ECLI:NL:RBMNE:2024:1846

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
05.126811.23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld, bedreiging, mishandeling, belediging en het voorhanden hebben van een balletjespistool door een minderjarige

Op 26 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die op 20 mei 2023 in Doetinchem betrokken was bij een reeks strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor diefstal met geweld, bedreiging, mishandeling, belediging en het voorhanden hebben van een balletjespistool. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 185 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, en een proeftijd van twee jaar met bijzondere voorwaarden. Daarnaast werd een taakstraf van 80 uren opgelegd.

De feiten kwamen aan het licht na een melding van een inbraak waarbij de verdachte de woning van het slachtoffer binnendrong, hem bedreigde met een mes en hem mishandelde. De verdachte heeft goederen, waaronder een televisie en bankpassen, gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voldoende bewijs had geleverd voor de tenlastelegging, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte op basis van onvoldoende bewijs. De rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers en de verzamelde bewijsmiddelen overtuigend.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugd en eerdere veroordelingen. De rechtbank besloot tot een voorwaardelijke straf om de verdachte te stimuleren zijn positieve ontwikkeling voort te zetten en herhaling van strafbare feiten te voorkomen. De rechtbank heeft ook beslag onttrokken aan de in beslag genomen voorwerpen, waaronder messen en het balletjespistool, en de vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 05.126811.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 maart 2024
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Leschot en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N. Wijkman (waarnemend voor mr. N.C.E.C. Luns), advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht. De benadeelde partij [slachtoffer] was ook aanwezig. Namens de benadeelde partij [onderneming] B.V. was [A] aanwezig. Verder is de heer [B] namens de jeugdreclassering aan het woord geweest.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 20 mei 2023 in Doetinchem een diefstal met geweld (jegens aangever [slachtoffer] ) heeft gepleegd door middel van braak/verbreking;feit 2: op 20 mei 2023 in Doetinchem aangever [slachtoffer] heeft bedreigd met een mes;
feit 3: op 20 mei 2023 in Doetinchem aangever [slachtoffer] heeft mishandeld (door hem te slaan, te stompen en te raken met een mes);
feit 4: op 20 mei 2023 in Doetinchem meerdere verbalisanten heeft beledigd;
feit 5: op 20 mei 2023 in Doetinchem een wapen van categorie I onder 7° van de Wet Wapens en Munitie voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De raadsvrouw heeft een preliminair verweer gevoerd ten aanzien van feit 5 (het voorhanden hebben van een wapen van categorie I onder 7 van de Wet Wapens en Munitie). De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard met betrekking tot dit feit omdat uit de tekst van de tenlastelegging niet volgt welk voorwerp verdachte (strafbaar) voorhanden heeft gehad. In de woning van verdachte zijn namelijk meerdere voorwerpen aangetroffen die volgens de verdediging onder categorie I onder 7° van de Wet Wapens en Munitie kunnen vallen. Zo zijn er naast een balletjespistool ook messen aangetroffen. Er is niet geconcretiseerd voor (het voorhanden hebben van) welk wapen verdachte is gedagvaard. Verdachte weet daarom niet waartegen hij zich moet verweren.
De rechtbank is van oordeel dat uit de tenlastelegging in combinatie met het dossier voldoende duidelijk is om welk wapen het in deze zaak gaat, namelijk het balletjespistool. De rechtbank verwerpt daarom het preliminaire verweer. Dat maakt dat de dagvaarding geldig is. Daarnaast is de rechtbank bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank kan de zaak dus inhoudelijk behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Daarbij geldt ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3 het volgende. Op basis van de aangiftes van [slachtoffer] en [C] , de camerabeelden, de herkenning door verbalisanten naar aanleiding van die beelden en de verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris, staat vast dat verdachte in de nacht van 20 mei 2023 goederen heeft weggenomen en geweld geeft gebruikt. De officier van justitie stelt echter dat de televisie en de afstandsbediening op een eerder moment die nacht uit de woning kunnen zijn gehaald, dus dat niet kan worden vastgesteld dat het geweld bij de toe-eigening van deze voorwerpen een rol heeft gespeeld. Daarnaast vraagt de officier van justitie de rechtbank