ECLI:NL:RBMNE:2024:1850

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
10969698 \ UE VERZ 24-58
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot zekerheidstelling proceskosten in verzoekschriftprocedure

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft de kantonrechter op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in een incident tot zekerheidstelling van proceskosten. De zaak betreft een verzoek van [handelsnaam] B.V. aan [verzoeker] om zekerheid te stellen voor de proceskosten, omdat [handelsnaam] stelt dat [verzoeker] niet meer in Nederland woont, maar in de Verenigde Arabische Emiraten. [verzoeker] heeft echter voldoende bewijs geleverd dat hij nog steeds in Nederland woont, onder andere door een inschrijvingsbewijs bij de gemeente en verklaringen over zijn verblijf bij vrienden. De kantonrechter oordeelt dat de stellingen van [handelsnaam] onvoldoende onderbouwd zijn en wijst het verzoek tot zekerheidstelling af. Tevens wordt [handelsnaam] veroordeeld in de proceskosten van [verzoeker]. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. A.R. Creutzberg.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10969698 UE VERZ 24-58 SV/40160
Beschikking in incident van 26 maart 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [verzoeker] ,
verzoekende partij in het verzoek,
verwerende partij in het incident,
gemachtigde: mr. M. Hartkoorn,
tegen:
de besloten vennootschap
[verweerster] B.V. tevens handelend onder de naam [handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [handelsnaam] ,
verwerende partij in het verzoek,
verzoekende partij in het incident,
gemachtigde: mr. W.A. van Sambeek.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het gewijzigde verzoekschrift van [verzoeker] van 9 februari 2024;
- het incidenteel verzoek van [handelsnaam] van 13 maart 2024 met het verzoek tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten;
- het verweerschrift in incident van 22 maart 2024.

2.De beoordeling in het incident tot zekerheidstelling

2.1.
[handelsnaam] verzoekt dat [verzoeker] zekerheid stelt voor proceskosten. [verzoeker] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2.
[handelsnaam] legt aan haar verzoek ten grondslag dat [verzoeker] niet langer in Nederland ( [plaats 1] ) woont, maar in [plaats 2] , in de Verenigde Arabische Emiraten, die geen partij zijn bij het Haags Rechtsvorderingsverdrag 1954. Uit artikel 224 lid 1 Rechtsvordering volgt dat [verzoeker] daarom verplicht is zekerheid te stellen voor de proceskosten waarin hij kan worden veroordeeld, aldus [handelsnaam] .
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat [verzoeker] voldoende heeft onderbouwd dat hij wél in Nederland woont. [verzoeker] heeft toegelicht dat hij zijn eerdere woning, een huis aan de [straat 1] in [plaats 1] , in mei 2023 heeft moeten verlaten vanwege verkoop van de woning. [verzoeker] heeft daarna bij verschillende vrienden gelogeerd. [verzoeker] stelt dat hij sinds november 2023 verblijft op een adres bij vrienden in [plaats 3] ( [straat 2] [nummer] ). Uit een door [verzoeker] overgelegd inschrijvingsbewijs blijkt dat [verzoeker] zich op dit adres met ingang van 9 januari 2024 heeft ingeschreven bij de gemeente [gemeente] . De stelling van [handelsnaam] dat [verzoeker] in [plaats 2] , in de Verenigde Arabische Emiraten, verblijft en woont, is onvoldoende onderbouwd. Uit de door [handelsnaam] overgelegde e-mails van haar medewerkers blijkt dat [verzoeker] eerder met collega’s zijn plan heeft besproken om uit Nederland te vertrekken en naar de Verenigde Arabische Emiraten te gaan voor werk. Dat [verzoeker] dit plan daadwerkelijk heeft uitgevoerd, blijkt echter niet uit deze verklaringen. [handelsnaam] heeft ook geen andere stukken overgelegd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat [verzoeker] niet meer in Nederland woont en in [plaats 2] verblijft.
2.4.
Gelet op het voorgaande ziet de kantonrechter onvoldoende grond om [handelsnaam] te volgen in haar standpunt dat [verzoeker] niet in Nederland woont. Het verzoek van [handelsnaam] om [verzoeker] te veroordelen tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten zal daarom worden afgewezen.
2.5.
[handelsnaam] zal als de in het incident in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de aan de zijde van [verzoeker] gevallen kosten van het incident (€ 204,00 aan salaris advocaat).

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst het verzoek in incident af;
3.2.
veroordeelt [handelsnaam] in de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] tot heden begroot op € 204,00;
3.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. A.R. Creutzberg en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2024.