ECLI:NL:RBMNE:2024:1855

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
23/1757
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een urgentieaanvraag op medische gronden voor woningurgentie

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van een urgentieaanvraag op medische gronden, ingediend op 19 mei 2022. De rechtbank heeft op 7 maart 2024 uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.A. Spigt, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, vertegenwoordigd door mr. B. Muminovic en S. Aallouch. Eiser woont samen met zijn vrouw en twee kinderen, waarbij zijn vrouw lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Eiser en zijn vrouw hebben een grotere woning nodig, zodat zij de behandeling van haar psycholoog kan voortzetten, wat in hun huidige woning niet mogelijk is. De aanvraag voor woningurgentie is echter afgewezen omdat eiser en zijn vrouw niet voldoen aan de voorwaarde van zelfredzaamheid, zoals vastgelegd in de Huisvestingsverordening 2022 van de gemeente Amersfoort.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, het college van burgemeester en wethouders, terecht heeft geoordeeld dat eiser zelfredzaam is. Eiser had in de periode van januari tot en met mei 2022 in aanmerking kunnen komen voor 34 woningen, maar heeft onvoldoende gereageerd op het woningaanbod. De rechtbank oordeelt dat er geen verplichting bestaat voor verweerder om de kwaliteit van de aangeboden woningen te onderzoeken, en dat de zelfredzaamheid een noodzakelijke voorwaarde is voor het verkrijgen van een urgentieverklaring. Eiser heeft niet aangetoond dat de afwijzing van zijn aanvraag onzorgvuldig was of dat er sprake was van een ongeoorloofde inmenging door Het Vierde Huis, de organisatie die ondersteuning biedt aan woningzoekenden.

De rechtbank concludeert dat eiser niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ontvangt geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1757

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.A. Spigt),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort

(gemachtigde: mr. B. Muminovic en S. Aallouch).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van een urgentieaanvraag op medische gronden van 19 mei 2022.
1.1.
Met het bestreden besluit van 9 februari 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de eerdere afwijzing gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waarom heeft eiser om een urgentie gevraagd?
1. Eiser woont samen met zijn vrouw en twee kinderen. Zijn vrouw lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Eiser en zijn vrouw willen een andere woning omdat de huidige woning te klein is. Een grotere woning is nodig, zodat mevrouw zich kan terugtrekken
naeen behandeling van haar psycholoog. In de huidige woning is dit niet mogelijk, omdat de ouderlijke slaapkamer wordt gedeeld met hun dochter. Daarom is om een urgentieverklaring op medische gronden gevraagd.

Waarom heeft verweerder de aanvraag afgewezen?

