ECLI:NL:RBMNE:2024:1875

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
C/16/569243 / FA RK 24-166
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging voorlopige voorzieningen in echtscheidingsprocedure met betrekking tot partneralimentatie en gebruik van de woning

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 2 april 2024, hebben partijen, een man en een vrouw, een verzoek ingediend tot wijziging van voorlopige voorzieningen die eerder zijn vastgesteld in het kader van hun echtscheidingsprocedure. De man verzocht om het gebruik van de echtelijke woning en een verlaging van de partneralimentatie, terwijl de vrouw zich hiertegen verzette en om een verhoging van de alimentatie vroeg. De rechtbank heeft de verzoeken van beide partijen afgewezen, waarbij zij oordeelde dat de strenge criteria voor wijziging van voorlopige voorzieningen niet waren voldaan. De rechtbank benadrukte dat voorlopige voorzieningen bedoeld zijn om rust en duidelijkheid te scheppen in de echtscheidingsprocedure en dat wijzigingen alleen mogelijk zijn bij evidente en sprekende gevallen. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden niet zodanig waren gewijzigd dat de eerdere beslissingen niet in stand konden blijven. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 2 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/569243 / FA RK 24-166
Wijziging voorlopige voorzieningen
Beschikking van 2 april 2024
in de zaak van:
[man],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A.R. Jaarsma,
tegen
[vrouw],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. L.M. Bongers.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de man (met bijlagen), binnengekomen op 24 januari 2024;
  • het bericht van de man (met bijlagen) van 22 februari 2024 (via F9-formulier);
  • het verweerschrift van de vrouw (met bijlagen) met daarin een zelfstandig verzoek (tegenverzoek), binnengekomen op 27 februari 2024;
  • het bericht van de man met de voorwaardelijke intrekking van zijn verzoek van 13 maart 2024 (via F9-formulier);
  • het bericht van de man (met bijlagen) van 14 maart 2024 (via F9-formulier);
  • het bericht van de vrouw (met bijlagen) van 14 maart 2024 (via F9-formulier);
  • het bericht van de man (met bijlagen) van 15 maart 2024 (via F9-formulier);
  • het bericht van de man (met bijlagen) van 17 maart 2024 (via F9-formulier).
1.2.
De verzoeken zijn behandeld tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 18 maart 2024. Daarbij waren aanwezig: de man met zijn advocaat en de vrouw met haar advocaat.

2.Waar deze procedure over gaat

2.1.
Partijen zijn met elkaar getrouwd.
2.2.
Partijen willen scheiden. Zij vragen de rechtbank om voorlopige voorzieningen te treffen. Dat zijn tijdelijke maatregelen die gelden voor de duur van de echtscheidingsprocedure.
2.3.
De rechtbank heeft op 2 maart 2023 voorlopige voorzieningen getroffen en bepaald:
  • dat de vrouw is gerechtigd tot het uitsluitend gebruik van de woning aan [adres] , [postcode] in [woonplaats] , met bevel dat de man die woning moet verlaten en deze verder niet mag betreden;
  • dat de man vanaf de datum van de beschikking een bedrag van € 2.332,- bruto per maand moet betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud.
2.4.
De man verzoekt de rechtbank om de beschikking van 2 maart 2023 te wijzigen en te bepalen dat de man met ingang van 1 april 2024 alleen de woning mag gebruiken. Daarnaast verzoekt de man te bepalen dat de vergoeding voor het gebruik van de woning € 780,- bedraagt.
2.5.
De vrouw is het niet eens met de verzoeken van de man. Zij verzoekt de rechtbank om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken. Daarnaast verzoekt zij de rechtbank de beschikking van 2 maart 2023 te wijzigen en te bepalen dat aan de vrouw alsnog een partneralimentatie van € 5.000,- bruto per maand wordt toegekend, dan wel enig ander bedrag in goede justitie te bepalen.

3.De beoordeling

De beslissing
3.1.
De rechtbank wijst de verzoeken van partijen af. Dat betekent dat de voorlopige voorzieningen zoals vastgesteld bij beschikking van 2 maart 2023 in stand blijven. Hierna legt de rechtbank uit waarom zij deze beslissing neemt.
Het juridisch kader3.2. De rechtbank stelt voorop dat een voorlopige voorziening een ordemaatregel is die bedoeld is om rust en duidelijkheid te creëren in de vaak hectische echtscheidingsperiode. De procedure leent zich - in tegenstelling tot de bodemprocedure - niet voor een uitgebreid onderzoek. Daarnaast is hoger beroep tegen voorlopige voorzieningen niet mogelijk. Wel kan om wijziging van de voorlopige voorzieningen worden verzocht.
Een dergelijke wijziging is alleen mogelijk als de omstandigheden na de datum van de beschikking zodanig zijn gewijzigd of indien bij het geven van de beschikking van zodanige onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de getroffen voorziening niet in stand kan blijven. Met het opnemen van de zinsnede ‘in zodanige mate’ en ‘alle betrokken belangen in aanmerking nemend’ heeft de wetgever tot uitdrukking gebracht dat niet iedere onjuistheid of onvolledigheid van gegevens waarvan de rechtbank is uitgegaan tot een wijziging of intrekking kan leiden. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het daarbij moet gaan om evidente, zeer sprekende gevallen en dat de wetgever een eventuele wijzigingsmogelijkheid aan een streng criterium heeft willen binden. Zou dit anders zijn, dan zou een verzoek tot wijziging van voorlopige voorzieningen kunnen worden gebruikt om een verzuim te herstellen of zou een verkapt hoger beroep mogelijk zijn.
De partneralimentatie3.3. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de partneralimentatie niet aan het voornoemde strenge criterium is voldaan. De huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw is in de beschikking van 2 maart 2023 vastgesteld op basis van de door de man opgegeven verwachte winst uit onderneming, gebaseerd op de cijfers van 2021. Partijen zijn het erover eens dat de behoefte van de vrouw met de gegevens die nu bekend zijn hoger zou zijn. Er is echter niet sprake van een dusdanig hogere behoefte dat dit aanleiding geeft om de voorlopige voorzieningen ten aanzien van de partneralimentatie te wijzigen. Daarnaast is gebleken dat het inkomen van de man sinds de beschikking van 2 maart 2023 omhoog is gegaan, maar daar staat tegenover dat het inkomen van de vrouw ook omhoog is gegaan. Dat betekent dat ook voor het overige geldt dat de rechtbank geen aanleiding ziet voor een wijziging.
3.4.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de gegevens op basis waarvan de partneralimentatie is berekend niet dusdanig foutief of gewijzigd zijn dat, alle omstandigheden in aanmerking nemend, de partneralimentatie zoals is vastgesteld in de beschikking voorlopige voorzieningen niet in stand kan blijven.
De woning
3.5.
De man heeft voorafgaand aan de zitting zijn verzoek ten aanzien van de echtelijke woning voorwaardelijk ingetrokken, met als voorwaarde dat de vrouw haar verzoek ten aanzien van de partneralimentatie ook zou intrekken. Voor zover de man dit verzoek handhaaft, is de rechtbank van oordeel dat ook hier niet aan het strenge criterium wordt voldaan.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken van partijen af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. J.H.L. Beckers, rechter, in samenwerking met de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 april 2024.
R.J.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!