ECLI:NL:RBMNE:2024:1912

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
10979924 \ MV EXPL 24-29 AW/1583
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding ontruiming vanwege huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap, hierna te noemen [eisende partij], en een gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde]. De eisende partij vorderde ontruiming van een bedrijfsruimte die door de gedaagde werd gehuurd, als gevolg van een huurachterstand van € 33.482,71. De gedaagde had de huur niet betaald en erkende de huurachterstand, maar voerde aan dat de huurprijs hoog was en dat het restaurant in de winter niet goed draaide door overlast van daklozen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang voor de eisende partij, aangezien de gedaagde al meer dan vier maanden in gebreke was met de huurbetalingen. De rechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, met een termijn van twee weken na betekening van het vonnis. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, een contractuele boete van € 1.200,00 en buitengerechtelijke incassokosten van € 1.039,25. De proceskosten zijn begroot op € 2.200,54, die door de gedaagde moeten worden vergoed.

De rechter heeft benadrukt dat bij een ontruiming in kort geding grote terughoudendheid moet worden betracht, maar in dit geval was de huurachterstand onbetwist en rechtvaardigde dit de ontruiming. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet voldoen aan de veroordelingen, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 10979924 \ MV EXPL 24-29 AW/1583
Vonnis in kort geding van 3 april 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eisende partij] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
gemachtigde: mr. O.J. Boeder,
tegen
[gedaagde] ,h.o.d.n. [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling van 20 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt vanaf 1 november 2022 van [eisende partij] de bedrijfsruimte aan het [adres] te [plaats] (hierna: de bedrijfsruimte) tegen een huurprijs van € 7.142,41 per maand.
2.2.
[gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, ontruiming van de door [gedaagde] van [eisende partij] gehuurde bedrijfsruimte, betaling van € 33.482,71 aan huurachterstand tot en met 31 maart 2024, van € 1.200,00 aan contractuele boete en van € 1.039,25 aan buitengerechtelijke incassokosten, rente en kosten rechtens.
3.2.
Aan haar vordering legt [eisende partij] ten grondslag dat [gedaagde] haar betalingsverplichting voortvloeiend uit de tussen partijen bestaande huurovereenkomst niet is nagekomen. [gedaagde] heeft aan huur tot en met maart 2024 een bedrag van € 33.482,71 onbetaald gelaten. Partijen zijn verder overeengekomen dat [gedaagde] een boete verbeurt van € 300,00 per maand als de huur niet stipt wordt betaald. [gedaagde] is € 1.200,00 aan boete verschuldigd, aldus [eisende partij] .
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
In dit kort geding moet de kantonrechter allereerst beoordelen of [eisende partij] een spoedeisend belang bij haar vorderingen heeft. Van een spoedeisend belang is sprake als, gelet op de belangen van partijen, een onverwijlde voorziening geboden is en van [eisende partij] niet kan worden verwacht dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. Van een spoedeisend belang van [eisende partij] bij haar vorderingen is naar het oordeel van de kantonrechter, gelet op de aard van de vorderingen, genoegzaam gebleken.
Beoordelingskader in kort geding
4.2.
Een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming is een maatregel, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
Huurachterstand
4.3.
[eisende partij] stelt dat [gedaagde] een achterstand in de betaling van de huur van € 33.482,71 heeft laten ontstaan. [gedaagde] erkent de huurachterstand. Volgens [gedaagde] is de huur hoog en draait het restaurant in de winter niet goed. Het is daar heel donker en zij ondervindt veel overlast van daklozen.
4.4.
Aangezien [gedaagde] het bestaan en de hoogte van de door [eisende partij] gestelde huurachterstand niet betwist, wordt dit deel van de vordering toegewezen. De door [gedaagde] gestelde omstandigheden ontslaan haar niet van haar betalingsverplichtingen jegens [eisende partij] en maken dit dus niet anders.
Contractuele boete
4.5.
[eisende partij] maakt aanspraak op een boete op grond van artikel 25.3 van de toepasselijke algemene voorwaarden, waarin is opgenomen dat die 1% per maand bedraagt, met een minimum van € 300,00.
4.6.
Omdat [gedaagde] onder meer de huur over de maanden augustus, september, december 2023, januari en februari 2024 niet heeft betaald, wordt de contractuele boete van € 1.200,00 toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.7.
[eisende partij] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 1.039,25.
4.8.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
Ontruiming
4.9.
[gedaagde] heeft een betalingsachterstand van ruim 4 maanden. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. Het is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de tekortkoming van [gedaagde] de ontbinding van de huurovereenkomst en een ontruiming rechtvaardigen. De vordering tot ontruiming zal daarom worden toegewezen als na te melden. De ontruimingstermijn zal worden gesteld op twee weken na betekening van dit vonnis.
Proceskosten
4.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisende partij] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.200,54

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het pand aan het [adres] te [plaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eisende partij] zijn, en de sleutels af te geven aan [eisende partij] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan [eisende partij] :
€ 33.482,71 aan achterstallige huur tot en met 31 maart 2024,
€ 1.200,00 aan contractuele boete,
€ 1.039,25 aan buitengerechtelijke incassokosten,
€ 7.142,41 per maand of een gedeelte daarvan vanaf 1 april 2024 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.200,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2024.