ECLI:NL:RBMNE:2024:1917

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
13-427755-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en brandstichting met TBS en gevangenisstraf

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 21 februari 2024, is de verdachte veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder bedreiging en brandstichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1975 in Turkije, zich schuldig heeft gemaakt aan het stelselmatig bedreigen van een voormalig advocaat en haar collega's, alsook aan het plegen van brandstichting. De bedreigingen waren van ernstige aard, waarbij de verdachte expliciet dreigde met geweld en zelfs met de dood. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging voor twee van de ten laste gelegde feiten, maar heeft de overige feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 434 dagen, met aftrek van het voorarrest, en daarnaast is TBS met dwangverpleging opgelegd, gezien de psychische stoornissen van de verdachte en het risico op recidive. De rechtbank heeft ook een contact- en locatieverbod opgelegd ter bescherming van de slachtoffers. De zaak is behandeld na meerdere pro forma zittingen en een inhoudelijke behandeling, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging heeft gewogen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 13/327755-22; 13/130562-21 (gev. ttz); 13/326354-21 (tul)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1975 te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
gedetineerd in Justitieel Complex [plaats 1] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 maart 2023 (pro forma), 11 mei 2023 (pro forma), 8 augustus 2023 (pro forma), 11 oktober 2023 (pro forma), 5 januari 2024 (pro forma) en 7 februari 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. Wiersma en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
13/327755-22
Feit 1
in de periode van 1 november 2021 tot en met 31 december 2021 te Amsterdam en/of Diemen [slachtoffer 1] heeft gestalkt;
Feit 2
in de periode van 1 juli 2022 tot en met 15 december 2022 te Amsterdam en/of Diemen [slachtoffer 1] heeft gestalkt;
Feit 3
in de periode van 1 november 2021 tot en met 31 december 2022 te Amsterdam en/of Diemen [slachtoffer 1] en/of haar collega's heeft bedreigd;
13/130562-21
Feit 1 primair
op 3 mei 2021 en/of op 13 mei 2021 te Amsterdam opzettelijk brand heeft gesticht ten gevolge waarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
Feit 1 subsidiair
op 3 mei 2021 en/of op 13 mei 2021 te Amsterdam een of meer ramen en/of kozijnen van [slachtoffer 2] heeft vernield;
Feit 2
in de periode van 1 april 2021 tot en met 15 mei 2021 te Amsterdam [slachtoffer 2] schriftelijk en onder bepaalde voorwaarden heeft bedreigd;
Feit 3
op 8 augustus 2021 te Amsterdam opzettelijk 19,6 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig en de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Op het onderzoek ter terechtzitting van 29 maart 2023 (pro forma) heeft de raadsman die destijds optrad voor verdachte, mr. M.J. Schimmel te Bussum, een preliminair verweer gevoerd. De rechtbank heeft op de terechtzitting van 29 maart 2023 beslist dat het verweer van de raadsman slaagt en dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging ten aanzien van de onder parketnummer 13/327755-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Voor de motivering van deze beslissing verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 maart 2023:
“(…) De raadsman heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te
worden verklaard in de vervolging ten aanzien van feit 1 en feit 2 van het
parketnummer 13/327755-22, omdat onder andere de wens van aangeefster om
verdachte te vervolgen samenhangt met de gedragsaanwijzing die zij alvorens een
vervolging wenste. De rechtbank merkt op dat er één aangifte is gedaan waarbij één
klacht in ontvangst is genomen. Het openbaar ministerie heeft er uiteindelijk voor
gekozen om de periode uit de aangifte op te splitsen en dit in twee feiten ten laste te
leggen. De rechtbank is van oordeel dat toentertijd niet ondubbelzinnig naar voren is
gekomen dat aangeefster de uitdrukkelijke wens had om verdachte te vervolgen. Dit
hangt samen met het feit dat aangeefster, als advocaat, juist weet hoe het werkt bij
een klachtdelict als stalking. De Hoge Raad geeft aan hoe deze wens tot stand moet
zijn gekomen en waaruit het moet blijken en hieraan is naar het oordeel van de
rechtbank niet voldaan (ECLI:NL:HR:2023:13). De rechtbank concludeert dat het
verweer van de raadsman slaagt en dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal
worden verklaard in de vervolging voor het ten laste gelegde onder feit 1 en feit 2
parketnummer 13/327755-22. (…)”
De officier is ontvankelijk in de vervolging voor de overige feiten en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 13/327755-22 onder feit 3 tenlastegelegde en alle onder parketnummer 13/130562-21 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De officier van justitie heeft met betrekking tot feit 1 (13/130562-21) gevorderd om het primair tenlastegelegde bewezen te verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de onder feit 1 primair (13/130562-21) ten laste gelegde brandstichting op het standpunt gesteld dat het door verdachte gebruikte middel, namelijk een vluchtige vorm van brandstof, niet deugdelijk is geweest om gemeen gevaar voor goederen te doen ontstaan.
