ECLI:NL:RBMNE:2024:1928

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
571981 KG ZA 24-135
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van executie in kort geding met restitutierisico en zekerheidstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde] B.V. De procedure volgde op een eerdere veroordeling van [eiseres] door de rechtbank op 21 februari 2024, waarbij [eiseres] werd veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 858.211,93 aan [gedaagde], uitvoerbaar bij voorraad. [Eiseres] heeft hoger beroep ingesteld en vordert in dit kort geding schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 21 februari 2024, om te voorkomen dat [gedaagde] het vonnis executeert.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een aanzienlijk restitutierisico bestaat, gezien de financiële positie van [gedaagde], die blijkt uit de publicatiestukken van 2022. [Gedaagde] heeft een negatief eigen vermogen en een schuldentotaal van meer dan € 320.000,-. De voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van [eiseres] bij het behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] bij de executie van het vonnis. Daarom wordt de vordering tot schorsing van de executie toegewezen, mits [eiseres] voldoende zekerheid stelt in de vorm van een bankgarantie van € 1.137.500,-.

Daarnaast zijn de vorderingen van [eiseres] om [gedaagde] te verbieden executiemaatregelen te nemen en om de gelegde beslagen op te heffen toegewezen, met een dwangsom van € 325.000,- per vordering. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/571981 / KG ZA 24-135
Vonnis in kort geding van 22 maart 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. T. Hekman,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. H.H.T. Beukers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 5,
- de producties 1 t/m 12 van [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling van 19 maart 2024, waarvan aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van [eiseres] ,
- de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Op 19 maart 2024 heeft mr. J.G. van Ommeren, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G. Delissen, griffier, een mondelinge behandeling gehouden. Daarbij was namens [eiseres] aanwezig de heer [A] (managing director) en [B] (managing director en ceo), bijgestaan door mr. T. Hekman. Namens [gedaagde] was aanwezig de heer [C] , bijgestaan door mr. H.H.T. Beukers.
1.3.
Na de mondelinge behandeling is besloten en aan partijen medegedeeld dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De kern van de zaak

2.1.
Op 21 februari 2024 is [eiseres] door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld om aan [gedaagde] schadevergoeding en incassokosten te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente (productie 1 dagvaarding). In totaal gaat het om een bedrag van € 858.211,93 (productie 4 dagvaarding). Deze veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zonder dat daar een specifieke motivering voor is gegeven. [eiseres] heeft op 13 maart 2024 hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis en wil met dit kort geding voorkomen dat [gedaagde] het vonnis executeert. [eiseres] vordert daarom schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 21 februari 2024.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de beoordeling van een kort geding tot schorsing van de tenuitvoerlegging geldt de volgende maatstaf [1] :
a. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden.
b. Bij de toepassing van de onder a genoemde maatstaf moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
c. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser of verzoeker, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering of verzoek feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
3.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat als het vonnis van 21 februari 2024 wordt geëxecuteerd en vervolgens het ingestelde hoger beroep tot een andere uitkomst zou leiden, de kans zeer groot is dat [gedaagde] geen verhaal zal kunnen bieden, gelet op haar financiële positie. Deze positie blijkt uit de publicatiestukken 2022 van [gedaagde] (productie 5 dagvaarding), waarnaar [eiseres] heeft verwezen. Onderdeel van die publicatiestukken is de balans per 31 december 2022. Die laat zien dat er vrijwel geen activa zijn, dat er sprake is van een negatief eigen vermogen van € 315.000,- en een schuldentotaal van ruim € 320.000,-. [C] heeft tijdens zitting toegelicht dat deze schulden bestaan uit vorderingen die groepsvennootschappen van [gedaagde] hebben op [gedaagde] in verband met voorgeschoten kosten (waaronder advocaatkosten), een vordering van een Russische vennootschap die voor haar heeft geproduceerd en een vordering van [universiteit] . Die balans is nu nog actueel, zo is ter zitting gebleken. Wel is [gedaagde] van plan weer activiteiten te gaan ontwikkelen, maar van een positief effect op de financiële positie van [gedaagde] is vooralsnog niet gebleken.
3.3.
Gelet op dit aanwezige restitutierisico en het aanbod van [eiseres] om voor het gehele bedrag dat [gedaagde] vordert, inclusief nog te verschijnen wettelijke rente, zekerheid te stellen door middel van een bankgarantie, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van [eiseres] bij behoud van de bestaande toestand zwaarder dient te wegen dan het belang van [gedaagde] bij executie. De vordering tot schorsing van de executie wordt daarom toegewezen. Wel wordt daar conform het subsidiaire verweer van [gedaagde] de voorwaarde aan verbondenen dat [eiseres] voldoende zekerheid stelt. Dat moet [eiseres] doen via een bankgarantie voor een bedrag van € 1.137.500,-, afgegeven door een bank die niet gelieerd is aan het [.] concern (de [bank] is volgens [gedaagde] verbonden aan het [.] concern). Voor de hoogte van dit bedrag is de voorzieningenrechter uitgegaan van de vordering van [gedaagde] per 12 maart 2024 (productie 5 van gedaagde). Dit bedrag is afgerond op € 875.000,- en de bankgarantie is vastgesteld op 130 % daarvan. De extra 30% moet zekerheid bieden voor de nog te verschijnen rente gedurende de appèlprocedure en de aan die procedure verbonden kosten.
Dwangsom
3.4.
Uit het voorgaande volgt dat ook de vordering om [gedaagde] te verbieden executiemaatregelen te nemen en de vordering om de gelegde beslagen op te heffen toegewezen kunnen worden. [eiseres] vraagt om aan die vorderingen een dwangsom te verbinden. Ook dat wordt toegewezen, met dien verstande dat per vordering de dwangsom wordt gematigd tot een eenmalig te verbeuren bedrag van € 325.000,-.
De proceskosten
3.5.
De rechter heeft het subsidiaire verweer van [gedaagde] gegrond geacht en heeft als gevolg daarvan de vorderingen van [eiseres] in aangepaste vorm toegewezen. Beide partijen zijn dus over en weer in het gelijk en in het ongelijk gesteld. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om de proceskosten te compenseren. Dat betekent dat iedere partij de eigen proceskosten moet betalen.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
schorst de executie van het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 21 februari 2024 met zaak- en rolnummer C/16/545664 / HA ZA 22-503 totdat in het hoger beroep als ingesteld onherroepelijk is beslist, op voorwaarde en met ingang van het moment dat door [eiseres] zekerheid in de vorm van een bankgarantie ten bedrage van € 1.137.500,- wordt gesteld en dat die bankgarantie is afgegeven door een bank die niet is gelieerd aan het [.] concern,
4.2.
verbiedt [gedaagde] , alleen in het geval dat de onder 4.1 genoemde bankgarantie is gesteld, om enige executiemaatregel te nemen, een en ander onder verbeurte van een eenmalige dwangsom van € 325.000,-,
4.3.
gebiedt [gedaagde] , alleen in het geval dat de onder 4.1 genoemde bankgarantie is gesteld, om binnen vijf dagen na het stellen van deze bankgarantie alle door [gedaagde] gelegde beslagen op te heffen en door te halen, een en ander onder verbeurte van een eenmalige dwangsom van € 325.000,-,
4.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat dat iedere partij de eigen proceskosten draagt,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2024.

Voetnoten

1.