ECLI:NL:RBMNE:2024:1941

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
16/095163-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en poging tot afpersing met bedreiging

Op 29 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 april 2023 te Montfoort samen met een medeverdachte met geweld de autosleutels van het slachtoffer heeft gestolen. De verdachte en zijn medeverdachte hebben geprobeerd het slachtoffer te dwingen een geldbedrag van € 500.000,- af te geven. Het slachtoffer werd meermalen in het gezicht geslagen, geduwd en bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de autosleutel van het slachtoffer heeft weggenomen met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen, en dat dit gepaard ging met geweld en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld en poging tot afpersing, maar sprak hem vrij van de tenlastelegging van diefstal in vereniging, omdat niet bewezen kon worden dat de medeverdachte op de hoogte was van de diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 91 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals met de persoon van de verdachte, die eerder is veroordeeld voor gewelds- en vermogensdelicten. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder deelname aan een leefstijltraining.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/095163-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 juli 2023, 20 november 2023 en 18 maart 2024. Op die laatste datum is de zaak inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.P. Jansen en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C. Lamphen, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op 7 april 2023 te Montfoort, samen met een ander, met geweld en/of bedreiging met geweld een autosleutel van [slachtoffer] heeft gestolen;
feit 2
op 7 april 2023 te Montfoort, samen met een ander, met geweld en/of bedreiging met geweld heeft geprobeerd [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag van € 500.000,-;
feit 3
op 7 april 2023 te Woerden, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich wat betreft feit 3 aan het oordeel van de rechtbank en bepleit vrijspraak van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 1 geldt volgens de raadsvrouw dat verdachte de autosleutel zonder geweld heeft meegenomen en geen oogmerk had zich deze wederrechtelijk toe te eigenen. Daarnaast is geen sprake van medeplegen omdat medeverdachte [medeverdachte] de hele tijd aan het bellen was. Over feit 2 merkt de raadsvrouw op dat verdachte slechts een geldbedrag kwam ophalen dat [slachtoffer] hem verschuldigd was, zodat dit in de ogen van verdachte geen poging tot afpersing oplevert.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting
Op 7 april 2023 te Montfoort was ik samen met medeverdachte [medeverdachte] bij [slachtoffer] . Ik was daar om geld te innen. Ik heb [slachtoffer] meerdere klappen in zijn gezicht gegeven, hem in de bureaustoel geduwd en tegen hem gezegd dat ik zijn vingers zou afsnijden en zijn moeder zou neuken. Ik heb ook gezegd dat ik zijn wagenpark ging afpakken. Ik had namelijk interesse in die vrachtwagen. Ik heb de autosleutel van [slachtoffer] van zijn sleutelbos gehaald en ben weggegaan met de autosleutel. Ik heb medeverdachte [medeverdachte] gevraagd of hij mij met de auto wilde brengen naar [slachtoffer] . Ik heb [medeverdachte] van tevoren verteld dat ik geld zou krijgen en toen ook met hem afgesproken dat hij, [medeverdachte] , een deel van dat geld zou krijgen. [medeverdachte] is eerder met mij mee geweest naar [slachtoffer] . [2]
Een proces-verbaal ter plaatse met de verklaring van het slachtoffer
Op 7 april 2023 kwam ik ter plaatse te Montfoort. Ik sprak daar met [slachtoffer] en hij verklaarde het volgende: [3]
- Ik heb een schuld van 500.000 euro open staan bij [A] ;
- Een man is de afgelopen twee weken twee keer hier op de zaak geweest. Ik begreep dat deze man een schuld open had staan van 500.000 euro bij [A] . [A] had deze man naar mij doorverwezen voor de schulden;
- Hij was beide keren met een tweede man.