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de overige feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.1
Het oordeel van de rechtbank
4.3.2
Vrijspraak voor het onder parketnummer 13/130562-21 onder feit 3 ten laste gelegde cocaïnebezit
De rechtbank stelt vast dat in het dossier afwisselend wordt geverbaliseerd dat de doorzoeking van de woning van verdachte, waarbij een hoeveelheid cocaïne is aangetroffen, op maandag 8 augustus 2021 dan wel op maandag 16 augustus 2021 heeft plaatsgevonden. Uit het dossier, de kennisgeving van inbeslagneming en het feit dat 8 augustus 2021 op een zondag viel, leidt de rechtbank af dat de doorzoeking heeft plaatsgevonden op maandag 16 augustus 2021. De rechtbank acht om deze reden niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 13/130562-21 feit 3 (cocaïnebezit op 8 augustus 2021) ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
4.3.3
De bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 13/327755-22 onder feit 3 ten laste gelegde [1]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 15 december 2022, genummerd PL1300-2022268181-4, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 1 e.v., – zakelijk weergegeven:
In november 2021 begon de heer [verdachte] mij ongepaste berichten te sturen in die zin dat deze een seksuele lading hadden. [2]
Op 13 december 2021 is de heer [verdachte] vervolgens ongevraagd ons kantoor binnengelopen. Mijn collega de heer [collega 1] heeft hem vervolgens naar buiten gestuurd waarbij [verdachte] zich dreigend uitliet. [verdachte] zei: "als er iets met mij gebeurd. Gaan jullie er allemaal aan." Dit was gericht tegen iedereen van het kantoor en dus ook richting mij. [3]
Vervolgens heeft de heer [verdachte] op 13 december 2021, naar kantoor gebeld en tweemaal hetzelfde dreigement geuit. Hij zei: "Van [collega 2] moet ik [slachtoffer 1] met rust laten, maar ik ga hem toch vermoorden." Tijdens het bellen gaf hij te kennen [verdachte] te zijn en hij belde ook met een voor ons bekende nummer van hem. [4]
Begin november 2022 heeft [verdachte] wederom contact gezocht met mijn collega’s en mij en zich dreigend uitgelaten. [verdachte] belde die dag drie keer met kantoor. Over de eerste keer heeft medewerker [medewerker] mij gemaild. De volgende twee telefonische gesprekken zijn opgenomen. Zoals daarop is te horen dreigt de heer [verdachte] naar kantoor te komen en mensen te zullen vermoorden. Die geluidsfragmenten zijn van 1-11-2022. Op een van de geluidsfragmenten is te horen dat hij langs zou komen en ons in de kofferbak zou gooien. [5]
Een geschrift als bijlage bij de aangifte van [slachtoffer 1] van 15 december 2022, inhoudende een foto van een Whatsappconversatie van 8 november 2021, doorgenummerde pagina B2, – zakelijk weergegeven:
[8/11/2021] [verdachte] : [slachtoffer 1] ik vind je geil konden we maar samen zijn ik doe alles met je desnoods pak ik die homo waar je mee gaat. [6]
Een geschrift als bijlage bij de aangifte van [slachtoffer 1] van 15 december 2022, inhoudende een foto van een Whatsappconversatie van 28 november 2021, doorgenummerde pagina B6, – zakelijk weergegeven:
[28-11-2021] [verdachte] : Als ik je betaald heb wil ik je ook pakken in de auto.
[28-11-2021] [verdachte] : Keihard neuken ik wil je horen gillen. [7]
Een geschrift als bijlage bij de aangifte van [slachtoffer 1] van 15 december 2022, inhoudende een e-mailbericht van 13 december 2023 van [collega 1] aan [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina B4, – zakelijk weergegeven:
Op 13 december 2021 kwam de heer [verdachte] , het kantoor binnengelopen zonder aan te bellen en zonder afspraak. Dhr. [collega 1] verzocht de heer [verdachte] te vertrekken. De heer [verdachte] liep door de deur en zei, toen hij net de drempel had overgestoken: "Als er iets met mij gebeurt, gaan jullie er allemaal aan." [8]
Een geschrift als bijlage bij de aangifte van [slachtoffer 1] van 15 december 2022, inhoudende een e-mailbericht van 1 november 2022 van [medewerker] , doorgenummerde pagina B25, – zakelijk weergegeven:
De heer [verdachte] heeft weer gebeld. Hij heeft ook nog naar mij ook nog bedreigd met de tekst "als jullie [slachtoffer 1] niet met rust laten dan kom ik jullie schieten". [9]
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 13 maart 2023, genummerd 2022268181, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 37, – zakelijk weergegeven:
Door mij verbalisant zijn opnames van gesprekken met [verdachte] beluisterd en uitgewerkt. Het betreft door het advocatenkantoor opgenomen telefoongesprekken met de heer [verdachte] .
[verdachte] belt naar advocatenkantoor 1-11-2022
[verdachte] : Zeg tegen de mannen die daar allemaal zijn, advocaten, geen advocaten, dat ze allemaal moeten oprotten, hun geld moeten achterlaten, hun portemonnee, en afstand moeten doen van alles wat ze bezitten. Zeg maar dat [verdachte] het is, en anders gaan ze mn kofferbak in moetje zeggen, Oké, en laat [slachtoffer 1] mij opbellen, oké..
[verdachte] : ja, zeg dat dat ze allemaal moeten oprotten, want ze gaan mn kofferbak in en nog 1 ding, [verdachte] wordt ook [verdachte] genoemd..oké..
