ECLI:NL:RBMNE:2024:1911

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
C/16/561950 / KL ZA 23-249
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Merkinbreuk en auteursrechtinbreuk in kort geding tussen twee besloten vennootschappen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, heeft eiseres, een besloten vennootschap die zich bezighoudt met de productie en levering van afdekmaterialen, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, eveneens een besloten vennootschap, die zich richt op de in- en verkoop van evenemententapijt. Eiseres stelt dat gedaagde inbreuk maakt op haar merkrechten door producten te verkopen onder de merknaam 'Perfect Cover', terwijl deze producten niet van eiseres afkomstig zijn. Eiseres is houder van het Benelux beeldmerk 'Perfect Cover', ingeschreven op 20 april 2021. De handelsrelatie tussen partijen bestaat sinds eind 2020, waarbij eiseres producten aan gedaagde heeft geleverd met toestemming om deze te verkopen. Echter, eiseres heeft ontdekt dat gedaagde ook andere goederen verkoopt onder de merknaam, wat leidt tot de vordering om deze inbreuk te staken.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat eiseres een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, gezien de doorlopende inbreuk op haar merkrechten. De rechter heeft vastgesteld dat gedaagde producten verkoopt die niet van eiseres afkomstig zijn en dat gedaagde niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij het recht heeft om deze producten onder de merknaam te verkopen. De vordering tot staking van de inbreuk op het merk is toegewezen, evenals de vordering tot het verstrekken van een opgave van de ingekochte producten. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van een dwangsom voor elke overtreding van de veroordelingen. De vordering tot staking van de inbreuk op het auteursrecht op het etiket van eiseres is afgewezen, omdat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de auteursrechtelijke bescherming van het etiket.

De voorzieningenrechter heeft de proceskosten aan de zijde van eiseres toegewezen en de termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak vastgesteld op zes maanden na betekening van het vonnis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/561950 / KL ZA 23-249
Vonnis in kort geding van 26 januari 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. H.L.J.M. van Grinsven te Tilburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V. tevens handelende onder de naam [handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. C. Brocklebank-Groen te Lelystad.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [handelsnaam] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 13 (waarvan productie 5 een akte van depot is)
- de akte overlegging producties van 20 november 2023 met producties 14 tot en met 17, waarvan productie 16 later is ingetrokken
- de akte wijziging eis met productie 17
- de producties 1 tot en met 12 van [handelsnaam]
- de mondelinge behandeling van 21 november 2023 met de daarbij door beide partijen overgelegde pleitnota’s.
1.2.
Na de mondelinge behandeling is de zaak aangehouden om partijen gelegenheid te geven een regeling van het geschil te onderzoeken. Bij brief van 11 januari 2024 heeft de advocaat van [handelsnaam] alsnog vonnis gevraagd. Vervolgens is vonnis op vandaag bepaald.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[eiseres] is een besloten vennootschap die zich bezighoudt met het produceren en leveren van afdekmaterialen, waaronder stuklooprollen en afdekvliezen.
2.2.
[handelsnaam] houdt zich hoofdzakelijk bezig met de in- en verkoop alsmede verhuur van evenemententapijt.
2.3.
[eiseres] is houder van het Benelux beeldmerk met woordelementen Perfect Cover, zoals hieronder afgebeeld, ingeschreven op 20 april 2021 onder nummer [nummer] voor waren in de klasse [klassenummer] Afdekkingen, niet van metaal (hierna: het Merk).
2.4.
Het Merk is voornamelijk onderdeel van een meer omvattende bedrukking, namelijk van een etiket (hierna: het Etiket), zoals hieronder is afgebeeld.
2.5.
Sinds eind 2020 bestaat tussen [eiseres] en [handelsnaam] een handelsrelatie. [eiseres] heeft aan [handelsnaam] de navolgende producten geleverd: Perfect Cover standaard 25m2, Perfect Cover standaard 16,25m2, Perfect Cover ademend 25m2 en Perfect Cover damp-open (hierna: de Producten). De eerste levering vond plaats op 25 september 2020.
2.6.
Met toestemming van [eiseres] heeft [handelsnaam] op haar beurt verkocht op (onder meer) de website www. [websitenaam] . Enkele voorbeelden van advertenties van [handelsnaam] zijn hieronder afgebeeld:
(bron: productie 4 bij dagvaarding).
2.7.