om verdachte partieel vrij te spreken van de diefstal van de step omdat deze niet op de beelden te zien is en ook niet bij verdachte is aangetroffen. Tenslotte stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het bestanddeel ‘braak of verbreking’, omdat daarvan niet is gebleken. Feit 4 en feit 5 acht de officier van justitie ook wettig en overtuigend te bewijzen, gelet op de bevindingen van de politie en de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1 (zowel van het eerste alternatief cumulatief verweten feit als van het tweede alternatief cumulatief verweten feit), feit 2 en feit 3 vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van de onder feit 4 verweten belediging heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd en ten aanzien van feit 5 verwijst de raadsvrouw naar haar preliminair verweer.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3:
De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 20 mei 2023 (pagina 81 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van diefstal met geweld. Op 20 mei 2023 omstreeks 06:00 uur zag ik dat er een persoon in mijn slaapkamer stond, zijn gezicht bedekt met een skimasker. Ik vroeg wie hij was, toen gaf hij mij een klap met zijn linkerhand op mijn neus. De klap voelde hard. Ik voelde dat mijn neus pijn deed en dat er bloed uit mijn neus stroomde. Ik hoorde dat hij zei "Jij kent mij wel, ik ben [verdachte (voornaam)] , jouw huis is makkelijk te vinden". Ik wist toen meteen wie hij was, ik ken maar één [verdachte (voornaam)] , namelijk [verdachte] . Ik zag dat hij een mes in zijn rechterhand hield. Ik voelde mij bedreigd door dat mes. [2] Ik sloeg met mijn linkerhand het mes uit zijn hand, het mes viel toen op de grond. Daarna vochten we, ik sloeg hem en hij sloeg mij. Ik belde 112 met mijn mobiel. Ik keek naar mijn linkerhand en zag dat ik een schaafwond had. Tijdens het telefoongesprek hoorde ik dat er beneden iets kapot viel, het leek op glas wat er op de grond viel. Ik hoorde dat het glas rinkelde. Diezelfde dag omstreeks 07:00 uur zag ik dat het [sportschool] -pasje er niet meer lag. [3]
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 mei 2023 (pagina 86), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tijdens de aangifte hoorde ik dat slachtoffer zei dat hij bedreigd was met een mes. Het slachtoffer overhandigde mij het mes. Ik zag dat het een keukenmes van ongeveer 25 centimeter betrof. [4]
Proces-verbaal van aangifte van [C] d.d. 20 mei 2023 (pagina 93 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 20 mei omstreeks 03:00 uur legde ik mijn tas op de keukentafel. In mijn tas zat mijn portemonnee met mijn pinpas van de SNS-bank en mijn identiteitsbewijs. Ik zag dat er een jongen op de bank zat in onze woonkamer. Diezelfde dag omstreeks 06:15 uur werd ik wakker. Ik zag dat er glas lag in de hal waar mijn kamer aan grenst. Ik weet zeker dat het glas er nog niet lag toen ik naar bed ging. [5] Ik zag dat mijn pinpas van de SNS-bank en dat mijn identiteitsbewijs miste. [6]
Proces-verbaal van aangifte van [A] (namens [onderneming] ) d.d. 20 mei 2023 (pagina 97 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben eigenaar van [onderneming] te [plaats] . Op 20 mei omstreeks 06:00 uur zag ik op de camerabeelden dat de jongen iets richting de deur gooide. Ik hoorde dat er glasgerinkel was. Ik zag dat het raam van de toegangsdeur kapot was. Ik zag dat er glas op de grond lag. Ik zag dat de televisie die in de woonkamer hing weg was. Ik zag dat [slachtoffer (voornaam)] een verwonding aan zijn hand had
.Ik zag dat hij een bloedneus had. [7]
Proces-verbaal van bevindingen (met betrekking tot het uitkijken van camerabeelden) d.d. 16 juni 2023 (pagina 122 e.v.) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
02.43.22uur [bestandsnaam 1]
Er liep een persoon naar de deur. Ik zag dat de persoon een jas aan had en de capuchon van de jas over zijn hoofd. Ik zag dat hij een broek aan had wat leek op een trainingsbroek. Aan beide zijkanten van de broek liep een streep. Ik zag een embleem op de linkermouw van de jas. De persoon opende de deur en liep naar binnen.
03.49.16
uur [bestandsnaam 2] .
Er kwam een persoon naar de deur gelopen. Ik zag dat deze persoon een jas aan had met een capuchon erover. Ik herkende het logo van het merk North Face.
03.50.54uur [bestandsnaam 3]
De jas die de jongen aan had was blauw van kleur met groene mouwen.
De broek die de jongen aan had leek blauw van kleur en in de schoenen zag ik de kleur wit. [8]
04.27.51uur [bestandsnaam 4]
Kwam er een persoon naar de deur gelopen. Aan de kleding te zien was het dezelfde jongen als hierboven bij [bestandsnaam 3] beschreven. Ik zag dat er op de broek lichte plekken zaten. Dit leken rafels of gaten die niet helemaal door waren.