[verdachte] : luister, jullie kunnen allemaal oprotten daarvandaan. Laat [slachtoffer 1] en al die vrouwen daar alleen, anders kom ik zo jullie in mijn kofferbak gooien, heb je dat gehoord. [10]
4.3.4
De bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 13/130562-21 onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde [11]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 6 mei 2021, genummerd PL1300-2021092901-2, opgemaakt door de politie eenheid Amsterdam, doorgenummerde pagina 7 e.v., – zakelijk weergegeven:
Ik woon aan de [adres 2] te [plaats 2] . In de nacht van 3 mei 2021 schrok ik wakker. Ik zag een man die naar me riep. Deze man, [A] , vertelde me dat hij iemand had gezien die mijn raam had natgemaakt met vloeistof en hij had gezien dat degene een vuurtje had aangestoken. Ik zag vlammen vanuit mijn raam. Het lukte mij om het vuur te doven. [12] Ik zie brandschade aan mijn raam, aan de zijde van de [straat 1] , het raamkozijn, en schade bij mijn twee fietsen, die voor mijn raam staan geparkeerd. [13]
Mijn moeder liet me 3 briefjes zien die zij de laatste maand in onze brievenbus had gevonden. De briefjes zijn in het Turks geschreven. In één van de briefjes lees ik de familienaam van mijn vader: [familie 1] . Niemand kent deze naam, ik ken één iemand die vermoedelijk deze naam wel kent. Deze persoon heet [verdachte] . [14]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 16 mei 2021, genummerd PL1300-2021099273-5, opgemaakt door de politie eenheid Amsterdam, doorgenummerde pagina 22 e.v., – zakelijk weergegeven:
Op 10 mei 2021 zag ik, toen ik in de brievenbus keek, dat er een plastic zakje in lag. Ik pakte het zakje met mijn handen. Ik zag dat in het zakje een kogel zat. Ik zag dat er ook een handgeschreven briefje in zat. Ik zag dat op het briefje het volgende stond: “stop met djns op mij te sturen. Anders dood”. [15]
Op 15 mei 2021 vertelde de politie mij dat in die nacht wederom bij onze woning brand was gesticht. Ik zag dat inderdaad gepoogd was om het rechterkozijn van mijn woning in brand te steken. Ik zag onder het kozijn een doek liggen welke zichtbaar in brand was gestoken. Ik zag dat het kozijn en raam zwart geblakerd was. [16]
Een geschrift, te weten de door de beëdigde vertaler [vertaler] vertaling van de in de aangifte van 6 mei 2023 genoemde briefjes, doorgenummerde pagina 10 e.v., – zakelijk weergegeven:
De families [familie 2] en [familie 1] . Neem of roep de djinn’s [opmerking vertaler; dijnn’s zijn mythische wezens die in de Koran worden genoemd] die jullie gestuurd hebben, terug. Anders gooi ik 3 handgranaten in jullie huis of stuur 3 negers op jullie af. Zodra jullie het huis uitkomen schieten zij jullie neer met een uzi of met een machinegeweer en maken zij jullie dood. [17]
De bom gaat ontploffen. [18]
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] van 18 mei 2021, genummerd 2021092901, opgemaakt door de politie eenheid Amsterdam, doorgenummerde pagina 28, – zakelijk weergegeven:
Ik heb de camerabeelden uitgekeken, die zijn opgenomen bij de Hoge School gelegen op de
[straat 2] te Amsterdam. De aanleiding voor het uitkijken van deze beelden is een brandstichting die heeft plaatsgevonden op de [adres 2] te [plaats 2] op 3 mei 2021.
lk, verbalisant, zie een grijs (zilver)kleurige Opel Astra CC aan komen rijden. De Opel parkeert komt tot stilstand op de [straat 1] . Er stapt een persoon uit het voertuig. De persoon pakt iets uit de kofferbak. Ik omschrijf het voorwerp wat de persoon uit de kofferbak pakt als zijnde een witte fles. Nadat de persoon in de buurt van de fles is zie ik dat de persoon een lichtbron ontsteekt. Ik maak hier uit op dat hij een aansteker aandoet. Hij ontsteekt deze een paar keer. Hierop pakt hij de fles en loopt uit beeld. Te zien is dat de persoon kort daarna op die locatie iets in brand heeft gestoken]. Er is een grote vuurbal te zien. Na een tijdje komt de persoon met versnelde pas weer in beeld. De persoon rent in de richting van de voertuig en de persoon kijk al rennend achterom. Nadat de persoon bij het voertuig is gaat het voertuig met hoge snelheid weg. [19]
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] van 14 juni 2021, genummerd 2021092901, opgemaakt door de politie eenheid Amsterdam, doorgenummerde pagina 44 e.v., – zakelijk weergegeven:
Ik heb de camerabeelden uitgekeken, die zijn opgenomen bij de huidzorg gelegen op de [straat 3] te Amsterdam. De aanleiding van het uitkijken van deze beelden is een brandstichting die heeft plaatsgevonden op de [adres 2] te [plaats 2] , gepleegd op woensdag 5 mei 2021 [de rechtbank begrijpt aan de hand van de screenshots van de camerabeelden dat dit camerabeelden betreffen van 15 mei 2021]. [20]
Te zien is dat de grijs (zilver) kleurige Opel Astra CC komende vanaf de [straat 1] de [straat 3] op rijdt. Een persoon stapt uit de Opel. [21] De persoon doet de kofferbak van de Opel open. Nu is te zien is dat de persoon een witkleurig voorwerp in zijn linkerhand vast heeft. De persoon loopt nu op de [straat 1] gaande in de richting van de [straat 4] . De persoon loopt hierna uit beeld. Nadat de persoon uit beeld was gelopen komt de persoon na 4 minuten en 2 seconden weer in beeld. De persoon komt in beeld gerend en rent naar de Opel. Te zien op beeld is dat de persoon nog een keer naar achteren kijkt. [22]
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] van 22 juni 2021, genummerd 2021092901, opgemaakt door de politie eenheid Amsterdam, doorgenummerde pagina 54 e.v., – zakelijk weergegeven:
Tankstation 26 april
lk, verbalisant, zie een grijs (zilver) kleurige Opel Astra CC aan komen rijden. Na een tijdje komt NN1 met een witkleurige fles in beeld lopen en geeft de witte fles aan NN2. NN2 vult de witte fles met benzine.
