ECLI:NL:RBMNE:2024:1904

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
16-077308-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ernstige verkeersdelicten met levensgevaarlijke gevolgen door hoge snelheid en negeren van stopteken

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 december 2022 in Utrecht als bestuurder van een personenauto zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte reed met een snelheid van 158 km/u in een gebied waar 50 km/u was toegestaan, negeerde herhaaldelijk een stopteken van de politie en passeerde een kruising met oranje knipperende lichten zonder te remmen. De rechtbank oordeelde dat het gedrag van de verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen heeft veroorzaakt. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden. De benadeelde partijen, die schadevergoeding vorderden, werden niet-ontvankelijk verklaard omdat hun vorderingen onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank benadrukte de ernst van de overtredingen, vooral gezien de omstandigheden van het incident, zoals de slechte weersomstandigheden en het tijdstip van de overtredingen, waarbij veel uitgaanspubliek op de weg was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-077308-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] (Marokko),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [plaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. J.P. Jansen, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank geluisterd naar hetgeen door de benadeelde partijen, de heer [benadeelde 1] en mevrouw [benadeelde 2] , naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primairop 10 december 2022 in Utrecht als bestuurder van een personenauto opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander is ontstaan;
subsidiairop 10 december 2022 in Utrecht als bestuurder van een personenauto opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, waardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt en/of het verkeer werd gehinderd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde.
De raadsman heeft allereerst bepleit dat het rijden door rood licht en het negeren van een stopteken niet kan worden bewezen. Vervolgens heeft de raadsman aangevoerd dat naar de uiterlijke verschijningsvorm geen sprake kan zijn van opzet zowel op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden daarvan en dat verdachte om die reden van het primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman vrijspraak van het primair tenlastegelegde bepleit, omdat niet kan worden bewezen dat voorzienbaar levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is geweest. Voor zover relevant zullen de verweren van de raadsman verder onder paragraaf 4.3 worden besproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Een verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 februari 2024 – zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 10 december 2022 in Utrecht ‘s nachts de bestuurder was van de Seat Cupra. Ik reed over de [straat 1] . Ik heb te hard gereden. Er lag ijzel op de weg.
Een proces-verbaal van bevindingen door [verbalisant 1] van 10 december 2022, genummerd PL0900-2022367623-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 17 e.v. – zakelijk weergegeven:
Op 10 december 2022 zag ik dat er een voertuig vanaf de [straat 2] linksaf de [straat 3] opreed. Ik zag dat de snelheid van het voertuig hoog was. Toen ik zelf de [straat 4] op reed zag ik het hierboven genoemde voertuig rijden. Ik zag echter dat het voertuig op dat moment ook al weer hard van mij weg reed. Hieruit maakte ik op dat de bestuurder veel te hard reed voor de genoemde locatie. Ik ben hierop achter het voertuig aangereden en heb direct mijn stopbord aangezet. Dit betreft een dak transparant welke aan de voorzijde van mijn dienstvoertuig is bevestigd. Hierop worden de woorden "stop politie" in rood licht uitgestraald. De werking van dit transparant was deugdelijk. Ondertussen [2] reed het voertuig vanaf de [straat 4] de [straat 5] op. Ik zag dat het voertuig door bleef rijden en voor mijn gevoel telkens harder ging rijden. Ik heb mijn optische signalen aangedaan. Op dat moment zag ik dat het voertuig zijn snelheid verhoogde. Ik zag dit doordat de afstand tussen mijn dienstvoertuig en het voertuig voor mij heel snel groter werd. Ik merkte aan alles dat de bestuurder van het voertuig voor mij niet wilde voldoen aan het door mij gegeven stopteken. Ik zag dat het wegrijdende voertuig met zeer hoge snelheid een kruising overstak ter hoogte van de [straat 6] . Ik zag dat het voertuig hierbij geen snelheid minderde. Ik kon dit opmaken uit het feit dat ik de remverlichting van het voertuig niet aan zag gaan. Ik zag dat de verkeerslichten oranje knipperde. Ik zag dat het vluchtende voertuig zo ongelofelijk hard reed dat ik het niet kon bijhouden met mijn dienstvoertuig. Ik zag dat mijn snelheid op dat moment 151 kilometer per uur was. Op de genoemde locatie is een maximale toegestane snelheid van vijftig (50) kilometer per uur. Op het moment dat het vluchtende voertuig bij deze bocht aan kwam zag ik dat het voertuig werd gelanceerd, uit de bocht vloog en tollend over het fietspad en het trottoir vloog. Ik zag dat hierbij allerlei voorwerpen door de lucht werden geslingerd. Ik zag dat het voertuig tot stilstand was gekomen tegen een verkeerslicht. [3] Ik zag dat het vluchtende voertuig zwaar beschadigd was. Ik zag tevens dat overal brokstukken van het voertuig en van straatmeubilair rond het voertuig lagen. [4]
