Op 25 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, woonachtig in Soest, had bezwaar gemaakt tegen een last onder bestuursdwang die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest was opgelegd. Deze last verplichtte haar om vóór 25 maart 2024 haar woning schoon en brandveilig te maken, anders zou de gemeente dit zelf laten uitvoeren. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van deze last afgewezen, na een spoedzitting waarin zowel verzoekster als de gemachtigde van het college aanwezig waren.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de situatie in de woning van verzoekster ernstig was, met overtredingen van de regels omtrent brandveiligheid en gezondheid. Ondanks verzoeksters argumenten, waaronder haar persoonlijke omstandigheden en de timing van de schoonmaak in de Heilige Week, vond de voorzieningenrechter dat het college terecht handhavend optrad. De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoekster al eerder de kans had gekregen om zelf op te ruimen, maar dat de situatie niet was verbeterd. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een schorsing van de last rechtvaardigden en dat de belangen van het college zwaarder wogen dan die van verzoekster.
De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft de uitvoering van de bestuursdwang toegestaan, met uitzondering van Goede Vrijdag, en benadrukte dat verzoekster haar bezwaren in een bestuursrechtelijke procedure kan aanvoeren.