4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
Bewijsmiddelen
De verklaring van verdachte ter terechtzitting
Op 7 april 2023 te Montfoort was ik samen met medeverdachte [medeverdachte] bij [slachtoffer] . Ik was daar om geld te innen. Ik heb [slachtoffer] meerdere klappen in zijn gezicht gegeven, hem in de bureaustoel geduwd en tegen hem gezegd dat ik zijn vingers zou afsnijden en zijn moeder zou neuken. Ik heb ook gezegd dat ik zijn wagenpark ging afpakken. Ik had namelijk interesse in die vrachtwagen. Ik heb de autosleutel van [slachtoffer] van zijn sleutelbos gehaald en ben weggegaan met de autosleutel. Ik heb medeverdachte [medeverdachte] gevraagd of hij mij met de auto wilde brengen naar [slachtoffer] . Ik heb [medeverdachte] van tevoren verteld dat ik geld zou krijgen en toen ook met hem afgesproken dat hij, [medeverdachte] , een deel van dat geld zou krijgen. [medeverdachte] is eerder met mij mee geweest naar [slachtoffer] .
Een proces-verbaal ter plaatse met de verklaring van het slachtoffer
Op 7 april 2023 kwam ik ter plaatse te Montfoort. Ik sprak daar met [slachtoffer] en hij verklaarde het volgende:
- Ik heb een schuld van 500.000 euro open staan bij [A] ;
- Een man is de afgelopen twee weken twee keer hier op de zaak geweest. Ik begreep dat deze man een schuld open had staan van 500.000 euro bij [A] . [A] had deze man naar mij doorverwezen voor de schulden;
- Hij was beide keren met een tweede man.
- De een heeft een Marokkaans (licht getint) uiterlijk, de andere een Surinaams (donker getint) uiterlijk;
- Eerst was het contact met de mannen normaal;
- Later werden ze steeds agressiever, ze eisten de 500.000 euro;
- Zojuist waren de mannen weer hier op het kantoor;
- De Marokkaanse man eiste dat ik onmiddellijk cash geld gaf;
- Ik zag en voelde dat de Marokkaanse man vier a vijf maal mij in het gezicht sloeg met zijn vlakke hand;
- Ik zag en voelde dat de Marokkaanse man mij in mijn bureaustoel duwde;
- Ik hoorde dat de Marokkaanse man tegen mij zei dat hij mijn vingers af zou snijden als ik niet ging betalen;
- Ik hoorde dat de Marokkaanse man tegen mij zei dat hij mijn moeder ging neuken;
- Ik hoorde dat de Marokkaanse man tegen mij zei dat hij mijn wagenpark ging afpakken, als ik niet ging betalen;
- Ik zag dat de Marokkaanse man de autosleutel van mijn Mercedes van mijn sleutelbos af haalde;
- Ik zag en voelde dat de Marokkaanse man mij weer twee keer met zijn platte hand in mijn gezicht sloeg, terwijl ik nog in mijn bureaustoel zat;
- Ik zag dat de mannen samen het pand verlieten.
Ik, verbalisant, ben in gesprek gegaan met de medewerker van [slachtoffer] . Deze medewerker verklaarde samengevat het volgende:
- Ik hoorde een hoop geschreeuw uit de kantoorruimte van [slachtoffer] ;
- Ik ben de kantoorruimte in gelopen en zag dat [slachtoffer] in zijn bureaustoel zat. Ik zag dat een donker getinte man en een licht getinte man om [slachtoffer] heen stonden;
- Ik zag dat de licht getinte man [slachtoffer] twee keer met zijn platte hand in het gezicht sloeg.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Naar het oordeel van de rechtbank wordt het gevoerde verweer tot vrijspraak van de onder feit 1 ten laste gelegde diefstal met geweld weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. Daaruit volgt immers dat verdachte de autosleutel van [slachtoffer] van diens sleutelbos heeft afgehaald, deze vervolgens heeft meegenomen en daarbij geweld heeft gebruikt. Verdachte heeft bovendien ter terechtzitting erkend dat hij toen heeft gezegd dat hij het wagenpark van [slachtoffer] zou afpakken. Deze gedragingen duiden naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer op het doelbewust wegnemen van de autosleutel, dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte het oogmerk had zich de sleutel wederrechtelijk toe te eigenen. De lezing van verdachte dat hij de autosleutel nog vasthad toen hij vertrok en deze slechts per ongeluk heeft meegenomen, volgt de rechtbank dus niet.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte deze diefstal met geweld in vereniging heeft gepleegd en spreekt verdachte vrij van dat onderdeel van de tenlastelegging. De rechtbank kan namelijk niet vaststellen dat medeverdachte bedacht was op of weet had van de diefstal van de autosleutel door verdachte, laat staan dat hij daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
De rechtbank acht daarnaast de onder feit 2 ten laste gelegde poging tot afpersing in vereniging wettig en overtuigend bewezen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en medeverdachte meerdere keren bij [slachtoffer] zijn langsgegaan om geld te innen. Volgens [slachtoffer] werden zij steeds agressiever en eisten zij een geldbedrag van € 500.000,-. Op 7 april 2023 beval verdachte [slachtoffer] om onmiddellijk contant geld te geven. Verdachte heeft [slachtoffer] toen – zo heeft verdachte ter zitting ook erkend – meerdere keren geslagen, geduwd en bedreigd. Uit de verklaring van een in het kantoorpand aanwezige medewerker van het bedrijf van [slachtoffer] volgt bovendien dat verdachte en medeverdachte beiden om [slachtoffer] heen stonden toen hij meermalen werd geslagen. Verdachte en medeverdachte zijn vervolgens samen vertrokken. Verdachte heeft ter terechtzitting ook erkend dat medeverdachte wist dat zij die dag naar [slachtoffer] toe gingen om geld te innen en dat was afgesproken dat medeverdachte een deel van het op te halen geldbedrag zou krijgen. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte nauw en bewust met medeverdachte heeft samengewerkt in een poging [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag, ongeacht of verdachte meende dat [slachtoffer] hem dit geld verschuldigd was en dit aan verdachte toebehoorde. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de hoogte van het door [slachtoffer] genoemde bedrag van € 500.000,- nu zijn ter plaatse aan de politie afgelegde verklaring op alle andere onderdelen steun vindt in ander bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 en feit 2 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet of slechts enigszins uiteenloopt.
Ten aanzien van feit 3
Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 maart 2024;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 8 april 2023, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 46 en 47 van proces-verbaal nr. PL0900-2023101658.