ECLI:NL:RBMNE:2024:1976

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
22/3611
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke beoordeling van een Woo-verzoek inzake openbaarmaking van documenten over de Wet Bibob

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht behandeld. Eiseres had een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om documenten te verkrijgen die verband houden met de advisering door een extern bureau en de heer [A] over Bibob-onderzoeken. Het primaire besluit van 13 juli 2021 wees het verzoek gedeeltelijk af, en het bestreden besluit van 16 juni 2022 handhaafde deze afwijzing. Eiseres stelde dat de zoekslag naar de gevraagde documenten onzorgvuldig was en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit inderdaad onzorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd, omdat de zoekslag niet voldoende inzichtelijk was gemaakt. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat verweerder nadere motivering had gegeven in een brief van 3 augustus 2023. De rechtbank concludeerde dat de zoektermen adequaat waren en dat er geen documenten waren aangetroffen die onder het Wob/Woo-verzoek vielen. Eiseres had niet aannemelijk gemaakt dat er meer documenten moesten zijn. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en bepaalde dat verweerder het griffierecht aan eiseres moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3611

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

(gemachtigde: mr. E.J.B. Rooke).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op haar verzoek in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
1.1.
Verweerder heeft met het besluit van 13 juli 2021 (het primaire besluit) het Wob-verzoek gedeeltelijk afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 juni 2022 is verweerder bij zijn besluit van 13 juli 2021 gebleven.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van verweerder.
1.4.
De rechtbank heeft op het onderzoek geschorst. Verweerder heeft de gelegenheid gekregen om de zoekslag opnieuw te verrichten en nader te beslissen over eventueel aangetroffen informatie. Bij brief van 10 augustus 2023, verzonden op 3 oktober 2023, heeft verweerder dit ook gedaan.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft op 7 mei 2021 verweerder verzocht om openbaarmaking op grond van de Wob van:
a. documenten over de advisering door [bedrijf] B.V, dan wel door de heer [A] zelf, over het doen van Bibob-onderzoeken [1] door verweerders gemeente. Het gaat daarbij om met verweerder over de advisering gesloten overeenkomsten, interne en externe correspondentie hierover en verslagen/nota’s over de opdrachtverlening. In de mail van 1 juni 2021 heeft eiseres verduidelijkt dat het haar te doen is om documenten over het contact van de heer [A] met het Landelijk Bureau Bibob (LBB) over exploitatievergunningen;
informatie over de intrekkingen en weigeringen van vergunningen op grond van de Wet Bibob binnen verweerders gemeente. Meer specifiek heeft eiseres verzocht om documenten die zien op het beleid van verweerder over de over toepassing van de Wet Bibob ten aanzien van exploitatievergunningen voor horeca-exploitanten en ten aanzien van Drank- en Horecawetvergunningen voor restaurants in de periode 2016 tot en met 2020. Daarbij moet onder meer, maar niet uitsluitend, worden gedacht aan interne en externe correspondentie en interne nota’s en verslagen die zien op het beleid van 2016 tot en met 2020;
indien er ten aanzien van specifieke ondernemers in de periode 2016 tot 2020 contact is geweest tussen gemeente Utrecht en andere gemeenten over de toepassing van de Wet Bibob ten aanzien van genoemde vergunningen, dan ontvangt eiseres graag ook deze correspondentie.
2. Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (Woo) (Staatsblad 2021, 499), zoals gewijzigd bij de Wijzigingswet Woo (
Staatsblad 2021, 500) in werking getreden. Artikel 10.1 van de Woo bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Dat betekent dat de Woo onmiddellijke werking heeft en dat met ingang van 1 mei 2022 besluiten op vóór de inwerkingtreding van de Woo ingediende Wob-verzoeken met inachtneming van de bepalingen van de Woo moeten worden genomen. Omdat het bestreden besluit na 1 mei 2022 is genomen, is hierop de Woo van toepassing.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Verweerder heeft het verzoek gedeeltelijk afgewezen, omdat de gevraagde informatie over het beleid en de toepassing van de Wet Bibob reeds openbaar is. Wat betreft de informatie over de rol en betrokkenheid van [bedrijf] B.V. heeft verweerder na diverse zoekslagen geen documenten aangetroffen, omdat dit bureau door verweerders gemeente nooit is ingehuurd. Over de heer [A] als persoon kan verweerder op grond de AVG [2] geen informatie verstekken. De heer [A] heeft in 2017-2018 als ambtenaar bij verweerders gemeente gewerkt, maar zijn personeelsaccount is vernietigd. Verder heeft verweerder medegedeeld dat de Wet Bibob ten opzichte van de Woo een bijzondere regeling is die boven de Woo gaat. De geheimhoudingsplicht van de Wet Bibob wordt door de Woo niet opzijgezet.