ECLI:NL:RBMNE:2024:1910

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
24/567
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen niet-tijdig beslissen en besluit van de Belastingdienst/Toeslagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres tegen het niet-tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen behandeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 20 juli 2023, waarin verweerder haar bezwaar tegen de lichte toets compensatie kinderopvangtoeslag ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van procesbelang. Procesbelang houdt in dat de rechtzoekende een reëel en actueel belang moet hebben bij de uitkomst van de procedure. In dit geval heeft eiseres al een compensatiebedrag van € 30.000,- ontvangen op basis van de Catshuisregeling, waardoor er geen onzekerheid meer bestaat over de uitkomst van het bezwaar. De rechtbank concludeert dat eiseres geen rechtens relevant belang heeft bij het beroep tegen het niet-tijdig beslissen, en ook niet tegen het besluit van 20 februari 2024, omdat zij met haar rechtsmiddelen niets concreet kan bereiken. Daarom worden beide beroepen niet-ontvankelijk verklaard, en komt eiseres niet in aanmerking voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/567

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R. Grijpstra),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 20 juli 2023 tegen de lichte toets compensatie kinderopvangtoeslag. Verweerder heeft vervolgens op 20 februari 2024 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het beroep tegen het niet-tijdig beslissen richt zich nu ook tegen dat besluit. [1]
Op 15 februari 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft een reactie gegeven op het verweerschrift.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [2]
2. Verweerder heeft eiseres in zijn besluit van 23 juni 2021 bericht dat zij een geslaagd beroep kan doen op de Cathuisregeling (lichte toets) en dus aanspraak kan maken op een bedrag van € 30.000,- . Eiseres heeft eerst op 20 juli 2023 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 23 juni 2021. Omdat verweerder niet op tijd op het bezwaar heeft beslist, heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar bezwaarschrift. Op 24 februari 2024 heeft verweerder alsnog een besluit op bezwaar genomen.
3. De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van procesbelang.
4. Procesbelang is het belang dat bestaat bij de uitkomst van de procedure, dus wat de rechtzoekende concreet met het beroep wil of kan bereiken. Dit gaat niet om de vraag of de rechtzoekende gelijk heeft. Het gaat erom dat de rechtzoekende een reëel en actueel belang heeft bij het gelijk, als hij/zij dat in de beroepsprocedure zou krijgen. De vraag of er procesbelang is, wordt daarom beantwoord naar de stand van zaken op het moment van het beoordelen van het beroep. De bestuursrechter doet geen uitspraken uitsluitend vanwege de principiële betekenis ervan. [3]
5. Eiseres heeft in het besluit van 23 juni 2021 een compensatiebedrag van € 30.000,- ontvangen. Op grond van de Catshuisregeling kan niet meer compensatie worden verkregen. Het is de rechtbank daarom niet duidelijk waarom eiser op 20 juli 2023 alsnog tegen het besluit van 23 juni 2021 bezwaar heeft gemaakt. De reden hiervan moet worden gevonden in de bezwaargronden. Hierin staat het volgende vermeld:
‘Belanghebbende (ver)wacht dat deze beschikking in strijd is met de betreffende en hieraan ten grondslag gelegde wettelijke bepalingen, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de overige ter zake geldende bepalingen. Belanghebbende is tevens van mening dat de beschikking berust op een onjuiste feitelijke grondslag.’
6. Nu eiseres het compensatiebedrag heeft verkregen, kan de rechtbank de gemachtigde van eiseres in de bezwaargronden niet volgen. Eiseres heeft geen rechtens relevant belang bij het beroep tegen het tijdig nemen van een besluit, omdat over de uitkomst van het bezwaar geen onzekerheid bestaat en daarom is het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk.
7. Het beroep richt zich inmiddels ook tegen het besluit van 20 februari 2024. Daarvoor geldt hetzelfde: eiseres heeft geen procesbelang. De door haar aangewende rechtsmiddelen dienen geen enkel doel, omdat zij daarmee niets concreet kan bereiken.
8. Omdat de rechtbank zowel het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen als het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 20 februari 2024 niet-ontvankelijk verklaart, komt eiseres niet in aanmerking voor een vergoeding van de proceskosten. Zij krijgt evenmin het betaalde griffierecht vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 20 februari 2024 niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr M.E.C. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:54 van de Awb.
3.Dit volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 augustus 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU1396.