Bij brief van 20 juli 2023 heeft de advocaat van [eiseres] aan [handelsnaam] meegedeeld dat zij erachter is gekomen dat [handelsnaam] ook andere goederen dan de goederen van [eiseres] via www. [websitenaam] verkoopt onder vermelding van het Merk. [handelsnaam] is gesommeerd om de inbreuk op het Merk en de auteursrechten op het Etiket te staken en gestaakt te houden.
2.8.
In reactie hierop schreef de advocaat van [handelsnaam] bij brief van 28 juli 2023, kort gezegd, dat [handelsnaam] gerechtigd is zaken van [eiseres] te verkopen op grond van een licentieovereenkomst en dat het Etiket door [eiseres] is aangebracht en niet is gewijzigd. De zaken die worden verkocht zijn authentiek en afkomstig van [eiseres] . Voor zover geen licentieovereenkomst van kracht was, is evenmin sprake van de gestelde inbreuken, omdat vanwege uitputting in de zin van artikel 2.23 lid 3 BVIE [eiseres] zich niet tegen het gebruik van haar Merk kan verzetten.
2.9.
Bij brief van 7 november 2023 heeft de advocaat van [handelsnaam] aan de advocaat van [eiseres] , voor zover relevant, geschreven dat de Producten afkomstig zijn van [eiseres] en dat [handelsnaam] het recht heeft om die goederen te verkopen en dat, geheel onverplicht, [handelsnaam] de verkoop van Producten van [eiseres] vanaf 12 oktober 2023 heeft gestaakt.

3.Wat vordert [eiseres] en wat is het verweer daarop van [handelsnaam] ?

3.1.
[eiseres] vordert, na wijziging van eis, dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1.
[handelsnaam] beveelt om binnen drie kalenderdagen na het wijzen van dit vonnis aan de advocaat van [eiseres] te verstrekken een schriftelijke, door een registeraccountant gecontroleerde en gewaarmerkte, opgave van de door [handelsnaam] gehouden bij [eiseres] ingekochte zaken/producten;
2. [handelsnaam] beveelt om binnen drie kalenderdagen na het wijzen van dit vonnis aan de advocaat van [eiseres] te verstrekken een schriftelijke, door een registeraccountant gecontroleerde en gewaarmerkte, opgave van de inbreukmakende zaken/producten, waaronder in ieder geval alle zaken/producten waarop het Merk en/of het Etiket staat vermeld, en deze binnen drie kalenderdagen onder toezicht van een door [handelsnaam] te betalen deurwaarder te vernietigen met afgifte van bewijs aan de advocaat van [eiseres] , waaronder een proces-verbaal van de deurwaarder;
3. [handelsnaam] beveelt om binnen drie kalenderdagen na het wijzen van dit vonnis aan de advocaat van [eiseres] te verstrekken een schriftelijke, door een registeraccountant gecontroleerde en gewaarmerkte, opgave van de door [handelsnaam] gehouden (stukloop)rollen en/of vloerbescherming die niet vallen onder punt 1 of 2 van haar vordering;
4. [handelsnaam] beveelt een door [handelsnaam] te betalen deurwaarder eventueel vergezeld met een door [handelsnaam] te betalen deskundige in de gelegenheid te stellen om binnen de periode van drie maanden na het wijzen van dit vonnis steekproefsgewijs exemplaren onder zich te nemen van de onder punt 3 van haar vordering genoemde zaken/producten - onder de voorwaarde dat de kostprijs door [eiseres] wordt voldaan - en van het geheel van de onder punt 3 van deze vordering genoemde voorraad in detail opgave te doen en haar van gevraagde informatie te voorzien ten behoeve van die opgave en deze vast te leggen ten behoeve van [eiseres] ;
5 en 6 ingetrokken tijdens de mondelinge behandeling.
7.
