In deze civiele procedure, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, is op 27 maart 2024 een vonnis in incident gewezen. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J.M. Groen, heeft een verzoek ingediend tot voeging van zijn zaak tegen UVM Verzekeringsmaatschappij N.V. met een andere aanhangige zaak tegen ANWB B.V. De eiser stelt dat beide zaken betrekking hebben op hetzelfde onderwerp en sterk verweven zijn. UVM, vertegenwoordigd door mr. D.D. Markvoort, heeft de vordering betwist en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek tot voeging, stellende dat de eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de zaak tegen ANWB, omdat UVM de contractspartij is.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er sprake is van verknochtheid tussen de twee zaken, aangezien de juridische geschilpunten in beide zaken identiek zijn. De rechter heeft geoordeeld dat het wenselijk is om beide zaken gezamenlijk te behandelen om tegenstrijdige beslissingen te voorkomen. De incidentele vordering van de eiser tot voeging is toegewezen, maar de eiser is wel veroordeeld in de kosten van het incident, omdat de kosten zijn veroorzaakt door het feit dat er twee afzonderlijke zaken aanhangig zijn gemaakt.
De rechter heeft de hoofdzaak opnieuw op de rol gezet voor 24 april 2024, waar UVM een conclusie van antwoord moet nemen. De verdere beslissing is aangehouden.