- De een heeft een Marokkaans (licht getint) uiterlijk, de andere een Surinaams (donker getint) uiterlijk;
- Eerst was het contact met de mannen normaal;
- Later werden ze steeds agressiever, ze eisten de 500.000 euro;
- Zojuist waren de mannen weer hier op het kantoor;
- De Marokkaanse man eiste dat ik onmiddellijk cash geld gaf;
- Ik zag en voelde dat de Marokkaanse man vier a vijf maal mij in het gezicht sloeg met zijn vlakke hand;
- Ik zag en voelde dat de Marokkaanse man mij in mijn bureaustoel duwde;
- Ik hoorde dat de Marokkaanse man tegen mij zei dat hij mijn vingers af zou snijden als ik niet ging betalen;
- Ik hoorde dat de Marokkaanse man tegen mij zei dat hij mijn moeder ging neuken;
- Ik hoorde dat de Marokkaanse man tegen mij zei dat hij mijn wagenpark ging afpakken, als ik niet ging betalen;
- Ik zag dat de Marokkaanse man de autosleutel van mijn Mercedes van mijn sleutelbos af haalde;
- Ik zag en voelde dat de Marokkaanse man mij weer twee keer met zijn platte hand in mijn gezicht sloeg, terwijl ik nog in mijn bureaustoel zat;
- Ik zag dat de mannen samen het pand verlieten. [4]
Ik, verbalisant, ben in gesprek gegaan met de medewerker van [slachtoffer] . Deze medewerker verklaarde samengevat het volgende:
- Ik hoorde een hoop geschreeuw uit de kantoorruimte van [slachtoffer] ;
- Ik ben de kantoorruimte in gelopen en zag dat [slachtoffer] in zijn bureaustoel zat. Ik zag dat een donker getinte man en een licht getinte man om [slachtoffer] heen stonden;
- Ik zag dat de licht getinte man [slachtoffer] twee keer met zijn platte hand in het gezicht sloeg. [5]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Naar het oordeel van de rechtbank wordt het gevoerde verweer tot vrijspraak van de onder feit 1 ten laste gelegde diefstal met geweld weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. Daaruit volgt immers dat verdachte de autosleutel van [slachtoffer] van diens sleutelbos heeft afgehaald, deze vervolgens heeft meegenomen en daarbij geweld heeft gebruikt. Verdachte heeft bovendien ter terechtzitting erkend dat hij toen heeft gezegd dat hij het wagenpark van [slachtoffer] zou afpakken. Deze gedragingen duiden naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer op het doelbewust wegnemen van de autosleutel, dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte het oogmerk had zich de sleutel wederrechtelijk toe te eigenen. De lezing van verdachte dat hij de autosleutel nog vasthad toen hij vertrok en deze slechts per ongeluk heeft meegenomen, volgt de rechtbank dus niet.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte deze diefstal met geweld in vereniging heeft gepleegd en spreekt verdachte vrij van dat onderdeel van de tenlastelegging. De rechtbank kan namelijk niet vaststellen dat medeverdachte bedacht was op of weet had van de diefstal van de autosleutel door verdachte, laat staan dat hij daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
De rechtbank acht daarnaast de onder feit 2 ten laste gelegde poging tot afpersing in vereniging wettig en overtuigend bewezen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en medeverdachte meerdere keren bij [slachtoffer] zijn langsgegaan om geld te innen. Volgens [slachtoffer] werden zij steeds agressiever en eisten zij een geldbedrag van € 500.000,-. Op 7 april 2023 beval verdachte [slachtoffer] om onmiddellijk contant geld te geven. Verdachte heeft [slachtoffer] toen – zo heeft verdachte ter zitting ook erkend – meerdere keren geslagen, geduwd en bedreigd. Uit de verklaring van een in het kantoorpand aanwezige medewerker van het bedrijf van [slachtoffer] volgt bovendien dat verdachte en medeverdachte beiden om [slachtoffer] heen stonden toen hij meermalen werd geslagen. Verdachte en medeverdachte zijn vervolgens samen vertrokken. Verdachte heeft ter terechtzitting ook erkend dat medeverdachte wist dat zij die dag naar [slachtoffer] toe gingen om geld te innen en dat was afgesproken dat medeverdachte een deel van het op te halen geldbedrag zou krijgen. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte nauw en bewust met medeverdachte heeft samengewerkt in een poging [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag, ongeacht of verdachte meende dat [slachtoffer] hem dit geld verschuldigd was en dit aan verdachte toebehoorde. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de hoogte van het door [slachtoffer] genoemde bedrag van € 500.000,- nu zijn ter plaatse aan de politie afgelegde verklaring op alle andere onderdelen steun vindt in ander bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 en feit 2 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet of slechts enigszins uiteenloopt.