Een proces-verbaal verkeersongevalsanalyse door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 23 mei 2023, genummerd 2022367623, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 27 e.v. – zakelijk weergegeven:
Uit de PBS-data blijkt dat er sprake is van hoge snelheid waar 50 km/h is toegestaan. Omdat de bestuurder van het opvallende politievoertuig verklaarde dat hij achter het voertuig aanreed is het zeer aannemelijk dat de bestuurder van de Seat gelijke snelheden danwel harder heeft gereden om voor het politievoertuig te blijven. Uit de indicatieve snelheidsberekening van de VRI-data bleek dat de bestuurder van de Seat, ter hoogte van het kruispunt met de [straat 7] , met een gemiddelde indicatieve snelheid van 158 km/h gepasseerd. [5]
Een proces-verbaal (in)vordering rijbewijs door [verbalisant 1] van 10 december 2022, genummerd PL0900-2022367623-4, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 23 e.v. – zakelijk weergegeven:
Deze snelheid werd gereden terwijl weersomstandigheden enorm slecht waren namelijk; dichte mist, duisternis en een/twee graden onder nul. [6] Weg betrof een smalle weg inclusief fietspad. Deze weg ( [straat 1] ) betreft een drukke route voor fietsverkeer van en naar Utrecht-Centrum, voornamelijk uitgaanspubliek. [7]
Bewijsoverwegingen
Toetsingskader
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte met zijn rijgedrag (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of dat hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a.
a) Schending van de verkeersregels
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 10 december 2022 in een personenauto met zeer hoge snelheid door het centrum van Utrecht heeft gereden. De politie heeft verdachte daarom op enig moment een daktransparant getoond met de woorden ‘stop politie’. Vanaf dat moment gaat verdachte steeds harder rijden. Wanneer de politie ook de optische signalen aan zet, voert verdachte de snelheid nog verder op. Zonder vaart te minderen of te remmen steekt verdachte vervolgens een kruising met oranje knipperende lichten over. Uit de verkeersongevallenanalyse volgt uiteindelijk dat verdachte op enig moment 158 km/u heeft gereden, terwijl 50 km/u was toegestaan. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte deze gedragingen heeft verricht. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de in artikel 5a, eerste lid, aanhef en onder sub g, sub l en sub m, van de WVW 1994, bedoelde ernstige verkeersgedragingen.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte het stopteken van de politie niet heeft gezien. De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank vindt de verklaring van verdachte dat hij het stopteken en de optische signalen van de politieauto niet heeft gezien, ongeloofwaardig. Verdachte gaat namelijk, op het moment dat het stopteken en vervolgens ook de optische signalen worden geactiveerd, telkens harder rijden. De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte het stopteken moet hebben gezien en juist welbewust niet wilde voldoen aan het gegeven stopteken.
Dat verdachte op enig moment door rood licht is gereden, kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen. Er is namelijk geen waarneming dat verdachte door rood rijdt. De rechtbank spreekt verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij.
b) In ernstige mate
Artikel 5a van de WVW 1994 heeft betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Volgens de wetgever gaat het daarbij bijvoorbeeld om het meerdere keren of gedurende langere tijd schenden van een verkeersregel, of om het schenden van meerdere verkeersregels.
In deze zaak is sprake van het schenden van meerdere voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels. In het bijzonder overweegt de rechtbank dat verdachte de maximum toegestane snelheid van 50 km/u binnen de bebouwde kom langere tijd met ruim 100 km/u heeft overschreden. Daarbij heeft hij met hoge snelheid zonder af te remmen een kruising met oranje knipperend verkeerslicht gepasseerd. Tot slot heeft verdachte geen uitvoering gegeven aan het door de politie gegeven stopteken. Met zijn rijgedrag bij deze snelheid heeft verdachte de verkeersregels in ernstige mate geschonden.
