ECLI:NL:RBMNE:2024:1983

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
10993915 \ UV EXPL 24-59
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis in kort geding met betrekking tot juridische bijstand en betalingsverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde]. [Eiseres] heeft verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een eerder vonnis van 14 februari 2024, waarin zij werd veroordeeld tot betaling van openstaande facturen aan [gedaagde]. [Eiseres] stelt dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van bedrog en misbruik van omstandigheden, en dat er sprake is van kennelijke misslagen in het eerdere vonnis. De mondelinge behandeling vond plaats op 28 maart 2024, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiseres] onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar verzoek tot schorsing. De rechter heeft vastgesteld dat het belang van [eiseres] bij behoud van de bestaande situatie niet zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] bij de tenuitvoerlegging van het vonnis. Daarnaast heeft de kantonrechter geconcludeerd dat er geen sprake is van kennelijke misslagen in het eerdere vonnis, aangezien [eiseres] niet heeft aangetoond dat zij in een lastige financiële situatie verkeert of dat er een restitutierisico bestaat. De vorderingen van [eiseres] zijn dan ook afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10993915 UV EXPL 24-59 VL/58599
Kort geding vonnis van 4 april 2024
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. L.J.H. Kortz,
tegen:
[gedaagde], h.o.d.n
[handelsnaam]
wonende te [woonplaats 2] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. K. Horstman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 maart 2024 inclusief producties van [eiseres] ;
- de bij e-mail van 27 maart 2024 gevoegde producties van [gedaagde] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 28 maart 2024 plaatsgevonden. Hierbij waren [eiseres] , bijgestaan door mr. L.J.H. Kortz, en [gedaagde] , bijgestaan door mr. K. Horstman, aanwezig. Partijen hebben vragen van de kantonrechter, fungerend als voorzieningenrechter, beantwoord alsook hun standpunten nader toegelicht. [gedaagde] heeft daarbij gebruik gemaakt van zijn spreekaantekeningen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.3.
Tenslotte heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis wordt gewezen.