04.39.42uur [bestandsnaam 5]
Zag ik de jongen zoals hierboven beschreven bij [bestandsnaam 3] weer aan kwam lopen. De onderkant van de bivakmuts had de jongen over zijn neus getrokken. De jongen opende daarna de deur en liep naar binnen.
05.02.26uur [bestandsnaam 6]
Ik hoorde de deur en zag vervolgens dezelfde jongen als hierboven bij [bestandsnaam 3] naar buiten komen. Ik zag hij een televisie op tilde.
06.00.51uur [bestandsnaam 7]
Ik hoorde een klap en tegelijk glasgerinkel. Ik zag dat er een jongen wegrende. De jongen had een zwarte jas met daaraan een capuchon. Ik zag dat de jongen witte schoenen aan had en dat hij een broek aan [9] had waar een soort van rafels/gaten aan de voorkant op zaten. Het leek alsof er iets groens onder de zwarte jas zat. De kleding die de jongen droeg was sterkt gelijkend op de kleding welke eerder door mij werd omschreven bij [bestandsnaam 3] . De overeenkomsten waren de lichtkleurige schoenen, broek met rafels/gaten en vermoedelijk groene/blauwe jas onder de zwarte jas. [10]
Een proces-verbaal van bevindingen (met betrekking tot het aantreffen van goederen bij verdachte) d.d. 20 mei 2023 (pagina 64 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik voelde dat [verdachte] in zijn rechterbroekzak een aantal voorwerpen had zitten. Wij zagen dat dit de volgende goederen betroffen:
- identiteitskaart, [C]
- SNS-betaalpas, op naam van [C]
- ING-betaalpas, op naam van [C]
- [sportschool] card. [11]
Proces-verbaal van bevindingen (met betrekking tot de bij verdachte aangetroffen kleding) d.d. 21 mei 2023 (pagina 148 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 21 mei 2023 betraden wij de kamer van [verdachte] . Wij zagen dat er een zwarte broek lag. Wij zagen dat de broekspijpen voorzien waren van witte strepen. Wij herkenden deze broek als een soortgelijke broek als die wij op de camerabeelden hadden gezien
.Wij zagen een zwarte jas liggen. Wij herkenden deze jas als een soortgelijke jas als die wij zagen op de camerabeelden. Wij herkenden deze jas aan het hierboven beschreven embleem en de strap aan de hals van het merk Parajumpers. [12] Wij zagen een blauwe jas liggen
.Deze jas herkenden wij als een soortgelijke jas als die wij op de camerabeelden hadden gezien. Deze jas had dezelfde blauwe kleuren en had hetzelfde witte embleem van het merk North Face. Ik voelde dat er voorwerpen in de jaszak zaten: een Samsung afstandsbediening en een medicijndoosje. Wij zagen dat op dit medicijndoosje de naam stond van mevr. [C] . [13]
Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] bij de Rechter-Commissaris d.d. 23 mei 2023 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was degene met de blauwe jas. Ik ben naar binnen gegaan. Ik heb de pasjes gehusseld. Ik heb geprobeerd met een steen de ringdeurbel in te gooien, maar heb toen per ongeluk de steen tegen het raam gegooid. Ik was daar met een North Face jas.
Ten aanzien van feit 4
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] d.d. 20 mei 2023 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb de verdachte samen met collega’s [verbalisant 4] en [verbalisant 5] overgebracht naar het politiebureau te [plaats] . Ik hoorde tijdens het vervoer met verdachte meermaals de volgende beledigingen: “kankerwout, kankersukkel en kankerlijer’. Dit was in het openbaar, in de woning en in ons dienstvoertuig. Ik voelde mij op dat moment beledigd. [14]
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 4] d.d. 20 mei 2023 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , hoorden [verdachte] meermaals luidkeels roepen: “kankermongolen, kankerwouten, kankersukkels” dan wel woorden van gelijke strekking. Hierna hebben wij, verbalisanten, samen met collega [verbalisant 2] , [verdachte] overgebracht. Ook tijdens transport naar ons politievoertuig bleef [verdachte] bovenstaande beledigingen uiten, dit terwijl omwonenden dit konden horen. [15]
Ten aanzien van feit 5
Verdachte heeft feit 5 (het voorhanden hebben van een balletjespistool) bekend. De raadsvrouw heeft voor dit feit geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 12 maart 2024;
  • proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] d.d. 20 mei 2023;
- proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] d.d. 27 mei 2023. [17]
4.3.2.