[handelsnaam] veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 1.000,00 per dag, met een maximum van € 300.000,00 voor iedere dag of deel daarvan dat [handelsnaam] met de gehele of gedeeltelijke nakoming van de bevelen genoemd onder punt 1, 2, 3, 4, 5 en/of 6 van de vordering in gebreke blijft, waarbij iedere (gedeeltelijke) niet nakoming van een bevel an sich als overtreding geldt;
8. [handelsnaam] beveelt, om binnen drie kalenderdagen na het wijzen van dit vonnis de inbreuk op het Merk en de inbreuk op het auteursrechten van [eiseres] op het Etiket te staken en gestaakt te houden, bij gebreke waarvan [handelsnaam] een dwangsom verbeurt jegens [eiseres] , van € 10.000,00 per overtreding, waarbij elk aangetroffen exemplaar van de inbreukmakende zaken geldt als een afzonderlijke overtreding, met een maximum van € 300.000,00, waarbij de verbeurde dwangsom dient te worden vermeerderd met wettelijke rente indien de dwangsom(men) niet binnen 14 dagen na iedere datum van verbeuren worden voldaan, dan wel een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom per overtreding;
9. [handelsnaam] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen aan [eiseres] , bij wege van voorschot, € 32.717,40
,dan wel een door de voorzieningenrechter te bepalen voorschot op de vordering tot schadevergoeding in verband met het inbreukmakend en onrechtmatig handelen van [handelsnaam] , te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis en, indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, vermeerderd met wettelijke rente ex art. 6:119 BW daarover, te rekenen vanaf de 15e dag na het vonnis tot de dag der algehele voldoening;
10.
bepaalt dat de eis in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 1019i Rv moet zijn ingesteld binnen zes maanden na de datum van de betekening van dit vonnis aan [handelsnaam] ;
11. [handelsnaam] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen aan [eiseres] de redelijke en evenredige kosten, waaronder het salaris advocaat vastgesteld op
€ 12.392,53 (€ 5.432,53 + € 7.500,00) te vermeerderen met BTW, griffierecht, explootkosten en de deurwaarderskosten met betrekking tot het bevel onder punt 3, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, vermeerderd met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW daarover, te rekenen vanaf de 15e dag na het vonnis;
3.2.
[eiseres] legt – samengevat – aan haar vorderingen ten grondslag dat [handelsnaam] andere producten dan de Producten van [eiseres] verkoopt onder vermelding van het Merk. Zij verkoopt die Producten zonder Etiket of met een door haar zelf aangebracht (niet-origineel) Etiket. Daarmee maakt [handelsnaam] inbreuk op het merkrecht van [eiseres] zoals bedoeld in artikel 2.20 lid 2 sub a en lid 3 sub a en b BVIE. Daarnaast is sprake van schending van het auteursrecht (artikel 1 Auteurswet) op het Etiket van [eiseres] en, gelet op het heimelijke karakter van het handelen van [eiseres] , van onrechtmatig handelen in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Tot slot is er sprake van wanprestatie, omdat [handelsnaam] de tussen partijen gemaakte afspraak om enkel zogenaamde kant-en-klare rollen te verkopen heeft geschonden. Het voorgaande leidt volgens [eiseres] tot schadeplichtigheid aan de zijde van [handelsnaam] .
3.3.
[handelsnaam] voert gemotiveerd verweer, dat hierna voor zover relevant, zal worden besproken, en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Wat beslist de voorzieningenrechter?

4.1.
De voorzieningenrechter wijst de vordering tot het staken en gestaakt houden van, kort gezegd, de inbreuk op het Merk toe op straffe van een dwangsom. Ook wordt de opgavevordering onder sub 1. toegewezen op straffe van een dwangsom. [handelsnaam] wordt veroordeeld in de proceskosten. Waarom dat zo is, wordt hierna uitgelegd.

5.5. Wat is de motivering van de voorzieningenrechter?

(hoofd)vordering onder sub 8

Spoedeisend belang
5.1.
[eiseres] moet een spoedeisend belang hebben bij haar vorderingen. Dat heeft zij, omdat het gaat om een gestelde doorlopende inbreuk op haar auteurs- en merkrechten.
Inbreuk op het merkenrecht
5.2.
[eiseres] verwijt [handelsnaam] inbreuk te maken op het merkenrecht van [eiseres] . Zij stelt dat [handelsnaam] producten verkoopt onder de merknaam Perfect Cover, terwijl dit producten zijn die niet van [eiseres] afkomstig zijn. Volgens [eiseres] verkoopt [handelsnaam] de producten zonder Etiket dan wel met een door [handelsnaam] zelf aangebracht Etiket op het product. Daarmee ondermijnt [handelsnaam] de belangrijkste functie van het merk: de herkomstaanduiding.
5.3.