Ten aanzien van feit 3
Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 maart 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 8 april 2023, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 46 en 47 van proces-verbaal nr. PL0900-2023101658.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 7 april 2023 te Montfoort een autosleutel (merk: Mercedes), die aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door die [slachtoffer]
- meermalen in het gezicht te slaan,
- ( met kracht) tegen het lichaam te duwen, waardoor die [slachtoffer] in een stoel viel, en
- dreigend de woorden toe te voegen “ik snijd je vingers eraf” en “ik ga je moeder neuken”;
feit 2
op 7 april 2023 te Montfoort tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal € 500.000,-, dat geheel aan die [slachtoffer] toebehoorde, die [slachtoffer]
- meermalen in het gezicht heeft geslagen,
- ( met kracht) tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer] in een stoel is
gevallen, en
- dreigend de woorden heeft toegevoegd “ik snijd je vingers eraf als je niet gaat betalen” en “ik ga je moeder neuken”,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3
op 7 april 2023 in Nederland [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer] (middels tussenkomst van verbalisanten) dreigend de woorden toe te voegen
- “ ik kan die man vermoorden nu zelfs”,
- “ ik zweer op mijn moeder en kinderen dat ik hem ga vermoorden”, en
- “ zodra ik vrij kom ga ik naar dat bedrijf toe en ik wurg hem met mijn blote handen”.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert volgens de wet op:
de eendaadse samenloop van diefstal, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Het onder 3 bewezen verklaarde levert volgens de wet op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 365 dagen, met aftrek van de duur van het voorarrest (te weten 89 dagen), waarvan een gedeelte van 276 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw voert aan dat verdachte al voldoende is gestraft doordat hij drie maanden in voorarrest heeft gezeten. Zij acht, naast een onvoorwaardelijke straf gelijk aan de duur van het voorarrest, een korte voorwaardelijke straf, zoals een voorwaardelijke gevangenisstraf van een week, passend. Verdachte staat open voor de bijzondere voorwaarden van een leefstijltraining en een behandeling bij Jellinek. Door een korte voorwaardelijke straf krijgt verdachte de kans om onder toezicht van de reclassering aan de slag te gaan met deze bijzondere voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft met (bedreiging met) geweld de autosleutels van het slachtoffer afgenomen. Dit heeft hij gedaan omdat hij samen met medeverdachte probeerde het slachtoffer te dwingen een groot geldbedrag af te geven. Het slachtoffer is daarbij meermalen in het gezicht geslagen en geduwd en bedreigd. Het spreekt voor zich dat deze situatie een beangstigende ervaring voor het slachtoffer moet zijn geweest. Dat dit hier ook het geval was, volgt uit de waarnemingen van de ter plaatse gekomen politieagent, die zag dat het slachtoffer huilde, moeilijk uit zijn woorden kwam en geen aangifte wilde doen omdat hij bang was voor eventuele gevolgen. Verdachte heeft verder bij de inverzekeringstelling tegenover de hulpofficier van justitie en tijdens zijn verhoor door de politie het slachtoffer ernstig bedreigd. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 19 februari 2024, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor gewelds- en vermogensdelicten. Omdat het gaat om oudere veroordelingen uit 2015 en eerder, weegt de rechtbank dit echter niet strafverzwarend mee.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 23 juni 2023, de aanvullende e-mail van de reclassering van 17 november 2023 en het voortgangsverslag van de reclassering van 13 maart 2024 met daarin een update over het schorsingstoezicht. De reclassering adviseerde oorspronkelijk een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waaronder deelname aan een gedragsinterventie (leefstijltraining). In het laatstgenoemde voortgangsverslag schrijft de reclassering dat verdachte vooruitgang heeft geboekt in het kader van een betaalde dagbesteding, maar dat geen reden wordt gezien om verdachte verder onder een reclasseringstraject te begeleiden. Verdachte heeft namelijk te weinig motivatie en zelfinzicht om aan de criminogene factoren (een stabiele huisvesting en ontbreken van behandeling voor zijn gokverslaving) te werken.