Bewijsoverwegingen
Gebruik verklaring verdachte bij de rechter-commissaris
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om de verklaring die verdachte bij de rechter-commissaris heeft afgelegd niet te gebruiken voor het bewijs omdat verdachte toen - als gevolg van middelengebruik - niet in staat was om een verklaring af te leggen en het niet duidelijk is of er een advocaat (fysiek) aanwezig was. De rechtbank ziet geen reden om deze verklaring buiten beschouwing te laten. In het proces-verbaal van deze verklaring staat opgenomen dat er een advocaat aanwezig was. Er zijn geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van dat proces-verbaal. Er zijn ook geen aanwijzingen om aan te nemen dat verdachte op dat moment nog dusdanig onder invloed was dat hij niet in staat was om een verklaring af te leggen.
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3
De rechterbank stelt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen het volgende vast. In de nacht van 20 mei 2023 is verdachte in het pand aan de [adres 2] in [plaats] geweest. Er zijn toen goederen uit deze woning weggenomen en een aantal van die goederen is bij verdachte aangetroffen. Verdachte erkent dat hij degene op de beelden is die de groen/blauwe North Face jas draagt. Op de beelden is te zien dat verdachte de televisie wegneemt. Verdachte heeft ook het husselen (wegnemen) van de pasjes bekend en deze pasjes zijn ook bij hem aangetroffen.
De rechtbank acht daarnaast wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer] heeft bedreigd en mishandeld. In dit kader is de aangifte van [slachtoffer] (die naar oordeel van de rechtbank consistent en betrouwbaar heeft verklaard) leidend. Er is bovendien ook steunbewijs in het dossier: het letsel van [slachtoffer] (dat past bij zijn verklaring) en dat [slachtoffer] het mes waarmee is gedreigd aan de politie heeft overhandigd. Het weggenomen [sportschool] pasje is bij verdachte in zijn broekzak aangetroffen. [slachtoffer] verklaart verder dat de persoon in zijn kamer een skimasker droeg. Verdachte is op de camerabeelden te zien met een bivakmuts op. Tot slot heeft [slachtoffer] verklaart dat hij glasgerinkel hoort op het moment dat hij met de politie belt. Dit sluit aan bij de camerabeelden waarop om 06:00 uur glasgerinkel te horen is, waarna een persoon wegrent. Verdachte heeft bij de rechter-commissaris aangegeven dat hij (per ongeluk) een ruit heeft ingegooid. Daarmee staat voor de rechtbank vast dat verdachte degene is geweest die bij [slachtoffer] op de kamer heeft gestaan, hem heeft bedreigd en mishandeld en het [sportschool] pasje heeft weggenomen.
Diefstal met geweldDe rechtbank is van oordeel dat verdachte het geweld en de dreiging met geweld in de richting van [slachtoffer] (mede) heeft gepleegd met het oogmerk het bezit van het gestolene (namelijk de pasjes in de broekzak van verdachte) te verzekeren en aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken. Het is daarbij niet relevant of de pasjes al eerder in de nacht zijn weggenomen. Van belang is dat verdachte de pasjes bij zich droeg op het moment dat hij door aangever [slachtoffer] werd betrapt. Dit is anders voor de weggenomen televisie, de afstandsbediening en het medicijndoosje. De rechtbank zal deze goederen daarom loskoppelen van het tenlastegelegde geweld.
