ECLI:NL:RBMNE:2024:1901

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
C/16/555387 / HL ZA 23-118
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Internationaal privaatrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in internationale civiele procedure tussen Nederlandse en Italiaanse partijen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om de vraag welke rechtbank bevoegd is in een geschil tussen een Nederlandse besloten vennootschap (eiseres) en een Italiaanse vennootschap (gedaagde). De eiseres heeft een procedure aanhangig gemaakt bij de Nederlandse rechtbank op 7 februari 2023, terwijl de gedaagde een procedure heeft aangespannen bij de rechtbank in Rome, Italië, op 20 december 2022. De rechtbank in Nederland moet beoordelen of zij bevoegd is, gezien het feit dat er gelijktijdig procedures lopen in beide landen over dezelfde partijen en dezelfde rechtszaak.

De rechtbank heeft in eerdere vonnissen, waaronder een incident vonnis van 9 augustus 2023, al geoordeeld over de bevoegdheid, maar moet deze beoordeling heroverwegen vanwege nieuwe feiten die na het incidentele vonnis zijn aan het licht gekomen. De rechtbank concludeert dat de Italiaanse procedure eerder aanhangig is gemaakt, omdat de dagvaarding in Italië op 5 oktober 2023 aan de eiseres is betekend, wat na het incidentele vonnis heeft plaatsgevonden. De rechtbank in Nederland heeft vastgesteld dat de betekening van de Italiaanse dagvaarding correct is uitgevoerd, waardoor de Italiaanse procedure als eerst aanhangig wordt beschouwd.