[handelsnaam] betwist dat zij niet-originele Producten verkoopt als ware het producten van [eiseres] althans onder de merknaam van [eiseres] . Volgens [handelsnaam] zijn alle Producten die zij onder het Merk verkoopt afkomstig van [eiseres] . Zij heeft ‘in voorkomende gevallen’ Producten zonder Etiket van [eiseres] ontvangen en deze ook weer zonder Etiket doorverkocht. Zij betwist dat zij vergelijkbare etiketten als die van [eiseres] (met het Merk) op soortgelijke producten heeft aangebracht. Het is weleens voorgekomen dat beschadigde artikelen zijn verpakt, waardoor het Etiket uiteindelijk op de buitenzijde van het Product is aangebracht.
5.4.
Artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE bepaalt dat de houder van een ingeschreven merk gerechtigd is iedere derde die niet zijn toestemming hiertoe heeft verkregen, te verhinderen gebruik te maken van een teken, wanneer dit teken gelijk is aan het merk en in het economisch verkeer gebruikt wordt voor dezelfde waren of diensten als die waarvoor het merk is ingeschreven.
5.5.
Niet in geschil is dat [handelsnaam] adverteert met het Merk en de Producten verkoopt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [handelsnaam] verklaard dat zij soortgelijke producten als de Producten inkoopt, via een aan haar gelieerde partij [bedrijf 1] B.V., bij [bedrijf 2] GmbH. Zij heeft zowel de Producten van [eiseres] op voorraad, als de producten van [bedrijf 2] GmbH. Zij betwist dat zij de producten van [bedrijf 2] GmbH verkoopt als ware het producten van [eiseres] , zoals [eiseres] vermoedt.
5.6.
[eiseres] vermoedt dat [handelsnaam] de producten van (in ieder geval) [bedrijf 2] GmbH verkoopt als ware het Perfect Cover-Producten. Zij heeft product- en verkoopaantallen vergeleken en is op basis daarvan tot de conclusie gekomen dat [handelsnaam] , terwijl zij producten uit voorraad aanbood, geen Producten meer op voorraad kon hebben.
5.7. Om haar stellingen te onderbouwen heeft [eiseres] twee maal via een
ghostkoopaccount via [websitenaam] van [handelsnaam] Producten gekocht die door [handelsnaam] op www. [websitenaam] werden aangeboden als zijnde Perfect Cover-Producten (vgl. de bestelformulieren, productie 8 bij dagvaarding). [eiseres] heeft deze rollen bij de rechtbank gedeponeerd. Het betreffen twee rollen Perfect Cover zelfklevend afdekvlies Damp-open en een (kleinere) rol Perfect Cover Standaard. Ter vergelijking zijn door [eiseres] twee “dezelfde” originele rollen (een grote en een kleinere rol) van [eiseres] zelf gedeponeerd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] de rollen aan de voorzieningenrechter getoond en toegelicht wat volgens haar uit dit depot blijkt.
5.8.
Voor wat betreft de bij de rechtbank gedeponeerde rollen Perfect Cover zelfklevend afdekvlies Damp-open, stelt [eiseres] dat deze rollen aantonen dat [handelsnaam] zelf het Etiket (met daarop het Merk) op de rollen plakt. [eiseres] stelt dat zij haar eigen rollen altijd levert met het Etiket bevestigd op het materiaal, onder het verpakkingsplastic, terwijl op de bij [handelsnaam] gekochte rollen het Etiket aan de buitenkant is bevestigd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] de rollen getoond. De voorzieningenrechter heeft niet kunnen constateren dat, zoals [eiseres] betoogt, door [handelsnaam] een Etiket aan de buitenkant is aangebracht. Gelet op de gemotiveerde betwisting aan de zijde van [handelsnaam] dat zij zelf Etiketten aanbrengt, is voorshands dan ook niet aannemelijk geworden dat [handelsnaam] zelf Etiketten op producten heeft aangebracht. Dit blijkt, gelet op de gemotiveerde betwisting door [handelsnaam] , ook niet uit de door [eiseres] overgelegde foto’s (producties 6 en 7 bij dagvaarding).
5.9.
Voor wat betreft de bij de rechtbank gedeponeerde (kleinere) rol Perfect Cover Standaard, stelt [eiseres] dat uit dit depot blijkt dat [handelsnaam] andere producten verkoopt als ware het Perfect Cover-producten. Niet in geschil is dat de gedeponeerde rol niet is voorzien van een Etiket. Volgens [handelsnaam] betreft dit een rol die zij zonder Etiket van [eiseres] heeft ontvangen en op dezelfde wijze heeft doorverkocht (dus eveneens zonder Etiket). Zij voert aan dat [eiseres] in ieder geval bij aanvang van de handelsrelatie rollen zonder Etiket leverde én dat er ook later rollen zonder Etiket werden geleverd. Dit wordt door [eiseres] gemotiveerd betwist. Zij levert geen Producten zonder Etiket (tenzij aan hele grote afnemers), aldus [eiseres] .