Tankstation 11 mei
Ik, verbalisant, zie een grijs (zilver) kleurige Opel Astra CC aan komen rijden. [23] Er stapt een persoon uit de Opel welke de auto bestuurde. Dit is een en de zelfde persoon als hierboven omschreven. Dit is namelijk NN1. NN1 vult de witte fles met benzine.
Kenteken van de Opel goed zichtbaar: [kenteken] . [24]
Kentekenhouder: [verdachte] . [25]
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] van 20 september 2021, genummerd PL1300-2021092901-35, opgemaakt door de politie eenheid Amsterdam, doorgenummerde pagina 77, – zakelijk weergegeven:
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte trof ik twee witte zakken aan. Ik zag dat er verschillende teksten op de zakken geschreven stonden. Ik zag dat het handschrift dat op de zakken het zelfde was als het handschrift dat op de dreigbrieven stond. Wat mij op viel was de volgende tekst: [slachtoffer 2] fam in [adres 2] [familie 1] .
Tijdens de aanhouding van [verdachte] had hij een winterjas met bontkraag thuis. Naast de aangetroffen jas trof ik een schoudertas aan. De jas en tas zijn zichtbaar op alle camerabeelden in dit dossier. [26]
Een kennisgeving van inbeslagneming, genummerd PL1300-2021099273-6, opgemaakt door de politie eenheid Amsterdam, doorgenummerde pagina 105, – zakelijk weergegeven:
Inbeslagneming:
Plaats: [adres 2]
Datum en tijd: 16 mei 2021
Goednummer: PL1300-2021099273-6057043
Object: Munitie (Kogelpatroon) [27]
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] van 16 mei 2021, genummerd PL1300-2021099273-7, opgemaakt door de politie eenheid Amsterdam, doorgenummerde pagina 25, – zakelijk weergegeven:
Goed: PL1300-2021099273-6057043
Ik constateerde dat het een zogenaamde eenheidspatroon is. [28]
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 16 augustus 2021, genummerd PL1300-2021092901-26, opgemaakt door de politie eenheid Amsterdam, doorgenummerde pagina 86 e.v., – zakelijk weergegeven:
V: Wat is uw relatie met de families [familie 2] en [familie 1] ?
A: [slachtoffer 2] was een vriend van mij.
V: Wat zijn Djinns en waarom denk u dat deze families Djinns op u af hebben gestuurd?
A: Spoken, geesten, jij bent Moslim? Dat zijn Djinns dat zijn dingen die ook in de Koran staan geschreven.
V: Waarom moeten zij [de rechtbank begrijpt: familie [familie 2] ] deze [de rechtbank begrijpt: djins] terug roepen?
A: Omdat ze mij kwaad doen. [29]
Weet je waarom ik dat heb geschreven? Voor mijn veiligheid. Als er wat gebeurd met mij dan weet mijn familie dat ze bij hen moeten zijn.
V: Heeft u daarom het adres [adres 2] op die tas geschreven?