De rechtbank in Lelystad heeft besloten de zaak aan te houden totdat de bevoegdheid van de rechtbank in Rome vaststaat. Dit betekent dat de Nederlandse rechtbank geen verdere beslissingen zal nemen totdat duidelijk is of de Italiaanse rechtbank bevoegd is om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de zaak naar de parkeerrol verwezen en zal de verdere behandeling aanhouden tot 2 oktober 2024, wanneer de meest gerede partij zich kan uitlaten over de bevoegdheid van de rechtbank te Rome.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/555387 / HL ZA 23-118
Vonnis van 20 maart 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. F.W. Aartsen te Harderwijk,
tegen
vennootschap naar buitenlands recht
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] (Italië),
gedaagde,
advocaat mr. F.C. de Wit-Facchetti te Rotterdam
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 9 augustus 2023
  • de akte overlegging producties van [eiseres] met producties 20 tot en met 33
  • de spreekaantekeningen van [eiseres]
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De eerste vraag die moet worden beantwoord is of de Nederlandse rechtbank bevoegd is, omdat zowel bij de Nederlandse als bij de Italiaanse rechtbank vorderingen aanhangig zijn tussen dezelfde partijen met hetzelfde onderwerp en die op dezelfde oorzaak berusten (Hof van Justitie EG 9 december 2003, C-116/02, JUR 2003, pag. I-14693, NJ 2007/151 (
Gasser/MISAT)). Die vraag is weliswaar al in het incidentele vonnis van
9 augustus 2023 beantwoord, maar moet opnieuw beoordeeld worden vanwege na dit incidentele vonnis gebleken nieuwe feiten.
2.2.
Als er twee gerechtelijke procedures tussen dezelfde partijen over hetzelfde onderwerp en met dezelfde oorzaak in verschillende landen aanhangig zijn, moet de rechter waar de zaak het laatst is aangebracht de zaak aanhouden totdat over de bevoegdheid van de andere rechter is beslist. Dit staat in artikel 29 van de Brussel I
bis-Verordening. In artikel 32 lid 1 onder a van de Brussel 1
bis-Verordening staat dat een gerechtelijke procedure aanhangig is vanaf het moment dat de dagvaarding bij de rechtbank is ingediend, op - kort gezegd - voorwaarde dat eiser de dagvaarding correct aan gedaagde heeft betekend.
2.3.
Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag welke procedure het eerst aanhangig is gemaakt. De procedure in Nederland bij deze rechtbank is aanhangig gemaakt met de dagvaarding van 7 februari 2023. Ten aanzien van de Italiaanse procedure overweegt de rechtbank het volgende. Vast staat dat op 20 december 2022 de zaak bij de rechtbank Rome is aangebracht en dat de rechter-commissaris op 17 januari 2023 een mondelinge behandeling heeft bepaald op 12 juli 2023 (vgl. productie 2 bij conclusie van antwoord). De procedure is bij de rechtbank Rome geregistreerd onder rolnummer 76116/2022. Niet in geschil is dat een eerste mondelinge behandeling bij de Rechtbank Rome heeft plaatsgevonden op 20 juli 2023 en dat de rechtbank Rome [gedaagde] de mogelijkheid heeft gegeven om de dagvaarding opnieuw aan [eiseres] te betekenen om de betekening van de dagvaarding ‘te hernieuwen’. Dit blijkt uit (een vertaling van) het proces-verbaal van de comparitie op 20 juli 2023 bij de rechtbank Rome dat voor het eerst in de hoofdzaak is ingebracht (productie 7 bij conclusie van antwoord). [gedaagde] heeft gebruik gemaakt van de aan haar geboden herstelmogelijkheid. Zij heeft de dagvaarding en het proces-verbaal van de comparitie bij UNEP afgegeven en verzocht om deze via een Nederlandse deurwaarder te laten betekenen. Die dagvaarding voor de Italiaanse procedure is op 5 oktober 2023 aan [eiseres] betekend. Dit feit heeft zich na het incidentele vonnis voorgedaan.
2.4. De vraag moet worden beantwoord of is voldaan aan de voorwaarde in artikel 32 lid 1 onder a Brussel I
bis-Verordening dat de dagvaarding correct aan gedaagde moest worden betekend. Dit ziet op de voorwaarde ‘mits….doen” in artikel 29 Brussel 1
bis-Verordening: “
Voor de toepassing van deze afdeling wordt een zaak geacht te zijn aangebracht bij een gerecht: a) op het tijdstip waarop het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk bij het gerecht wordt ingediend, mits de eiser vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de betekening of kennisgeving van een stuk aan de verweerder moest doen”.
2.5.
De rechtbank beantwoordt de voorgaande vraag bevestigend. Met de betekening door de Nederlandse deurwaarder van de Italiaanse dagvaarding aan [eiseres] is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de voorwaarde van artikel 32 van de Verordening. [gedaagde] heeft daarmee immers (“vervolgens”) voldaan aan wat zij met het oog op de betekening of kennisgeving van het stuk aan de verweerder moest doen in de zin van artikel 32 lid 1 van de Verordening. Daarmee is de eerdere incorrecte betekening gecorrigeerd. Dat betekent dat de procedure in Italië eerder aanhangig is gemaakt.
2.6.
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of de rechtbank te Rome zich al bevoegd heeft verklaard. Deze vraag wordt ontkennend beantwoord. Dat de rechtbank zich impliciet bevoegd heeft verklaard door de zaak aan te houden, zoals [gedaagde] betoogt, is niet komen vast te staan, te meer nu ook [eiseres] nog geen mogelijkheid heeft gehad om zich in de Italiaanse procedure uit te laten over de bevoegdheid van de rechtbank Rome. De rechtbank zal de zaak aanhouden tot het moment waarop de bevoegdheid van de rechtbank Rome vaststaat.
2.7.
De rechtbank zal elke verdere beslissing aanhouden.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
houdt de zaak aan tot het moment waarop de bevoegdheid van de rechtbank Rome vaststaat,
3.2.
verwijst de zaak naar de parkeerrol van
2 oktober 2024opdat de meest gerede partij zich uitlaat over de vraag of de bevoegdheid van de rechtbank te Rome vaststaat,
3.3.
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Jaarsveld en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024.