c) Opzettelijk
Het opzet van verdachte was zowel gericht op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Dat volgt uit de omstandigheid dat verdachte, om zich koste wat kost aan de politie te onttrekken, opzettelijk harder is gaan rijden. De veel te hoge snelheid, ook bij het passeren van een kruising, maakt dat zijn opzet, op zijn minst genomen in voorwaardelijke zin, was gericht op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
d) Gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen
De rechtbank is van oordeel dat vanwege het ernstige verkeersgevaarlijke gedrag van verdachte, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar voor anderen voorzienbaar was. Immers heeft verdachte, gedurende een uitgaansavond (zaterdag) rond 04:30 uur, een tijdstip dat uitgaanspubliek zich naar huis begeeft, met extreem hoge snelheid door het centrum van Utrecht gereden. Met dit soort hoge snelheden op deze tijd en plaats is voor de bestuurder niet te anticiperen op andere weggebruikers en is het onmogelijk daarop bijtijds adequaat te reageren. Bovendien reed verdachte op een weg met een fietsstrook in, respectievelijk een fietspad pal naast, de rijbaan, was het twee graden onder nul en was er sprake van ijzel en dichte mist. Verdachte heeft nagelaten zijn rijgedrag op deze weg- en weersomstandigheden aan te passen. Verder heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij de gereden route goed kent. De rechtbank begrijpt dat verdachte daarmee bedoelt dat hij wist wat hij op de route kon verwachten en dat hij dus harder kon rijden. De rechtbank leidt uit die verklaring af dat verdachte zich bewust moet zijn geweest van de grote risico’s die hij nam door zijn gedragingen. Het gevaar van zijn rijgedrag heeft zich ook verwezenlijkt. Als gevolg van zijn extreem hoge snelheid is verdachte bij het naderen van een splitsing uiteindelijk de macht over het stuur verloren en tegen een boom, woningen en een lantaarnpaal aangereden. Daarbij is veel schade aangericht. De auto van verdachte is een wiel verloren dat meters verderop aan de overgelegen zijde van de weg in de berm belandde. Vlakbij de trapgevel die verdachte geraakt heeft lag iemand in de woning te slapen. Verdachte is na het ongeval ineen gezakt en door de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Hij mag van geluk spreken dat hij en anderen niet ernstig(er) gewond zijn geraakt. De rechtbank acht gelet op het voorgaande dan ook bewezen dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was.
De overige door de raadsman gevoerde verweren worden weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.
Conclusie
De rechtbank acht het tenlastegelegde feit, te weten overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994, wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 10 december 2022 te Utrecht als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [straat 2] , de [straat 3] , de [straat 4] , en de [straat 1] , zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door:
- meermalen met zeer hoge snelheden,
- daarbij herhaaldelijk geen gevolg te geven aan een door verbalisant gegeven stopteken middels het verlichte transparant aan de voorzijde van het dienstvoertuig met daarop afwisselend de tekst “Stop” en “Politie”, terwijl dit stopteken duidelijk zichtbaar voor hem, verdachte, was,
- eenmaal met zeer hoge snelheid, over een kruising te rijden zonder daarbij snelheid te minderen of af te remmen terwijl de ter plaatse gesitueerde verkeerslichten oranje knipperend licht uitstraalden door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vier weken en om verdachte daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen op te leggen, voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de periode gedurende welke het rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – met verwijzing naar jurisprudentie – verzocht om aan verdachte een korte taakstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst en omstandigheden van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 door een aanzienlijke hoeveelheid verkeersregels in ernstige mate te overtreden. Terwijl het vroor en er sprake was van dichte mist heeft verdachte gedurende de uitloop van een horecanacht – op een moment dat veel mensen zich richting huis begeven – met een snelheid van 158 km/u door het centrum van Utrecht gereden, terwijl 50 km/u was toegestaan. Daarnaast is verdachte met die veel te hoge snelheid zonder remmen over een kruising met knipperende oranje verkeerslichten gereden en heeft hij meermalen een stopteken van de politie genegeerd. Verdachte is uiteindelijk in een bocht de macht over het stuur verloren en heeft als gevolg daarvan schade aan een boom, (de toegangstrap naar) verschillende woningen en een lantaarnpaal toegebracht. Het mag een wonder heten dat er, behalve verdachte, geen slachtoffers zijn gevallen en dat het incident relatief goed voor verdachte is afgelopen. Verdachte heeft zich volstrekt onverantwoordelijk gedragen en onaanvaardbare risico’s genomen. Door op deze manier te handelen heeft verdachte zich in onvoldoende mate rekenschap gegeven van de geldende gedragsnormen in het verkeer en van zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer. Verdachte heeft hiermee niet alleen zijn eigen veiligheid, maar ook de veiligheid van andere verkeersdeelnemers en omwonenden, ernstig in gevaar gebracht.
Persoon en proceshouding van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie (‘strafblad’) betreffende verdachte van 31 januari 2024. Daaruit volgt dat verdachte zeer recent, in 2023 en 2024, is bestraft in verband met rijden onder invloed van alcohol. Met name de zaak uit 2023 vindt de rechtbank relevant bij de strafoplegging in de onderhavige zaak, omdat verdachte in eerstgenoemde zaak een boete kreeg opgelegd voor rijden onder invloed van alcohol gepleegd op 12 november 2022. En een kleine maand later gaat verdachte (weer) de mist in met onderhavige zaak (pleegdatum 10 december 2022). Dat vindt de rechtbank een zorgwekkende ontwikkeling. Kennelijk leert verdachte niet van zijn fouten in het verkeer.