A: Ja, dan weten ze dat ze daar moeten zijn. [30]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen is het onder 13/327755-22 als feit 3 en onder 13/130562-21 als feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat het verweer van de raadsman met betrekking tot feit 1 primair (13/130562-21) wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
13/327755-22
Feit 3
op tijdstippen in de periode van 8 november 2021 tot en met 1 november 2022 te Amsterdam en Diemen [slachtoffer 1] en haar collega's telkens heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met verkrachting en met gijzeling, door:
- naar het kantoor van voornoemde [slachtoffer 1] te bellen en vervolgens
een collega dreigend de woorden toe te voegen: “Ik kom langs en gooi jullie in de
kofferbak”, en
- eenmaal een collega van voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: “Als jullie [slachtoffer 1] niet met rust laten, dan kom ik jullie schieten” en
- voornoemde [slachtoffer 1] een bericht te sturen met de tekst: "Ik doe alles met je, desnoods pak ik die homo waar je mee gaat en;
- naar het kantoor van voornoemde [slachtoffer 1] toe te gaan en vervolgens nadat hij naar buiten was gestuurd een collega van voornoemde [slachtoffer 1] ( [collega 1] ) dreigend de woorden toe te voegen: "Als er iets met mij gebeurt, gaan jullie er allemaal aan" en
- eenmaal naar het kantoor van voornoemde [slachtoffer 1] te bellen en haar collega ( [collega 3] ) vervolgens dreigend de woorden toe te voegen: "Van [collega 2] moet ik [slachtoffer 1] met rust laten, maar ik ga hem toch vermoorden" en
- een bericht te sturen naar de kantoortelefoon met de tekst: "Als ik je betaald heb, wil ik je ook pakken in de auto" en "Keihard neuken wil ik je horen gillen";
13/130562-21
Feit 1 primair
op 3 mei 2021 en op 15 mei 2021 te Amsterdam opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine ten gevolge waarvan een of meer ramen of kozijnen gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de woning gelegen aan de [adres 2] te duchten was;
Feit 2
omstreeks de periode van 1 april 2021 tot en met 15 mei 2021 te Amsterdam de familie [familie 2] schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een of meerdere brieven met daarop onder meer de tekst "Neem of roep de djinn's die jullie gestuurd hebben, terug. Anders gooi ik 3 handgranaten in jullie huis of stuur 3 negers op jullie af. Zodra jullie het huis uitkomen schieten zij jullie neer met een uzi of met een machinegeweer en maken zij jullie dood" en "de bom gaat ontploffen" en een zogenaamde kogelbrief te sturen met daarop de tekst "stop met djins op mij sturen. anders dood" en daarbij een patroon te voegen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
13/327755-22
Feit 3
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met verkrachting en met gijzeling, meermalen gepleegd;
13/130562-21
Feit 1 primair
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd;
Feit 2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl deze bedreiging schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde geschiedt, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de feiten in sterk verminderde mate aan verdachte toe te rekenen en verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 434 dagen, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: TBS met dwangverpleging) op te leggen. Hierbij heeft zij primair gevorderd dat de TBS met dwangverpleging ongemaximeerd zal worden opgelegd. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd dat wanneer de TBS met dwangverpleging gemaximeerd wordt opgelegd, er tevens een maatregel ter gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (hierna: GVM), zoals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, zal worden opgelegd.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat ten aanzien van het onder 13/327755-22 feit 3 ten laste gelegde aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] en de medewerkers van haar kantoor en een locatieverbod voor het kantoor.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de TBS met dwangverpleging, indien deze wordt opgelegd, niet ongemaximeerd op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd
Verdachte, die lijdt aan schizofrenie en een ernstige stoornis in het gebruik van middelen, heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere bedreigingen en brandstichting. Een van de bedreigingen bestond onder andere uit het sturen van een kogelbrief en is gepaard gegaan met het tweemaal stichten van brand bij de woning van het slachtoffer. Ten gevolge van de eerste brandstichting is het slachtoffer met haar gezin uit angst tijdelijk naar een ander verblijfadres vertrokken, waardoor zij ten tijde van de tweede brandstichting gelukkig niet thuis waren. Verdachte heeft door zijn handelen het slachtoffer en haar gezin angst aangejaagd en een flinke inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en haar gezin.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van zijn voormalig advocaat en de medewerkers van haar kantoor. Verdachte heeft in een periode van ruim een jaar op indringende wijze dreigementen geuit. Deze bedreigingen vonden niet alleen telefonisch en schriftelijk plaats. Verdachte is ook daadwerkelijk naar het kantoor van het slachtoffer gegaan, heeft daar bedreigingen geuit en is vervolgens rondjes om het kantoor gaan rijden. Een andere keer is verdachte direct nadat hij telefonisch contact met een medewerker van het kantoor had gehad, naar het kantoor gekomen. Een van de medewerkers van het kantoor heeft de feiten zelfs zodanig beangstigend ervaren dat hij enige tijd arbeidsongeschikt is geraakt. Het slachtoffer en de medewerkers van haar kantoor hebben net als een ieder het recht gevrijwaard te blijven van strafbare bedreigingen. Voor hen kan een dergelijk feit als nog angstiger worden ervaren, nu zij uit hoofde van hun hoedanigheid, het bijstaan van verdachte, op de hoogte zijn van strafbare feiten waarvoor verdachte was veroordeeld en waarvan hij werd verdacht. Het gaat hier om onaanvaardbaar gedrag met grote gevolgen voor de slachtoffers.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 6 december 2023. Hieruit blijkt dat verdachte op 18 april 2018 door het Hof Amsterdam is veroordeeld voor een bedreiging, meermalen gepleegd.
Adviezen van deskundigen
In het dossier bevindt zich een Pro Justitia rapportage van 27 september 2023 opgemaakt door E. Sikking, arts in opleiding tot psychiater, onder supervisie van H.T.J. Boerboom, psychiater en I. van Woudenberg, GZ-psycholoog, allen werkzaam bij het Pieter Baan Centrum (hierna: het PBC-rapport). Het PBC-rapport is opgemaakt ten aanzien van het onder parketnummer 13/327755-22 onder feit 3 ten laste gelegde.
