Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[adres], [woonplaats] ,
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.WAARDERING VAN HET BEWIJS
verdachteheeft het tenlastegelegde ontkend:
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van te hard rijden binnen de bebouwde kom. De verdachte, geboren in 1997, werd ervan beschuldigd op 10 oktober 2023 in Utrecht met een snelheid van ongeveer 111 kilometer per uur te hebben gereden op de Maliebaan, waar de maximumsnelheid 50 kilometer per uur bedraagt. De zaak werd behandeld op de terechtzitting van 8 maart 2024, waar de officier van justitie, mr. M.A.E. Lageweg, de feiten als wettig en overtuigend bewijs wilde aanvoeren, gebaseerd op een proces-verbaal van de politie.
De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Visscher, ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat de snelheidsmeting niet op een correcte manier had plaatsgevonden. De raadsman betoogde dat de omstandigheden van de meting, zoals de afstand en de verkeerssituatie, niet klopten en dat de verbalisanten de verdachte mogelijk hadden verward met een andere bestuurder. De kantonrechter oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de ten laste gelegde snelheid had gereden. De rechter merkte op dat er tegenstrijdigheden in het proces-verbaal stonden en dat de afstand en omstandigheden van de meting onvoldoende bewijs boden om de verdachte te veroordelen.
Uiteindelijk sprak de kantonrechter de verdachte vrij van de tenlastelegging en wees de vordering tot tenuitvoerlegging in een andere zaak af. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. M.J. Grapperhaus, kantonrechter, in aanwezigheid van griffier B. Schelling op de openbare terechtzitting van 22 maart 2024.