ECLI:NL:RBMNE:2024:1970

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
23/4764 UTR
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen en besluit van de Belastingdienst/Toeslagen inzake kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar bezwaar van 8 mei 2023 tegen de lichte toets compensatie kinderopvangtoeslag. De Belastingdienst heeft op 3 januari 2024 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, waarop eiseres haar beroep heeft uitgebreid. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is.

De rechtbank overweegt dat eiseres in het besluit van 3 juni 2021 een compensatiebedrag van € 30.000,- heeft ontvangen op basis van de Catshuisregeling. Eiseres stelt dat zij dit bedrag niet heeft ontvangen, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van procesbelang. Procesbelang houdt in dat de rechtzoekende een reëel en actueel belang moet hebben bij de uitkomst van de procedure.

De rechtbank concludeert dat eiseres geen procesbelang heeft, omdat zij het compensatiebedrag al heeft ontvangen en er geen onzekerheid bestaat over de uitkomst van de zaak. Daarom zijn zowel het beroep tegen het niet-tijdig beslissen als het beroep tegen het besluit van 3 januari 2024 niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres komt niet in aanmerking voor een vergoeding van de proceskosten of het betaalde griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, en is openbaar uitgesproken op 29 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4764

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. R. Grijpstra),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder,(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Inleiding

Eiseres heeft beroep ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 8 mei 2023 tegen de lichte toets compensatie kinderopvangtoeslag. Verweerder heeft vervolgens op 3 januari 2024 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het beroep tegen het niet-tijdig beslissen richt zich nu ook tegen dat besluit. [1]
Op 18 oktober 2023 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft een reactie gegeven op het verweerschrift.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [2]
2. Verweerder heeft aan eiseres in zijn besluit van 3 juni 2021 een bedrag van € 30.000,- toegekend op grond van de Catshuisregeling (de lichte toets). Eiseres stelt dat zij dit bedrag wel, maar het besluit niet heeft ontvangen en zij heeft op 8 mei 2023 alsnog bezwaar gemaakt tegen dat besluit. Omdat verweerder niet op tijd op het bezwaar heeft beslist, heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift.
3. De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van procesbelang.
4. Procesbelang is het belang dat bestaat bij de uitkomst van de procedure, dus wat de rechtzoekende concreet met het beroep wil of kan bereiken. Dit gaat niet om de vraag of de rechtzoekende gelijk heeft. Het gaat erom dat de rechtzoekende een reëel en actueel belang heeft bij het gelijk, als hij/zij dat in de beroepsprocedure zou krijgen. De vraag of er procesbelang is, wordt daarom beantwoord naar de stand van zaken op het moment van het beoordelen van het beroep. De bestuursrechter doet geen uitspraken uitsluitend vanwege de principiële betekenis ervan. [3]
5. Eiseres heeft in het besluit van 3 juni 2021 in het kader van de Catshuisregeling het compensatiebedrag van € 30.000,- ontvangen. Op grond van deze regeling kan niet meer compensatie worden verkregen. Het is de rechtbank daarom niet duidelijk waarom eiser op 23 mei 2023 tegen dit besluit bezwaar heeft gemaakt. De reden hiervan moet worden gevonden in de bezwaargronden. Hierin staat het volgende vermeld:
‘Belanghebbende (verw)acht (dat) deze beschikking in strijd (is) met de betreffende en hieraan ten grondslag gelegde wettelijke bepalingen, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de overige ter zake geldende bepalingen. Belanghebbende is tevens van mening dat de beschikking (zal) berust(en) op een onjuiste feitelijke grondslag’.
6. Nu eiseres het compensatiebedrag heeft verkregen, kan de rechtbank de gemachtigde van eiseres in de bezwaargronden niet volgen. De gemachtigde van eiseres heeft om dwangsommen verzocht, maar kan daar gelet op het vorenstaande geen aanspraak op maken. [4] Eiseres heeft ook geen rechtens relevant belang bij het beroep tegen het tijdig nemen van een besluit, omdat over de uitkomst van de zaak geen onzekerheid bestaat en daarom is het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk.
7. Het beroep richt zich inmiddels ook tegen het besluit van 3 januari 2024. Daarvoor geldt hetzelfde: eiseres heeft geen procesbelang. De door haar aangewende rechtsmiddelen dienen geen enkel doel, omdat zij daarmee niets concreet kan bereiken.
8. Omdat de rechtbank zowel het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen als het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 3 januari 2024 niet-ontvankelijk verklaart, komt eiseres niet in aanmerking voor een vergoeding van de proceskosten. Zij krijgt evenmin het betaalde griffierecht vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 3 januari 2024 niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:54 van de Awb.
3.Dit volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 augustus 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU1396.
4.Artikel 4:17, zesde lid, aanhef en onder c, van de Awb.