Op te leggen straf
Bij de strafoplegging betrekt de rechtbank, gelet op de eendaadse samenloop en verschil in strafbedreiging, enkel de diefstal met geweld en de daarnaast gepleegde bedreiging. De rechtbank acht, vanwege de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de oplegging van een gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank ziet daarbij aanleiding een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarde deelname aan een gedragsinterventie, te weten een leefstijltraining. Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte op korte termijn, te weten 2 april 2024, wordt verwacht bij de leefstijltraining en dat verdachte gemotiveerd is die training de gedragsinterventie tot een goed einde te brengen en de meerwaarde daarvan inziet.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan een gedeelte van 91 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de eerdergenoemde bijzondere voorwaarde, passend en geboden is. De rechtbank ziet geen noodzaak voor ander reclasseringstoezicht dan ten behoeve van het volgen van de leefstijltraining. De meldplicht wordt daarom niet als bijzondere voorwaarde opgelegd, maar de rechtbank wijst er volledigheidshalve op dat verdachte zich wel aan een meldplicht moet houden indien de reclassering dit noodzakelijk acht in het kader van haar toezichthoudende taak als bedoeld in artikel 14c, derde en zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal op de 180 dagen gevangenisstraf in mindering worden gebracht. Dat betekent dat verdachte het onvoorwaardelijke deel van zijn straf reeds heeft uitgezeten.
De voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 55, 57, 285, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1, feit 2 en feit 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 180 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 91 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk vindt;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte:
* actief deelneemt aan de gedragsinterventie leefstijltraining GGZ of een andere gedragsinterventie die gericht is op (gok)verslaving en middelengebruik. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.J. van Yperen, voorzitter, mr. L.M.M. Heppe en mr. J.P. Verboom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.S. Stekkel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 maart 2024.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 7 april 2023 te Montfoort tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, een autosleute (merk: Mercedes), in elk geval enig
goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal in het gezicht te slaan,
- ( met kracht) tegen het lichaam te duwen, waardoor die [slachtoffer] in een stoel viel,
en/of
- dreigend de woorden toe te voegen "ik snijd je vingers eraf" en/of "ik ga je moeder
neuken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 7 april 2023 te Montfoort tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn
mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer]
te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal €500.000,-, in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde
toebehoorde(n), die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal in het gezicht heeft geslagen,
- ( met kracht) tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer] in een stoel is
gevallen, en/of
- dreigend de woorden heeft toegevoegd "ik snijd je vingers eraf als je niet gaat
betalen" en/of "ik ga je moeder neuken", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 7 april 2023 te Woerden, althans in Nederland [slachtoffer] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer] (middels tussenkomst van verbalisanten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2]
) dreigend de woorden toe te voegen
- " ik kan die man vermoorden nu zelfs",
- " ik zweer op mijn moeder en kinderen dat ik hem ga vermoorden", en/of
- " zodra ik vrij kom ga ik naar dat bedrijf toe en ik wurg hem met mijn blote
handen",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 mei 2023, genummerd PL0900-2023101658, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 82. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 maart 2024.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, ongenummerd, nr. PL0900-2023101658-6, digitale pag. 77.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, ongenummerd, nr. PL0900-2023101658-6, digitale pag. 78.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, ongenummerd, nr. PL0900-2023101658-6, digitale pag. 79.