Op 12 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [minderjarige 1 (voornaam)], [minderjarige 2 (voornaam)] en [minderjarige 3 (voornaam)]. De zaak werd behandeld in Utrecht, waar de kinderrechter de betrokkenen hoorde, waaronder de ouders en grootouders van de kinderen. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 15 maart 2023 en was bedoeld om de ontwikkeling van de kinderen te beschermen, gezien de onveilige thuissituatie en de zorgen over de opvoedcapaciteiten van de ouders. De kinderrechter concludeerde dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig waren en dat de ouders onvoldoende in staat waren om de situatie te verbeteren.
De GI (Geïndiceerde Instelling) verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar en om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] bij de grootouders te verlengen voor zes maanden. De kinderrechter oordeelde dat de zorgen over de kinderen nog steeds ernstig waren en dat de betrokkenheid van de gezinsvoogd noodzakelijk bleef. De kinderrechter besloot de ondertoezichtstelling te verlengen tot 15 maart 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 15 september 2024. De beslissing werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.