Hoewel verdachte niet heeft meegewerkt aan het onderzoek, hebben de deskundigen kunnen vaststellen dat bij verdachte sprake is van schizofrenie, zich symptomatisch uitend in wanen, hallucinaties en gedesorganiseerd gedrag. Ook stellen zij dat er sinds 2012 – en mogelijk al sinds 2007 – sprake is van recidiverende psychotische episodes. Daarnaast is verdachte al lange tijd bekend met een ernstige stoornis in gebruik van diverse middelen, zoals cocaïne, heroïne, cannabis, roken en alcohol. De deskundigen stellen dat verdachte geen ziektebesef en ziekte-inzicht heeft. Zij veronderstellen dat de onderliggende psychotische stoornis en het gebruik van middelen, het gedrag van verdachte in zeer grote mate moeten hebben beïnvloed ten tijde van de aan hem ten laste gelegde feiten. Op grond hiervan heeft verdachte zeer beperkt – en mogelijk in het geheel geen – keuzevrijheid gehad in het bewerkstelligen van gezondere, en niet strafbare gedragsalternatieven, aldus de deskundigen. De deskundigen adviseren om verdachte het onder 13/327755-22 feit 3 ten laste gelegde in ten minste sterk verminderende mate toe te rekenen.
Adviezen voor het voorkomen van recidive
Ten aanzien van het gevaar op recidive schatten de deskundigen het risico zonder behandeling hoog in. Volgens de deskundigen is het risico op escalatie naar ernstigere feiten niet goed in te schatten. Zij sluiten escalatie echter niet uit en nemen daarbij in aanmerking dat verdachte beïnvloed wordt door zijn psychotische beleving, zijn gebrek aan ziekte-inzicht en dat hij zich niet door zijn omgeving laat sturen. Zijn gedrag is onvoorspelbaar en niet invoelbaar. Uit het rapport volgt dat het de afgelopen jaren, ondanks herhaalde juridische kaders, niet gelukt is om verdachte adequaat te behandelen voor zijn stoornissen. Mede vanwege het ontbreken van ziekte-besef, is verdachte regelmatig zonder overleg gestopt met zijn medicatie, hetgeen weer psychotische ontregelingen als gevolg had. Door de deskundigen wordt benoemd dat het gedrag van verdachte, in de periode in de PI waarbij hij geen medicatie innam, als provocerend, eisend en dreigend werd ervaren en dat bij verdachte sprake was van grootheidswanen. Ook in de periodes waarbij verdachte met een adequate dosering antipsychotica werd behandeld, zoals in de PI en op de afdeling in het PBC, werden er nog psychotische symptomen zoals auditieve hallucinaties waargenomen. Voorts volgt uit het rapport dat verdachte vanwege een verstoorde behandelrelatie met zijn behandelaar reeds eerder is verwezen naar forensische zorg.
De deskundigen adviseren om verdachte in een strikt gereguleerde klinische setting met voldoende toezicht te behandelen. Daarbij wordt gedacht aan een forensische klinische setting met veiligheidsniveau 3 of 4. Volgens de deskundigen is vanwege het ontbreken van ziekte-inzicht bij verdachte geen ander kader mogelijk voor de behandeling van verdachte dan TBS met dwangverpleging. In het geval dat de TBS-maatregel gemaximeerd wordt opgelegd, wordt geadviseerd om aan verdachte ook een GVM op te leggen.
In het dossier bevindt zich tevens een reclasseringsadvies van GGZ Novadic-Kentron van 5 oktober 2023, opgemaakt door P. Gubbels, reclasseringswerker. Zij concludeert dat het risico op recidive en letsel hoog is. Ook de reclassering adviseert om in het geval van een gemaximeerde TBS met dwangverpleging een GVM op te leggen. De noodzaak hiertoe bestaat volgens reclassering vanwege de reeds langdurige aanwezige en met elkaar verweven problematiek die ook met medicatie niet voldoende stabiliseert. In het geval dat de rechtbank een niet gemaximeerde TBS met dwangverpleging oplegt, ziet de reclassering geen noodzaak voor een GVM.
De oplegging van straf en maatregel
De straf
De rechtbank acht, in overeenstemming met de officier van justitie, de conclusies uit het PBC-rapport ook toepasbaar voor de onder 13/130562-21 ten laste gelegde feiten. De rechtbank overweegt daartoe dat de vastgestelde stoornissen een bestendig karakter hebben waar verdachte al sinds lange tijd mee bekend is. De onder 13/130562-21 ten laste gelegde feiten zijn bovendien slechts enige maanden voor het begin van de onder 13/327755-22 feit 3 ten laste gelegde bedreiging gepleegd. De rechtbank neemt de conclusie van de PBC-rapporteurs met betrekking tot de toerekenbaarheid van verdachte over, in die zin dat de rechtbank oordeelt dat het hiervoor bewezen verklaarde (sterk) verminderd aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank houdt hier in strafverminderende zin rekening mee.
Gelet op de aard en de ernst van de door verdachte gepleegde feiten zou een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur passend zijn. Rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 434 dagen, zijnde de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten.
De TBS-maatregel
De rechtbank zal het advies van de deskundigen en reclassering volgen en aan verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten TBS met dwangverpleging opleggen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft zich onder meer tweemaal schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is vermeld in artikel 37a, eerste lid en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht, namelijk bedreiging. Verdachte leed tijdens het begaan van deze bedreigingen aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Uit het strafblad van verdachte, zijn behandelgeschiedenis en de bevindingen van de deskundigen en de reclassering, blijkt dat de kans dat verdachte in de toekomst recidiveert zonder verdere behandeling, groot is. De reclassering schat de kans op recidive en de kans op letsel hoog in. Door de deskundigen wordt gelet op de persoon van de verdachte escalatie naar ernstige feiten ook niet uitgesloten. De rechtbank ziet dat deze escalatie naar ernstige feiten ook al eerder heeft plaatsgevonden door het onder 13/130562-21 feit 1 en 2 bewezenverklaarde, waarbij de bedreigingen gepaard gingen met tweemaal brandstichting bij de woning van de bedreigde.