5.10.
Naar het voorlopig oordeel is voldoende aannemelijk geworden dat [eiseres] , de Producten die zij verkoopt aan [handelsnaam] , voorziet van een Etiket en dat het verweer van [handelsnaam] (soms worden ook Producten geleverd zonder Etiket) niet kan worden gevolgd. De producties waarnaar [handelsnaam] ter onderbouwing van haar stelling verwijst (dat [eiseres] aan haar ook Producten levert zonder Etiket), zijn niet overtuigend. Weliswaar wordt in de
e-mailcorrespondentie van 14 september 2020 (productie 3 van [handelsnaam] ) gesproken over “blanco rollen”, maar in die conversatie wordt “blanco” opgevat als een onbedrukte rol en niet als een rol zonder Etiket. Zo staat in de e-mail: “
Alle rollen zijn blanco, staat niets op bedrukt”. Ook de facturen waarnaar [handelsnaam] verwijst (productie 2 van [handelsnaam] ) onderbouwen niet dat er Producten zonder Etiket werden geleverd door [eiseres] aan [handelsnaam] . Daarbij komt dat [eiseres] onbetwist heeft gesteld dat als een artikel wordt geleverd zonder Etiket dit wordt aangeduid met de vermelding “BL”. Bij één van de producten op de door [handelsnaam] overgelegde facturen wordt daarvan volgens [eiseres] melding gemaakt, maar dit betreft een andersoortig product dan de Producten die in dit kort geding aan de orde zijn. Op de overige facturen staan deze letters niet vermeld. [handelsnaam] heeft verder nog gewezen op productinformatie die zij van [eiseres] heeft ontvangen voorafgaand aan het doen van zaken met elkaar, maar dit zegt niets over de afspraken die nadien zijn gemaakt tussen partijen. Deze afspraken hielden volgens [eiseres] in dat [handelsnaam] Producten voorzien van een Etiket mocht kopen (om door te verkopen). [handelsnaam] heeft dit niet (voldoende) weersproken. Als [handelsnaam] bovendien wél rollen zonder Etiket van [eiseres] zou hebben gekregen, had het voor de hand gelegen dat ze bij [eiseres] aan de bel had getrokken. De enkele blote stelling dat [handelsnaam] één enkele keer daarover met [eiseres] telefonisch contact heeft opgenomen, is onvoldoende om dit argument te weerspreken.
5.11.
[handelsnaam] voert tot slot nog aan dat sprake is van een licentieovereenkomst. Dit leidt er volgens [handelsnaam] toe dat zij het recht heeft om producten afkomstig van [eiseres] te verkopen. Dit verweer gaat niet op. [handelsnaam] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij het recht had gekregen om Producten van [eiseres] (of niet-originele producten van derden) zelf te voorzien van het Etiket dan wel het Merk. Enige relevante onderbouwing van deze stelling ontbreekt.
5.12.
Het voorgaande leidt tot de volgende conclusie. Nu niet in geschil is dat bij de bestelling via het
ghostkoopaccount via [websitenaam] van [eiseres] bij [handelsnaam] een rol zonder Etiket is ontvangen en voldoende aannemelijk is geworden dat [eiseres] geen Producten zonder Etiket levert, wordt in dit kort geding ervan uitgegaan dat de gedeponeerde rol Perfect Cover Standaard niet van [eiseres] afkomstig is. Die rol is wel verkocht door te adverteren met het Merk. Daarbij in aanmerking nemend dat volgens [eiseres] de product- en verkoopcijfers erop wijzen dat [handelsnaam] geen voorraad meer kon hebben toen zij Producten aanbood van [handelsnaam] , leidt dit ertoe dat de voorzieningenrechter aannemelijk acht dat [handelsnaam] producten op www. [websitenaam] heeft verkocht onder het Merk, die niet van [eiseres] afkomstig zijn. Voor zover [handelsnaam] een beroep doet op uitputting in de zin van artikel 2.23 lid 3 BVIE gaat dit niet op. Daarvoor is immers vereist dat het Producten betreft die door [eiseres] of met toestemming van [eiseres] op de markt zijn gebracht. Daarvan is niet gebleken.
