatregel waarvan de officier van justitie voortzetting vraagt, zijn de volgende vormen van verplichte zorg, als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz, opgenomen:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie;
2.2.
Standpunten
Door betrokkene is ter zitting naar voren gebracht dat zij het fijn vindt dat zij tot rust komt in de instelling, maar zij het niet nodig vindt om daar veel langer te blijven. Betrokkene stelt noch een psychische stoornis, noch psychotische symptomen te hebben. Zij is niet psychotisch, maar heel spiritueel. Ook is er volgens betrokkene geen sprake van ernstig nadeel voor zichzelf of anderen, maar is zij juist heel goed voor anderen. Voorts heeft betrokkene naar voren gebracht absoluut geen medicatie te willen gebruiken. Zij heeft in het verleden wel medicatie gebruikt, maar slikt deze al heel lang niet meer omdat dit niet langer nodig is. Wanneer zij nu weer medicatie zou gaan gebruiken, zou het niet beter, maar slechter met haar gaan.
Door de psychiater is ter zitting naar voren gebracht dat er bij betrokkene sprake is van een psychotisch toestandsbeeld. Voorts is er sprake van ernstig nadeel, onder andere gelegen in maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene door haar gedrag, ondanks haar goede bedoelingen, agressie of een andere reactie bij een ander opwerkt. Uit het verleden is bekend dat betrokkene goed reageert op medicatie, maar zij staat afwijzend tegenover het gebruik van medicatie. Omdat het niet lukt om overeenstemming te bereiken over de medicamenteuze behandeling kan het psychotische toestandsbeeld van betrokkene niet worden gestabiliseerd en zal het ernstig nadeel zich opnieuw voordoen als betrokkene met ontslag gaat. Een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel is daarom noodzakelijk. Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg heeft de psychiater naar voren gebracht dat het toedienen van vocht en voeding aan betrokkene en het insluiten van en het uitoefenen van toezicht op betrokkene niet noodzakelijk zijn gebleken.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, met name gelegen in ernstige verwaarlozing. Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een stoornis, in de vorm van een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat de verplichte vormen van zorg, zoals hierna vermeld in de beslissing, noodzakelijk zijn om het nadeel af te wenden. Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.5.
Deze vormen van verplichte zorg zijn evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.6.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1991, te [geboorteplaats] voor de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 lid 2 Wvggz:
a. toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 5 april 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 15 maart 2024 mondeling gegeven door mr. M.E.A. Braeken, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door M.R. Meijn als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!