Vanwege de langdurige aanwezigheid en de ernst van de stoornissen van verdachte, zijn gebrek aan ziekte-besef en het grote risico op recidive is een behandeling van langere duur in een klinische setting noodzakelijk. Eerdere interventies hebben niet het gewenste effect gehad. Uit het PBC-rapport en de behandelgeschiedenis van verdachte blijkt dat er ook in een klinische behandelsetting een aanzienlijke kans is dat verdachte zich onaangepast, ongewenst en dreigend gaat gedragen ten opzichte van behandelaars. Dit maakt het noodzakelijk dat de behandeling van verdachte zal gaan plaatsvinden in een instelling met een hoog beveiligingsniveau.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een TBS-maatregel met dwangverpleging op dit moment het meest passende kader is waarbinnen de behandeling van verdachte kan plaatsvinden en dat veiligheid van anderen het opleggen van deze maatregel vereist.
Ongemaximeerde TBS
De rechtbank zal de TBS met dwangverpleging opleggen voor ongemaximeerde duur en overweegt daartoe als volgt. De bewezenverklaarde feiten zijn niet zonder meer aan te merken als een geweldsmisdrijf in de zin van artikel 38e Wetboek van Strafrecht, waardoor de tbs-maatregel met dwangverpleging in beginsel de maximale duur van vier jaar niet te boven kan gaan. Onder omstandigheden kan echter ook bij bewezenverklaring van bijvoorbeeld een bedreiging een ongemaximeerde tbs-maatregel worden opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank doet die situatie zich hier voor.
Uit de hierboven beschreven omstandigheden waaronder de bewezenverklaarde bedreigingen zijn begaan, volgt dat de bedreigingen gepaard zijn gegaan met non-verbaal agressief gedrag van verdachte, zoals het toesturen van een kogelbrief aan de bedreigde familie, het stichten van brand bij hun woning en het naar het kantoor van de bedreigde advocaat toegaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdacht met dit non-verbale agressieve gedrag laten zien dat hij bereid is om daad bij zijn woorden te voegen. Gelet op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, de vaststelling met betrekking tot het gedrag van de verdachte, en de reële mogelijkheid dat de verdachte de daad bij het woord zal voegen, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zodat sprake is van geweldsmisdrijven in de zin van artikel 38e Sr. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaren te boven gaan.
De vrijheidsbeperkende maatregel 38v (dadelijk uitvoerbaar)
De rechtbank zal ter voorkoming van strafbare feiten aan verdachte opleggen een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, te weten een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer 1] en medewerkers van haar kantoor en een locatieverbod voor het kantoor.
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van 2 jaren. Per overtreding van het contactverbod kan 14 dagen vervangende hechtenis worden opgelegd, tot een maximum van in totaal 6 maanden.
Gelet op de duur en veelvoud van de bedreigingen richting het slachtoffer [slachtoffer 1] en haar kantoorgenoten en de omstandigheden waaronder deze bedreigingen zijn gepleegd, in combinatie met de persoon van de verdachte zoals hiervoor omschreven, moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens het slachtoffer [slachtoffer 1] of haar kantoorgenoten. De rechtbank zal daarom bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

9.BESLAG

Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp (GSM) dat aan verdachte toebehoort, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING 13/326354-21

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, af te wijzen. Zij acht het wenselijk als de behandeling van verdachte zo snel mogelijk aanvangt en vindt het daarom niet opportuun dat verdachte deze voorwaardelijke straf nog moet uitzitten, alvorens aan zijn TBS-maatregel te kunnen beginnen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om in het geval van toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, deze straf tezamen met de op te leggen straf voor de bewezenverklaarde feiten gelijk te laten zijn aan de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen. Reden daarvoor is dat de rechtbank het van belang vindt dat verdachte zo spoedig mogelijk aan zijn behandeling binnen de TBS-kliniek kan beginnen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 37a, 37b, 38v, 38w, 57, 63, 157 en 285 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Ontvankelijkheid officier van justitie
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ten aanzien van het onder 13/327755-22 onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde;
Vrijspraak
- verklaart het onder 13/130562-21 onder feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 13/327755-22 onder feit 3 en onder 13/130562-21 onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 13/327755-22 onder feit 3 en onder 13/130562-21 onder feit 1 primair en feit 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 434 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak
in verzekering en voorlopige hechtenisdoorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf
in mindering zal worden gebracht;
-
gelast dat verdachte ter beschikking wordt gestelden
beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd;
  • legt aan verdachte op de
  • beveelt dat verdachte:
  • zich
  • zich
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door 14 dagen hechtenis tot een maximum van zes (6) maanden;
- beveelt dat maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
1 STK GSM (omschrijving: PL1300-2022268181-G6283175, voorwerp 1 op de beslaglijst onder parketnummer 13/327755-22 feit 3);
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13/326354-21