5.13.
Nu voorshands aannemelijk is dat [handelsnaam] producten verkoopt die elders zijn ingekocht en waarbij het merk Perfect Cover wordt gebruikt, wordt dit merk dus gebruikt voor vergelijkbare waren als waarvoor het Perfect Cover-merk is ingeschreven. Daarmee is sprake van merkinbreuk. Dit levert voldoende grond op voor toewijzing van het bevel tot het staken van de merkinbreuk, zoals is gevorderd onder 3.1 sub 8. Daarbij zal de voorzieningenrechter het bevel tot het staken en gestaakt houden van de Merkinbreuk laten ingaan na verloop van drie werkdagen na betekening van dit vonnis.
Schending van het auteursrecht
5.14.
Ten tweede wordt [handelsnaam] verweten dat zij het auteursrecht op het Etiket van [eiseres] heeft geschonden.
5.15.
Naar vaste rechtspraak is voor auteursrechtelijke bescherming vereist dat het werk een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Dit betekent dat sprake moet zijn van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes. Daarbuiten valt in elk geval al hetgeen een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard dan ook valt aan te wijzen. De keuzes van de maker mogen bovendien niet louter een technisch effect dienen of te zeer het resultaat zijn van een door technische uitgangspunten beperkte keuze. Verder geldt dat ook een verzameling of bepaalde selectie van op zichzelf niet beschermde elementen een (oorspronkelijk) werk in de zin van de Auteurswet kan opleveren, mits die selectie het persoonlijk stempel van de maker draagt.
5.16.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat, gelet op de gemotiveerde betwisting door [handelsnaam] , [eiseres] onvoldoende heeft gesteld om aan te kunnen nemen dat aan het Etiket auteursrechtelijke bescherming toekomt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] verklaard dat het Etiket bijzonder creatief is, door [eiseres] is gemaakt en dat mensen in de markt het als zodanig herkennen, maar zij heeft deze min of meer blote stellingen niet verder aannemelijk gemaakt of onderbouwd. Dat had, gelet op de gemotiveerde betwisting door [handelsnaam] , wel op haar weg gelegen. Het gedeelte van vordering 3.1 sub 8 dat ziet op het staken van de inbreuk op het auteursrecht van [eiseres] op het Etiket komt dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.
Dwangsom
5.17.
Om naleving te verzekeren van het bevel tot het staken en gestaakt houden van de inbreuk op het Merk is een dwangsom noodzakelijk. De onder 3.1 sub 8 gevorderde dwangsom wordt beperkt tot een bedrag van € 5.000,- per overtreding met een maximum van € 150.000,-. De gevorderde rente wordt toegewezen zoals hierna is bepaald.
(neven)vorderingen
5.18.
Het (onder 1) gevorderde opgavebevel zal worden toegewezen in die zin dat [handelsnaam] wordt bevolen binnen drie werkdagen na betekening van dit vonnis aan de advocaat van [eiseres] een schriftelijke opgave te verstrekken van de door [handelsnaam] gehouden bij [eiseres] ingekochte zaken/producten. Het gedeelte van de vordering om de opgave te voorzien van een controleverklaring van een registeraccountant wordt afgewezen, omdat hierbij onvoldoende spoedeisend belang bestaat.
De dwangsom wordt toegewezen en gemaximeerd op € 50.000,-.
5.19. Voor wat betreft de onder 2. gevorderde opgave van de inbreukmakende zaken heeft [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat dit ziet op de rollen/producten die bij derden zijn gekocht en waarop [handelsnaam] zelf het Etiket heeft aangebracht. Nu in dit kort geding echter niet is komen vast te staan dat [handelsnaam] een etiket zelf heeft aangebracht, wordt deze vordering afgewezen.
5.20.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] toegelicht dat zij met haar vordering 3 doelt op ‘andere producten’, nu zij het idee heeft dat er meer producten zijn ingekocht dan de Producten die onder de vorderingen onder 1 en 2 vallen. Deze vordering is onvoldoende bepaald en kan aanleiding geven tot executiegeschillen. De vordering wordt dan ook afgewezen.
