ECLI:NL:RBMNE:2024:1943

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
UTR 24/1971
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening om festival te voorkomen in verband met omgevingsvergunning

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening dat verzoeker heeft ingediend om te voorkomen dat het festival [festival] in juni 2024 doorgaat in de door de gemeente Utrecht en vergunninghouder gewenste vorm. Verzoeker, die in de nabijheid van het Park [park] woont, vreest voor overlast en heeft bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die op 22 mei 2023 aan de vergunninghouder is verleend voor het evenement. Aangezien het festival in juni 2023 al heeft plaatsgevonden, heeft verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, maar dit werd op 15 juni 2023 afgewezen. Het college heeft op 3 oktober 2023 de omgevingsvergunning herroepen, maar op 21 februari 2024 is deze weer in stand gehouden. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en vraagt nu om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter overweegt dat, hoewel verzoeker procesbelang heeft, de materiële connexiteit tussen de hoofdzaak en de gevraagde voorlopige voorziening ontbreekt. Dit betekent dat de voorzieningenrechter niet kan ingaan op het verzoek om het festival in juni 2024 te verbieden of aan te passen, omdat dit verder gaat dan waar het besluit in de hoofdzaak over gaat. De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, zonder dat een zitting nodig is. De rechtbank heeft echter wel besloten dat het beroep van verzoeker versneld behandeld zal worden, zodat het bestreden besluit vóór het festival kan worden beoordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/1971

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 april 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: drs. C. van Oosten)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Verder is partij bij de zaak:[derde partij] B.V., met de handelsnaam [handelsnaam] , gevestigd in [vestigingsplaats]

(gemachtigde: mr. M. Diepenhorst).
Partijen worden hierna verzoeker, het college en vergunninghouder genoemd.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening dat verzoeker heeft ingediend om te bereiken dat het festival [festival] in juni 2024 niet doorgaat in de door de gemeente Utrecht en vergunninghouder gewenste vorm. Mocht het festival toch doorgaan, dan wil verzoeker bereiken dat de opzet en uitvoering ervan worden aangepast, rekening houdend met zijn argumenten.
Achtergrond en procesverloop
2. Op 22 mei 2023 heeft het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het tweedaagse evenement ‘ [festival] ’ in het Park [park] in Utrecht vanaf 7 juni tot en met 22 juni 2023 (inclusief op- en afbouw).
3. Verzoeker woont op korte afstand van het Park [park] en vreest voor overlast als gevolg van het festival. Hij heeft daarom bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning. Omdat het festival al plaats zou vinden voordat het college een beslissing op zijn bezwaar zou hebben genomen, heeft verzoeker vorig jaar de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek op 15 juni 2023 afgewezen. [1]
4. Het festival heeft vervolgens zoals gepland en vergund plaatsgevonden in juni 2023.
5. Met het besluit van 3 oktober 2023 heeft het college, naar aanleiding van het bezwaar van verzoeker, zijn besluit van 22 mei 2023 herroepen en de gevraagde omgevingsvergunning geweigerd. Vergunninghouder heeft beroep ingesteld tegen dit besluit (zaaknummer UTR 23/5706).
6. Met het besluit van 21 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft het college zijn besluit van 3 oktober 2023 herzien door het bezwaar van verzoeker alsnog ongegrond te verklaren en de verleende omgevingsvergunning in stand te laten, onder aanvulling van de motivering.
7. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en heeft de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Geen kortsluiting van het beroep
8. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter gevraagd om de zaak ‘kort te sluiten’, door onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter zal dat niet doen, omdat de rechtbank de hoofdzaak nog verder moet onderzoeken. De voorzieningenrechter beperkt zich daarom tot het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen.
Wat kan verzoeker in de hoofdzaak bereiken?
9. In de hoofdzaak moet de rechtbank de vraag beantwoorden of het college een omgevingsvergunning heeft mogen verlenen voor het festival [festival] in juni 2023. Hoewel het festival inmiddels al heeft plaatsgevonden, kan een inhoudelijk oordeel over de rechtmatigheid van de verleende vergunning van belang zijn voor toekomstige aanvragen om een vergunning en de toetsing daarvan. Tussen partijen is ook niet in discussie dat sprake is van een jaarlijks terugkerend evenement. De voorzieningenrechter verwacht daarom dat de rechtbank in de hoofdzaak zal aannemen dat verzoeker procesbelang heeft bij zijn beroep.
10. De voorzieningenrechter overweegt vervolgens dat, mócht verzoeker gelijk krijgen in de hoofzaak, het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt. Het nemen van een nieuw besluit is echter niet zinvol omdat de periode waarop de aanvraag zag al is verstreken en het evenement al heeft plaatsgevonden. De voorzieningenrechter verwacht daarom dat, áls het beroep van verzoeker slaagt, de rechtbank de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand zal laten. Verzoeker kan in de hoofdzaak dus bereiken dat met het oog op de toekomst de (on)rechtmatigheid van de omgevingsvergunning wordt getoetst, maar niet meer dan dat.
Wat betekent dat voor voorlopige voorziening?
11. Dit heeft gevolgen voor deze procedure bij de voorzieningenrechter. Er kan namelijk alleen een voorlopige voorziening worden getroffen die verband houdt met de inhoud van het besluit in de hoofdzaak en met de rechtsgevolgen die verzoeker kan bereiken met het beroep daartegen. Dat wordt de eis van materiële connexiteit tussen de beide procedures genoemd, die volgt uit artikel 8:81, eerste lid, van de Awb. Verzoeker vraagt de voorzieningenrechter om te bepalen dat het festival [festival] in juni 2024 niet doorgaat in de door de gemeente en vergunninghouder gewenste vorm of dat de uitvoering ervan wordt aangepast rekening houdend met zijn argumenten. Dat is echter een voorziening met het oog op de toekomst, die verder gaat dan waar het besluit in de hoofdzaak over gaat. Weliswaar zal het college bij een toekomstige aanvraag voor het festival rekening moeten houden met het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit, maar dat betekent niet dat de voorzieningenrechter op dit moment al een voorziening kan treffen voor een toekomstig besluit. Omdat de materiële connexiteit tussen de hoofdzaak en de gevraagde voorlopige voorziening ontbreekt, komt de voorzieningenrechter niet toe aan een inhoudelijke beoordeling.
12. Het verzoek om een voorlopige voorziening is niet-ontvankelijk. Dat is zo duidelijk (‘kennelijk’), dat het niet nodig is om een zitting bij de voorzieningenrechter te houden. De voorzieningenrechter doet daarom zonder zitting uitspraak, op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb.
13. Het college hoeft geen griffierecht of proceskosten te vergoeden.
Hoe nu verder
14. Verzoeker heeft in zijn verzoek uitgelegd waarom hij zich genoodzaakt voelde een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen. Doordat het college vergunningen voor – onder meer – dit festival steeds kort voor de aanvang ervan bekendmaakt, loopt hij steeds achter de feiten aan. Ook voor dit jaar geldt dat de data voor het festival allang bekend zijn, maar er nog steeds geen vergunning is afgegeven. Hoewel de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening kan treffen, heeft de rechtbank hierin wel aanleiding gezien om te bepalen dat het beroep van verzoeker versneld wordt behandeld, zodat de rechtbank het bestreden besluit kan beoordelen vóór aanvang van het nieuwe festival. De griffier zal partijen op korte termijn informeren over een zittingsdatum.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.L. Debets, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 april 2024.
verhinderd te tekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.