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 11 januari 2024 is veroordeeld tot een geldboete van 850 euro voor rijden onder invloed. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Verdachte heeft ter terechtzitting nauwelijks verantwoordelijkheid genomen voor het strafbare feit en geen inzicht in (het gevaar van) zijn handelen getoond. De rechtbank vindt deze houding van verdachte kwalijk en weegt dit in strafverzwarende zin mee. Verdachte heeft wel aangegeven open te staan voor een gesprek met de benadeelde partijen, maar komt daar naar het oordeel van de rechtbank berekenend in over.
De straf
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Gelet op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is gepleegd en de documentatie van verdachte, vindt de rechtbank een vrijheidsbenemende straf de enige passende strafmodaliteit.
Alles overwegende vindt de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) weken passend en geboden. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen op voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de periode gedurende welke het rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest.
De rechtbank wijkt bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie en legt een geheel onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid aan verdachte op, omdat zij de eerdergenoemde omstandigheden – waaronder de ernst van het feit, de proceshouding en het strafblad van verdachte – zwaarder weegt.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en begroot een bedrag van € 25.000,00 aan materiële schade. Dit bedrag is reeds door de verzekering vergoed. Daarnaast vordert de benadeelde partij immateriële schade van € 1.000,00, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en begroot een bedrag van € 25.000,00 aan materiële schade. Dit bedrag is reeds door de verzekering vergoed. Daarnaast vordert de benadeelde partij immateriële schade van € 1.000,00, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren omdat deze onvoldoende onderbouwd zijn.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De vorderingen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] zijn onvoldoende onderbouwd en verdere behandeling in deze strafzaak levert een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De rechtbank twijfelt er niet aan dat de crash van verdachte tegen de woning bij de benadeelde partijen, terwijl [benadeelde 2] in de aangrenzende kamer sliep, voor gevoelens van angst en onveiligheid heeft gezorgd. Desondanks moet de rechtbank de vorderingen naar de maatstaven van het civiele recht beoordelen en concludeert dan dat de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd. Er ontbreken stukken van een arts, psycholoog of andere deskundige die kunnen onderbouwen dat als gevolg van het voorval sprake is van enige vorm van aantasting in persoon ‘op andere wijze’, zoals bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 63 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 5a, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het
primair ten laste gelegde bewezenzoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van vier (4) weken;
  • ontzegtverdachte ter zake van het bewezen verklaarde de
    bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden;
  • bepaalt dat de duur van de ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • verklaart [benadeelde 1]
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
  • verklaart [benadeelde 2]
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian, voorzitter, mr. A.J. Reitsma en mr. O. Veldman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Emsbroek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 februari 2024.
Mr. Veldman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 10 december 2022 te Utrecht als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [straat 2] , de [straat 3] , de [straat 4] , de [straat 7] en/of de [straat 1] ,
zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door:
- meermalen met (zeer) hoge snelheden, althans met (telkens) een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid, in elk geval met een (veel) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse verantwoord was te rijden,
- (daarbij) (herhaaldelijk) geen gevolg te geven aan een door verbalisant gegeven stopteken middels het verlichte transparant aan de voorzijde van het dienstvoertuig met daarop afwisselend de tekst “Stop” en “Politie”, terwijl dit stopteken (duidelijk) zichtbaar voor hem, verdachte, was, althans (duidelijk) zichtbaar aan hem, verdachte, getoond is,
- eenmaal met (zeer) hoge snelheid, althans met een (veel) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse verantwoord was, over een kruising te rijden zonder (daarbij) snelheid te minderen en/of af te remmen (terwijl de ter plaatse
gesitueerde verkeerslichten oranje knipperend licht uitstraalden) en/of
- eenmaal door rood licht te rijden,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
( art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair
hij op of omstreeks 10 december 2022 te Utrecht als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [straat 2] , de [straat 3] , de [straat 4] , de [straat 7] en/of de [straat 1] ,
zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door:
- meermalen met (zeer) hoge snelheden, althans met (telkens) een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid, in elk geval met een (veel) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse verantwoord was te rijden,
- (daarbij) (herhaaldelijk) geen gevolg te geven aan een door verbalisant gegeven stopteken middels het verlichte transparant aan de voorzijde van het dienstvoertuig met daarop afwisselend de tekst “Stop” en “Politie”, terwijl dit stopteken (duidelijk) zichtbaar voor hem, verdachte, was, althans (duidelijk) zichtbaar aan hem, verdachte, getoond is,
- eenmaal met (zeer) hoge snelheid, althans met een (veel) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse verantwoord was, over een kruising te rijden zonder (daarbij) snelheid te minderen en/of af te remmen (terwijl de ter plaatse
gesitueerde verkeerslichten oranje knipperend licht uitstraalden) en/of
- eenmaal door rood licht te rijden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 6 juni 2023, genummerd PL0900-2022367705, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 57. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 17.
3.Pagina 18.
4.Pagina 19.
5.Pagina 53.
6.Pagina 23.
7.Pagina 24.