5.21.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat voorts onvoldoende spoedeisend belang bij het gevorderde bevel onder 4. om een deurwaarder in de gelegenheid te stellen om, kort gezegd, steekproefsgewijs Producten onder zich te nemen en opgave te doen van de voorraad inbreukmakende producten. Deze vordering wordt afgewezen.
5.22.
Tot slot vordert [eiseres] onder 9. een voorschot op de beweerdelijk door haar geleden schade. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
5.23.
Ter onderbouwing van haar schade verwijst [eiseres] naar een als productie 17 overgelegde e-mail met een berekening van haar schade. [handelsnaam] betwist gemotiveerd de inhoud van deze e-mail. De voorzieningenrechter constateert dat in deze productie bedragen worden genoemd zonder nadere onderbouwing en berekeningen worden gemaakt die nadere uitleg en onderbouwing behoeven. Voor nadere bewijslevering is in dit kort geding geen plaats. Gelet hierop is de redelijkheid van het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt. Deze vordering wordt afgewezen.
5.24.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat van de nevenvorderingen onder sub 1 tot en met 4 (sub 5 en sub 6 zijn ingetrokken) en sub 9 alleen vordering 1 gedeeltelijk wordt toegewezen. Om naleving van het opgavebevel te verzekeren is een dwangsom noodzakelijk. De onder sub 7 gevorderde dwangsom wordt gemaximeerd zoals hierna bepaald. De termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 1019i Rv wordt bepaald op 6 maanden na de datum van de betekening van het in deze te verkrijgen vonnis aan [handelsnaam] nu de redelijkheid van die termijn (die is gevorderd onder sub 10) niet is bestreden.
Proceskosten
5.25.
[handelsnaam] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. [eiseres] vordert een proceskostenvergoeding op grond van artikel 1019h Rv en heeft daartoe facturen van in totaal € 5.432,53 excl btw aan daadwerkelijke advocaatkosten overgelegd en schat de nog te maken kosten op € 7.500.,- excl btw. Ter onderbouwing van dit bedrag heeft zij nagelaten om een kostenspecificatie in het geding te brengen. [handelsnaam] voert als verweer dat [eiseres] de opgevoerde kosten niet heeft gespecificeerd en dat de kosten niet redelijk en evenredig als bedoeld in artikel 1019h Rv zijn.
5.26. De voorzieningenrechter constateert dat [eiseres] de door haar gestelde kosten niet heeft gespecificeerd anders dan door overlegging van declaraties. Die declaraties bevatten geen opgave van het totale aantal uren dat de advocaat aan de voorbereiding van de zaak heeft besteed noch een specificatie van de door de advocaat in die uren verrichte werkzaamheden en gehanteerde uurtarief. Dit leidt ertoe dat [handelsnaam] zich (inhoudelijk) niet, althans niet behoorlijk tegen de ingediende declaraties en daarmee het gevorderde totaalbedrag kan verweren en dat niet kan worden vastgesteld of de opgevoerde kosten redelijk en evenredig zijn als bedoeld in artikel 1019h Rv. De te vergoeden kosten zullen daarom op de gebruikelijke wijze worden begroot op:
- kosten dagvaarding € 106,73
- griffierecht 676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 1.861,73
De door [eiseres] gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen op de manier die onder de beslissing staat.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
beveelt [handelsnaam] om na verloop van drie werkdagen na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op het Merk te staken en gestaakt te houden,
6.2.
veroordeelt [handelsnaam] tot betaling aan [eiseres] van een dwangsom van € 5.000,- voor elke overtreding van de veroordeling onder 6.1., met een maximum van € 150.000,-, waarbij de verbeurde dwangsom wordt vermeerderd met wettelijke rente indien de dwangsom(men) niet binnen 14 dagen na iedere datum van verbeuren worden voldaan,
6.3. beveelt [handelsnaam] om binnen drie werkdagen na betekening van dit vonnis
aan de advocaat van [eiseres] te verstrekken een schriftelijke opgave van de door [handelsnaam] gehouden bij [eiseres] ingekochte zaken/producten,
6.4. veroordeelt [handelsnaam] tot betaling aan [eiseres] van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij de veroordeling onder 6.3. geheel of gedeeltelijk overtreedt, met een maximum van € 50.000,-,
6.5.
veroordeelt [handelsnaam] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.861,73, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis,
6.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
stelt de termijn als bedoeld in artikel 1019i Rv op zes maanden na de datum van dit vonnis,
6.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Schuman en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2024.