2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser en zijn vrouw niet voldoen aan een van de voorwaarde [1] genoemd in de Huisvestingsverordening 2022 van de gemeente Amersfoort (de Huisvestingsverordening). Het betreft de voorwaarde van zelfredzaamheid. Onder zelfredzaamheid verstaat verweerder, de mogelijkheden en kansen die een woningzoekende heeft om zelf in huisvesting te voorzien. Volgens verweerder is eiser zelfredzaam. Eiser had namelijk inmiddels een passende woning toegewezen kunnen krijgen, mits hij daarop had gereageerd. Verweerder verwijst in dit kader naar een overzicht van Het Vierde Huis, waaruit blijkt dat eiser gelet op zijn inschrijfduur en gezinssamenstelling vanaf januari tot en met mei 2022 in aanmerking kwam voor 34 woningen, waarvan 17 eensgezinswoningen zonder boven en beneden buren. Daarnaast ziet verweerder geen aanleiding om woningurgentie toe te kennen op medische gronden. Als niet wordt voldaan aan de algemene voorwaarde van zelfredzaamheid, hoeft volgens verweerder niet verder getoetst te worden aan de meer specifieke voorwaarden voor het verlenen van een medische urgentie.
Wat is het standpunt van eiser?
3. Eiser voert aan dat verweerder het besluit onzorgvuldig voorbereid heeft genomen en dat het daarom in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser meent dat het overzicht van Het Vierde Huis niet gebruikt kan worden bij de beslissing omdat deze organisatie niet als een voldoende deugdelijke bron kan worden beschouwd. Eiser stelt dat Het Vierde Huis, naast het ondersteunen van woningzoekenden bij aanvragen, ook beslist over urgentieaanvragen. Dit is rechtens onjuist. Daarnaast vindt eiser het door hen verrichtte onderzoek beperkt en oppervlakkig. Er is in het overzicht namelijk alleen gekeken in de WoningNet-registratie maar niet naar de kwaliteit van de woningen die zijn aangeboden. Gelet op de geluidsgevoeligheid van mevrouw kan zij niet in elke aangeboden woning leven. Daar komt bij dat het reageren op advertenties volgens eiser niet betekent dat een woning daadwerkelijk wordt toegewezen. Tot slot stelt eiser dat de zelfredzaamheid geen doorslaggevende factor kan vormen bij de afweging tot het al dan niet verstrekken van een urgentieverklaring.
3.1.
Wat betreft de afwijzing van de aanvraag voor woningurgentie op medische gronden, stelt eiser dat nu verweerder geen onderzoek heeft verricht, de urgentieverklaring moest worden verstrekt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Zelfredzaamheid
4. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog. Uit de stukken en de toelichting van verweerder op zitting, blijkt niet dat Het Vierde Huis een aanvrager, en meer in het bijzonder eiser, een vorm van ondersteuning heeft geboden bij de urgentieaanvraag die maakt dat zij deze aanvraag zelf niet meer onafhankelijk heeft kunnen beoordelen. Verweerder heeft ter zitting verwoord dat Het Vierde Huis ten behoeve van de beoordeling van een urgentieaanvraag bij een aanvrager aanvullende stukken kan opvragen en met hem kans-gesprekken kan voeren. Dit gebeurt juist in het kader van een zorgvuldige besluitvorming. Mocht er informatie ontbreken die relevant kan zijn bij de beoordeling, dan wordt de aanvrager hierover geïnformeerd. De rechtbank kan dit volgen en ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de werkzaamheden van Het Vierde Huis in het algemeen of meer in het bijzonder in de zaak van eiser moeten worden beschouwd als een ongeoorloofde inmenging die moet leiden tot een onrechtmatige beoordeling van de urgentieaanvraag.
5. De rechtbank volgt eiser evenmin in zijn betoog dat het overzicht dat door verweerder is overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt ten aanzien van de zelfredzaamheid te beperkt en oppervlakkig is. Er is geen rechtsregel die verweerder verplicht om de kwaliteit van woningen te onderzoeken. De vraag of aan de kwaliteitseisen en woonwensen van eiser wordt voldaan, is er een die alleen door eiser zelf kan worden beoordeeld ná het bezichtigen van een woning. Daarvoor is dan wel vereist dat eiser reageert op woningaanbod dat passend is, en dat is iets wat eiser volgens verweerder onvoldoende heeft gedaan.
6. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser zelfredzaam is. Verweerder heeft aan de hand van het overzicht over januari tot en met mei 2022 van Het Vierde Huis aangetoond dat er voldoende geschikte woningen beschikbaar waren, gelet op de inschrijvingsdatum en gezinssamenstelling van eiser. Hetzelfde geldt voor de in beroep overgelegde lijst over het jaar 2023. Dat, zoals eiser stelt, het reageren op advertenties, niet betekent dat een woning daadwerkelijk wordt toegewezen, doet hieraan niet af nu uit de rapportage blijkt dat de woningen zijn toegewezen aan aanvragers met een kortere inschrijfduur dan wel andere gezinssamenstelling dan eiser.
7. Dat de voorwaarde van zelfredzaamheid volgens eiser geen doorslaggevende factor mag zijn, volgt de rechtbank niet. De algemene voorwaarden genoemd in artikel 17, negende lid, van de Huisvestingsverordening zijn cumulatief. Ter zitting heeft verweerder uitgelegd dat uit de Huisvestingsverordening volgt dat aan alle vier de voorwaarden, waaronder die van de zelfredzaamheid, moet zijn voldaan voordat wordt beoordeeld of sprake kan zijn van urgentieverlening. Dit heeft verweerder ook zo beoordeeld, waarbij de conclusie was dat aan de overige algemene voorwaarden wordt voldaan, behalve aan die van de zelfredzaamheid. Deze beroepsgrond slaagt om die reden niet.
Medische gronden
8. Dat verweerder de urgentieverklaring moest verlenen omdat geen onafhankelijk medisch onderzoek is verricht naar mevrouw, volgt de rechtbank niet. Eiser voldoet immers niet aan de algemene voorwaarden, waardoor verweerder niet verplicht was om een onafhankelijk medisch onderzoek te laten verrichten naar de gestelde medische problemen van mevrouw.

Conclusie en gevolgen

9. De rechtbank concludeert dat eiser niet in aanmerking komt voor een urgentie.
10. Het beroep is dan ook ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr.M. Ait-Imchi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 17, negende lid, sub b, van de Huisvestingsverordening 2022.