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres voert – samengevat – aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Volgens eiseres is de zoekslag naar de contacten met het LBB onvoldoende en is niet gemotiveerd hoe deze zoekslag is uitgevoerd. Niet blijkt of alle betrokken medewerkers zijn bevraagd, in welke systemen is gezocht en welke zoektermen verweerder heeft gehanteerd. Ook de zoekslag naar de contacten tussen de gemeenten onderling is volgens eiseres onvoldoende. Gelet op de twee in bezwaar overgelegde documenten over het ‘ [naam] -dossier’ [3] , vindt eiseres het niet aannemelijk dat er in de periode 2016 tot en met 2020 geen stukken zijn aangetroffen die zien op communicatie tussen de gemeente Utrecht en andere gemeenten over toepassing van de Wet Bibob. Niet aannemelijk is dat alleen de heer [A] contact heeft gehad met andere gemeenten mede gelet op de beperkte periode dat hij bij verweerder in dienst was. Tot slot is eiseres van mening dat verweerder zich onvoldoende heeft ingespannen om het verwijderde e-mailaccount van de heer [A] terug te halen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig heeft voorbereid en onvoldoende gemotiveerd omdat verweerder de zoekslag die naar aanleiding van het Woo-verzoek is verricht onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt. Het bestreden besluit is daarom in strijd met artikel 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb genomen. Om die reden kan het bestreden besluit niet in stand blijven en zal het worden vernietigd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij brief van 3 augustus 2023 een toereikende nadere motivering heeft gegeven. Gelet daarop zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand laten.
Is de zoekslag volledig geweest?
6. Wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. Het bestuursorgaan moet inzichtelijk maken dat voldoende zorgvuldig onderzoek is gedaan. Hierbij hoort ook dat het bestuursorgaan moet onderzoeken of de gevraagde documenten (hebben) bestaan en bij hem hadden behoren te berusten.
7. Verweerder heeft bij brief van 10 augustus 2023 toegelicht dat er voor de periode 2016 tot en met 2020 gezocht is naar documenten in mailboxen van medewerkers, in de gedeelde Bibob-mailbox, in het Zaaksysteem en in Sharepoint.
7.1.
In de mailboxen zijn de volgende zoektermen gebruikt: [A] , restaurant, intrekken/intrekking, weigeren/weigering, Bibob, gemeente, exploitatie, exploitatievergunning, horeca, Drank- en Horecawet, LBB en Landelijk Bureau Bibob.
7.2.
In Sharepoint is gezocht op de volgende zoektermen: ernstig gevaar, Drank- en Horecavergunning, exploitatievergunning en restaurant.
7.3.
In het Zaaksysteem is gezocht naar:
-
Uitkomst zaak; ernstig gevaar;
-
In de toelichting en of omschrijving: exploitatievergunning, exploitatie, horeca, horecaexploitant, drank- en horecawet, restaurant;
-
Tussen 2016 t/m 2020;
-
Waar in de zaak documenten met documenttype e-mail zijn opgeslagen.
7.4.
Verweerder heeft verder toegelicht dat gekozen is voor zoektermen die een zo breed mogelijk bereik hebben, zodat alle documenten waar het verzoek op ziet gevonden konden worden. De gebruikte zoektermen dekken de lading van het verzoek voldoende. Uit al deze afzonderlijke zoekslagen zijn geen documenten gevonden die binnen de reikwijdte van het Woo-verzoek vallen.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe er naar documenten is gezocht. De zoektermen die zijn gebruikt zijn adequaat en niet te beperkt. De rechtbank vindt de mededeling van verweerder dat er geen documenten zijn die onder het Wob/Woo-verzoek vallen dan de documenten die al openbaar waren, dan ook niet ongeloofwaardig.
9. Eiseres heeft gemotiveerd gesteld dat het niettemin aannemelijk is dat er meer documenten moeten zijn. Zij heeft verwezen naar een memo van de gemeente Amsterdam uit 2018 waaruit afgeleid kan worden dat er met de gemeente Utrecht ambtelijk contact over [naam] is geweest. Daarnaast is onder andere gewezen op stukken die zij heeft verkregen naar aanleiding van een Wob-verzoek bij de gemeente Rotterdam en waaruit blijkt dat Utrecht in mailcorrespondentie zat. Tegenover de uitleg van verweerder over de zoekslag en de niet ongeloofwaardige conclusie dat er geen documenten zijn aangetroffen, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat er meer documenten zouden moeten zijn. Op grond van de toelichting van verweerder is het niet uit te sluiten dat er destijds wel documenten zijn geweest, maar dat die inmiddels niet meer beschikbaar zijn of beschikbaar kunnen worden gemaakt. De rechtbank vindt de toelichting van verweerder aannemelijk dat de mailbox van de heer [A] na zijn uitdiensttreding is verwijderd en niet hersteld kan worden. Op zitting heeft verweerder verklaard dat de Bibob-coördinator die hem opvolgde mailtjes van andere gemeenten met vragen over concrete zaken direct verwijderde op principiële Bibob-gronden. Ook die verklaring vindt de rechtbank aannemelijk.
10. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat verweerder bij andere bestuursorganen moet informeren of er documenten (hebben) bestaan die bij verweerder hadden te berusten. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is aangevoerd, zijn er te weinig aanknopingspunten om aan te nemen dat bij andere bestuursorganen nog meer documenten berusten die onder het Wob/Woo-verzoek vallen en die niet reeds openbaar zijn gemaakt.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Maar de rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
11.1.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 16 juni 2022;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Ait-Imchi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).
2.Algemene Verordening Gegevensbescherming.
3.Over de intrekking van exploitatievergunningen van drie [naam] -restaurants in de gemeente Amsterdam.