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. Janssens, voorzitter, mr. C. van de Lustgraaf en mr. S.E. Garvelink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Bemmelen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 februari 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
13/327755-22
1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2021 tot en met 31 december 2021 te Amsterdam en/of Diemen en/of elders in Nederland (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] door:
- eenmaal of meermalen te bellen en/of berichten te sturen naar voornoemde [slachtoffer 1] en/of
haar kantoor en/of haar collega's en/of
- eenmaal of meermalen naar het kantoor te gaan waar voornoemde [slachtoffer 1] werkzaam is en/of
zich in de omgeving van voornoemd kantoor op te houden, met het oogmerk voornoemde [slachtoffer 1] en/of haar collega's te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
(Artikel art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of of omstreeks de periode van 1 juli 2022 tot en met 15
december 2022 te Amsterdam en/of Diemen en/of elders in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door:
- eenmaal of meermalen te bellen en/of berichten te sturen naar voornoemde [slachtoffer 1] en/of
haar kantoor en/of haar collega's en/of
- eenmaal of meermalen naar het kantoor te gaan waar voornoemde [slachtoffer 1] werkzaam is en/of
zich in de omgeving van voornoemd kantoor op te houden, met het oogmerk voornoemde [slachtoffer 1] en/of haar collega's, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
(Artikel art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2021 tot en met 15
december 2022 te Amsterdam en/of Diemen, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] en/of haar collega's/contact(en)(telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met verkrachting en/of met gijzeling, door:
- naar het kantoor en/of een collega van voornoemde [slachtoffer 1] te bellen en/of vervolgens
voornoemde collega dreigend de woorden toe te voegen: “Ik kom langs en gooi jullie in de
kofferbak”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- eenmaal of meermalen ((een) collega(‘s) van) voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen en/of een bericht te sturen: “Als jullie [slachtoffer 1] niet met rust laten, dan kom ik jullie schieten” en/of “ Ik kom naar kantoor met een vuurwapen om jullie kapot te schieten en/of “ Ik kom met een pistool langs om iedereen dood te schieten” en/of "Ik kom naar kantoor om jullie te vermoorden", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of haar collega/kantoor een bericht te sturen met de tekst: " Ik doe alles met je, desnoods pak ik die homo waar je mee gaat", althans woorden van gelijke dreigend aard en/of strekking;
- naar het kantoor van voornoemde [slachtoffer 1] toe te gaan en/of (vervolgens nadat hij naar buiten was gestuurd) een collega van voornoemde [slachtoffer 1] ( [collega 1] ) dreigend de woorden toe te voegen: "Als er iets met mij gebeurt, gaan jullie er allemaal aan", althans woorden gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- eenmaal of meermalen naar het kantoor van voornoemde [slachtoffer 1] te bellen en/of haar collega ( [collega 3] ) vervolgens dreigend de woorden toe te voegen: "Van [collega 2] moet ik [slachtoffer 1] met rust laten, maar ik ga hem toch vermoorden", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- een bericht te sturen naar de kantoortelefoon met de tekst: "Als ik je betaald heb, wil ik je ook pakken in de auto" en/of "Keihard neuken wil ik je horen gillen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(Artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
13/130562-21
1
hij op of omstreeks 3 mei 2021 en/of op of omstreeks 15 mei 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan een of meer ramen en/of kozijnen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de woning(en) gelegen aan de [adres 2] , in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 mei 2021 en/of op of omstreeks 15 mei 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ramen en/of kozijnen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2021 tot en met 15 mei 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] en/of de familie [familie 2] schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een of meerdere brieven met daarop onder meer de tekst "Neem of roep de djinn's die jullie gestuurd hebben, terug. Anders gooi ik 3 handgranaten in jullie huis of stuur 3 negers op jullie af. (...) Zodra jullie het huis uitkomen schieten zij jullie neer met een uzi of met een machinegeweer en maken zij jullie dood" en/of "de bom gaat ontploffen" en/of een zogenaamde kogelbrief te sturen met daarop de tekst "stop met djins op mij sturen. anders dood" en/of daarbij een kogelkop/patroon te voegen;
( art 285 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 8 augustus 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 19,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 maart 2023, genummerd 2022268181, opgemaakt door de politie eenheid Amsterdam, doorgenummerd 1 t/m 30 en 29 t/m 39. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bij het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 15 december 2022 bijbehorende bijlagen zijn doorgenummerd als B1 t/m B30.
2.Pagina 1.
3.Pagina 2.
4.Pagina B4.
5.Pagina 3.
6.Pagina B2.
7.Pagina B6.
8.Pagina B4
9.Pagina B25.
10.Pagina 37.
11.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 juli 2022, genummerd PL1300-2021100666, opgemaakt door de politie eenheid Amsterdam, doorgenummerd 1 tot en met 146. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
12.Pagina 7.
13.Pagina 8.
14.Pagina 8.
15.Pagina 22.
16.Pagina 23.
17.Pagina 10.
18.Pagina 11.
19.Pagina 28.
20.Pagina 44.
21.Pagina 45.
22.Pagina 46.
23.Pagina 54.
24.Pagina 55.
25.Pagina 56.
26.Pagina 77.
27.Pagina 105.
28.Pagina 25.
29.Pagina 89.
30.Pagina 91.