ECLI:NL:RBMNE:2024:1857

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
570420
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van minderjarigen in verband met ernstige bedreiging van ontwikkeling

Op 12 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, omdat er ernstige zorgen waren over de ontwikkeling van de kinderen. De ouders, die belast zijn met het ouderlijk gezag, hebben in het verleden te maken gehad met huiselijk geweld en conflicten, wat een onveilige thuissituatie heeft gecreëerd. Ondanks eerdere hulpverlening is de situatie niet verbeterd, en de Raad heeft twijfels over de effectiviteit van vrijwillige hulpverlening.

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 maart 2024 waren zowel de ouders als vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig. De kinderrechter heeft de mening van de kinderen gehoord en vastgesteld dat de ouders onvoldoende inzicht hebben in de problematiek en de impact daarvan op de kinderen. De kinderrechter oordeelde dat de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ernstig wordt bedreigd en dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om hen de benodigde hulp en ondersteuning te bieden.

De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling te verlenen voor de duur van een jaar, met de verwachting dat de ouders binnen deze periode de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen weer zelf kunnen dragen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/570420 / JE RK 24-259
Datum uitspraak: 12 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,
Midden-Nederland, [plaats] ,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1 (voornaam)] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2 (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. R. Dijkstra,
[belanghebbende 2],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter heeft op 14 februari 2024 het verzoekschrift met bijlagen van de Raad ontvangen.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de heer [A] , namens de Raad;
- de heer [B] en mevrouw [C] , namens de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: de GI).
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1 (voornaam)] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige 1 (voornaam)] heeft hierover op
12 maart 2024 op de rechtbank een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1 (voornaam)] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] .
2.2.
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] wonen bij hun moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] voor de duur van een jaar. De Raad heeft toegelicht dat sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] , omdat zij zijn opgegroeid met veel onrust in huis vanwege conflicten en huiselijk geweld tussen de ouders en hun oudere broers. Ondanks de inzet van hulpverlening is het geweld niet gestopt. Bovendien is er te weinig aandacht geweest voor de positie van de kinderen en voor het gevolg van de jarenlange geweldsincidenten voor hen. De Raad heeft ernstige twijfels over de haalbaarheid (en effectiviteit) van systemische hulp binnen het vrijwillige kader. De ouders (h)erkennen onvoldoende dat sprake is van systemische problematiek waar ouders een belangrijke rol in spelen. De ouders leggen de oorzaak en daarmee ook de oplossing van de problematiek vooral bij de oudere broers van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] , [D (voornaam)] en [E (voornaam)] . De Raad vindt dat in het komende jaar zicht dient te komen op het functioneren van de ouders, de emotionele veiligheid binnen het gezin en de ontwikkelbehoeften van de kinderen.

4.De standpunten

4.1.
De vader is het niet eens met het verzoek van de Raad. Volgens de vader is een ondertoezichtstelling niet nodig. Anders dan de Raad stelt, zien de ouders wel in dat de situatie impact heeft op de kinderen. De ouders hebben hierdoor veel extra tijd en aandacht besteed aan [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . Bovendien hebben de ouders van een eerdere gezinsvoogd een hele lange tijd niets gehoord. De vader verwacht daarom niet dat een ondertoezichtstelling iets zal bijdragen aan de veiligheid van de kinderen.
4.2.
De moeder is het ook niet eens met het verzoek van de Raad. De moeder ziet dat er zorgen zijn over de kinderen, maar zij is in het vrijwillige kader bereid om de benodigde hulpverlening te accepteren. Zij vindt daarom dat de noodzaak voor een ondertoezichtstelling ontbreekt.

5.De beoordeling

Beslissing
5.1.
De kinderrechter zal [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] onder toezicht stellen van de GI voor de duur van een jaar. De kinderrechter legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
Juridisch kader
5.2.
Op grond van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter een kind onder toezicht stellen als het kind in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Daarnaast moet er sprake zijn van de situatie dat de ouder(s) de hulp die nodig is om die bedreiging weg te nemen, niet of niet genoeg accepteren. Tot slot moet bij de kinderrechter wel de verwachting bestaan dat de ouders binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind zelf weer kunnen dragen.
Toelichting
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat is voldaan aan de vereisten uit de wet. [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. Zij groeien op in een gezinssysteem waarbij sprake is van een jarenlang patroon van onrust, escalaties en onveiligheid. [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] zijn meermaals getuige geweest van incidenten tussen de vader en [D (voornaam)] en [E (voornaam)] , de oudere broers van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . Hoewel [D (voornaam)] en [E (voornaam)] inmiddels beiden niet meer thuis wonen en het hierdoor al rustiger is geworden in de thuissituatie, heeft de kinderrechter wel de zorg dat [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] niet hebben kunnen profiteren van een veilig gezinssysteem en nog onvoldoende zijn toegekomen aan verwerking van de verschillende ingrijpende gebeurtenissen. [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] hebben moeite met het uiten van hun emoties en met name [minderjarige 1 (voornaam)] begrijpt niet goed wat er in het verleden is gebeurd. De kinderrechter is bezorgd dat [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] onvoldoende toekomen aan hun ontwikkeling.
5.4.
De kinderrechter heeft niet de verwachting dat het de ouders in het vrijwillige kader zal lukken om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] weg te nemen. In de afgelopen jaren zijn vele instanties betrokken geweest bij het gezin, maar dit is onvoldoende gebleken om de situatie voor [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] blijvend te verbeteren. De kinderrechter vindt het noodzakelijk dat, onder regie van de GI, passende hulpverlening van de grond komt en doorgang blijft krijgen. De verwachting is vooralsnog wel dat de ouders de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] binnen een voor hen aanvaardbare termijn weer zelf kunnen dragen.
5.5.
De kinderrechter vindt een ondertoezichtstelling nodig voor de duur van een jaar. Er is sprake van langdurige problematiek binnen het gezin en het zal tijd kosten om de situatie voor [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] te verbeteren. De kinderrechter ziet daarom geen aanleiding om de ondertoezichtstelling voor een kortere duur te verlenen dan de Raad heeft verzocht. Binnen het komende jaar zal aan de door de Raad gestelde doelen gewerkt moeten worden. Deze doelen zijn:
  • er komt zicht op de sociaal-emotionele ontwikkeling en binnenwereld van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] ;
  • er komt zicht op of en zo ja welke hulpverlening/behandeling de kinderen nodig hebben, bijvoorbeeld gericht op emotieregulatie en/of verwerking van ingrijpende gebeurtenissen;
  • er komt zicht op de relatie tussen de ouders en de kinderen (onder andere gericht op: hoe ervaren de kinderen het contact met de ouders? Lukt het de ouders aan te sluiten bij de behoeften van de kinderen? Is persoonlijke problematiek van ouders is hierin belemmerend?);
  • [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] ervaren duidelijkheid over het contact dat zij hebben met beide ouders.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] onder toezicht van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland met ingang van 12 maart 2024 tot 12 maart 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024 door mr. A.G. Bakker, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.M.F. Crijns als griffier, en op schrift gesteld op 26 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.