2.Waar de zaak over gaat

2.1.
Partijen hebben een overeenkomst van opdracht gesloten op grond waarvan [gedaagde] juridische bijstand heeft verleend aan [eiseres] . [eiseres] is van mening dat de overeenkomst onder invloed van bedrog en door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen en heeft daarom de facturen van [gedaagde] niet betaald. [gedaagde] is een procedure gestart en op 14 februari 2024 heeft de kantonrechter vonnis gewezen, welk vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Op basis van dit vonnis moet [eiseres] de openstaande facturen aan [gedaagde] betalen. [eiseres] is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan, welke procedure op dit moment loopt bij het Hof Arnhem-Leeuwarden.
2.2.
[eiseres] vordert nu, in deze kortgedingprocedure, schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis van 14 februari 2024 en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. Zij stelt dat haar belang bij behoud van de bestaande situatie zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] bij tenuitvoerlegging van het vonnis en dat het vonnis berust op twee kennelijke misslagen. [gedaagde] betwist dat de belangenafweging zou moeten uitvallen in het voordeel van [eiseres] alsook dat sprake is van een kennelijke misslag in het vonnis.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter zal de vorderingen van [eiseres] afwijzen. Dit wordt hieronder nader toegelicht.
Spoedeisend belang
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de aard van de vordering, het schorsen van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis van 14 februari 2024, het spoedeisend belang van [eiseres] volgt.
Toetsingskader schorsing uitvoerbaarheid bij voorraad
3.3.
Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2019 [1] is het uitgangspunt dat een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde veroordeling, in principe uitvoerbaar bij voorraad is. De kantonrechter kan van dit uitgangspunt afwijken door de uitvoerbaarheid bij voorraad te schorsen, als het belang van eiser bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dat het belang van gedaagde bij tenuitvoerlegging van het vonnis. Daarnaast kan de uitvoerbaarheid bij voorraad worden geschorst indien het vonnis berust op een kennelijke misslag.
Belangenafweging
3.4.
De kantonrechter stelt vast dat de uitvoerbaarheid bij voorraad in het vonnis van 14 februari 2024 niet is gemotiveerd. In dit geval moet daarom aangenomen worden dat nog geen afweging van de belangen van partijen heeft plaatsgevonden. De kantonrechter zal deze belangenafweging daarom nu alsnog maken.
3.5.
[eiseres] voert aan dat zij in een lastige financiële situatie verkeert en dat er een restitutie-risico bestaat in het geval in hoger beroep wordt geoordeeld dat de vordering van [gedaagde] moet worden afgewezen. [gedaagde] betwist dat [eiseres] in een lastige financiële situatie verkeert en betwist dat sprake is van een restitutie-risico.
3.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. [eiseres] heeft op geen enkele manier onderbouwd dat zij in een lastige financiële situatie verkeert. Nu [gedaagde] dit heeft betwist, had het op de weg van [eiseres] gelegen om haar stelling met stukken te onderbouwen. Dit heeft zij niet gedaan. Ditzelfde geldt voor de stelling van [eiseres] dat er een restitutie-risico bestaat. De kantonrechter overweegt dat dit risico altijd bestaat. [eiseres] heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd op basis waarvan in dit specifieke geval vastgesteld kan worden dat het restitutie-risico dermate groot is dat het belang van [eiseres] zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] . De kantonrechter is daarom van oordeel dat het belang van [eiseres] bij behoud van de bestaande situatie niet zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] bij tenuitvoerlegging van het vonnis.
Kennelijke misslag ten aanzien van de machtiging
3.7.
[eiseres] stelt dat sprake is van een kennelijke misslag in het vonnis. Zij voert hiertoe aan dat zij een machtiging van [gedaagde] heeft ondertekend die zag op het ‘personen en familierecht’. [eiseres] voert aan dat die machtiging niet klopt, omdat zij iemand zocht die de belangen van haar echtgenoot zou behartigen in het kader van een strafrechtelijke procedure.
3.8.
De kantonrechter ontgaat de relevantie van deze stelling. [eiseres] heeft namelijk niet weersproken dat ze akkoord heeft gegeven op een opdrachtbevestiging van [gedaagde] . Hiermee is de overeenkomst van opdracht tussen partijen tot stand gekomen. Of er daarvoor of daarna een machtiging is ondertekend met de woorden ‘personen familierecht’ dan wel ‘strafrecht’, doet niet ter zake.
Kennelijke misslag ten aanzien van de uitwerking van de bandopname
3.9.
Daarnaast stelt [eiseres] dat sprake is van een kennelijk misslag in rechtsoverweging 2.13 van het vonnis. Deze rechtsoverweging luidt:
[eiseres] heeft in het kader van haar beroep op misbruik van omstandigheden nog gesteld dat [gedaagde] haar heeft verzocht om € 80.000,00 over te maken ter dekking van de kosten voor het voeren van een strafrechtelijke procedure in Marokko. Dit vormde voor [gedaagde](lees: [eiseres] )
de reden om de opdracht aan [gedaagde] in te trekken. De kantonrechter gaat aan deze stelling voorbij. [eiseres] heeft geen enkele onderbouwing gegeven van die stelling. [eiseres] verwijst weliswaar naar uitwerking van het spraakbestand (productie 1) maar daar staat dat niet in. Maar ook als de stelling juist zou zijn kan dat [eiseres] in deze (civiele) procedure niet helpen. De omstandigheid heeft zich immers pas na het sluiten van de overeenkomst voorgedaan en heeft dus geen invloed gehad op de totstandkoming daarvan.
[eiseres] stelt dat de kantonrechter onterecht heeft geoordeeld dat in de uitwerking van de bandopname niet staat dat [gedaagde] aan [eiseres] verzoekt € 80.000,00 over te maken. Volgens [eiseres] staat dit wel in de uitwerking van de bandopname.
3.10.
De kantonrechter overweegt als volgt. Aangezien [eiseres] stelt dat in de uitwerking van de bandopname wel staat dat [gedaagde] aan [eiseres] verzoekt om € 80.000,00 over te maken, had het op haar weg gelegen om dit aan de kantonrechter te laten zien. Dit heeft zij niet gedaan. De kantonrechter kan daarom niet vaststellen of dit klopt. Los van het feit dat [eiseres] deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd, zou dit ook niet tot een ander oordeel hebben geleid, omdat – zoals de kantonrechter in rechtsoverweging 2.13, laatste zin, ook al overweegt – de omstandigheid zich pas na het sluiten van de overeenkomst van opdracht heeft voorgedaan.
Proceskosten
3.11.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
  • salaris gemachtigde: € 543,00 (tarief kanton kort geding, eenvoudig)
  • nakosten € 132,00
  • Totaal: € 675,00

4.De beslissing

De kantonrechter, fungerend als voorzieningenrechter:
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 675,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2024.

Voetnoten

1.HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026.