Partiele vrijspraakDe rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat er partieel vrijspraak dient te volgen voor de diefstal van de step. Het wegnemen van de step is niet te zien op de beelden en de step is ook niet bij verdachte aangetroffen. Daarnaast ziet de rechtbank ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het bestanddeel ‘braak of verbreking’ en zal verdachte ook hiervan partieel vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1a:
hij op 20 mei 2023 te [plaats] , op één of meerdere momenten tussen 02.43 uur en 06.01 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
- een pas van de sportschool [sportschool] , die geheel aan [slachtoffer] , toebehoorde en
- een bankpas en bankbescheiden en ID-kaart op naam van [C] , die aan [C] , toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen uit een woning (gelegen aan de [adres 2] te [plaats] ), welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- voornoemde [slachtoffer] een of meerdere malen te slaan en te stompen tegen diens gezicht
- een mes, op korte afstand te houden van voornoemde [slachtoffer] ;
en(feit 1b)
hij op 20 mei 2023 te [plaats] , op één of meerdere momenten tussen 02.43 uur en 06.01 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
- een televisie en afstandsbediening van het merk Samsung, die aan
[onderneming] , in elk geval aan een ander toebehoorden en
- een medicijndoosje op naam van [C] , dat aan [C] , toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen uit een woning (gelegen aan de [adres 2] te [plaats] );
feit 2:
hij op 20 mei 2023 te [plaats] [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling,
door met een mes, op voornoemde [slachtoffer] af te lopen en een mes, op korte afstand te houden van voornoemde [slachtoffer] ;
feit 3:
hij op 20 mei 2023 te [plaats] [slachtoffer] heeft mishandeld door:
- voornoemde [slachtoffer] een of meerdere malen te slaan en te stompen tegen diens gezicht
- een mes, op korte afstand te houden van voornoemde [slachtoffer] ;
feit 4:
hij op 20 mei 2023 te [plaats]
opzettelijk een ambtenaar te weten [verbalisant 2] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland en [verbalisant 4] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland en [verbalisant 5] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening,
in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: kankerwout, kankersukkel en kankerlijers, althans woorden van gelijke beledigende aard en strekking;
feit 5:
hij op 20 mei 2023 te [plaats] een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was heeft voorhanden gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1a, feit 2 en feit 3: eendaadse samenloop van:
diefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning,
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
en mishandeling;
feit 1b: diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
feit 4: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 5: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 185 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest, een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 80 uur, te vervangen door 40 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie heeft ook gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren, gelet op het grote belang dat verdachte zich aan de voorwaarden houdt en de nog prille positieve ontwikkeling in het leven van verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Volgens de raadsvrouw heeft verdachte stappen gezet en gaat het inmiddels veel beter met hem. Hij heeft een moeilijke jeugd gehad en daarom niet altijd de juiste keuzes gemaakt. In navolging van de adviezen van de deskundigen, vraagt de raadsvrouw de rechtbank om de feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen en hem bij een bewezenverklaring geen voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen maar een taakstraf waarvan een groot deel voorwaardelijk. Reden hiervoor is dat er volgens de raadsvrouw veel minder feiten bewezen kunnen worden dan volgens de officier van justitie en omdat verdachte volgens de raadsvrouw al genoeg gevoeld heeft van deze zaak: hij heeft al een tijd vastgezeten en zich aan strenge schorsingsvoorwaarden moeten houden. De raadsvrouw verzoekt tenslotte om geen bijzondere voorwaarden op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Diefstal met geweld, mishandeling en bedreiging zijn ernstige strafbare feiten. Verdachte is in de nacht een begeleid wooncomplex binnengedrongen en heeft daar meerdere goederen gestolen. Toen hij door één van de bewoners, de heer [slachtoffer] , betrapt werd, heeft verdachte hem mishandeld en bedreigd met een mes. Het moet voor de heer [slachtoffer] beangstigend zijn geweest om wakker te worden en geconfronteerd te worden met een persoon met een ski- of bivakmuts in je eigen (slaap)kamer. De rechtbank vindt het kwalijk dat verdachte - al dan niet onder invloed van middelen - alleen aan zijn eigen belang heeft gedacht en niet aan welke gevolgen dit voor andere personen zou hebben.
Daarnaast heeft verdachte ook verbalisanten beledigd en een balletjespistool voorhanden gehad. Hoewel deze feiten qua ernst geringer zijn dan bovengenoemde feiten, zijn ook dat vervelende feiten. Verdachte heeft laten zien dat hij geen respect heeft voor het gezag van verbalisanten en daarnaast is ook het voorhanden hebben van een balletjespistool niet voor niets strafbaar gesteld. Hoewel het geen echt wapen betreft, lijkt het balletjespistool qua vorm en afmeting dusdanig op een echt vuurwapen dat het dreigend gebruikt kan worden.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft bij haar beslissing rekening gehouden met het uittreksel justitiële
documentatie (het strafblad) van verdachte van 5 februari 2024 waaruit blijkt dat hij eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Hij is in 2019 veroordeeld voor meerdere diefstallen en in 2021 voor het bezit van een steekwapen.
Rapportages
Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
  • Pro Justitia Rapportage van 8 november 2023, opgemaakt door [E] , kinder - en jeugdpsychiater en [F] , arts in opleiding tot kinder - en jeugdpsychiater;
  • Pro Justitia Rapportage van 15 november 2023, opgemaakt door [H] , GZ-psycholoog/psychotherapeut;
  • Rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 5 maart 2024, opgemaakt door [I] , raadsonderzoeker.
Uit voornoemde rapportages volgt dat verdachte door de deskundigen verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht. Verdachte heeft een normoverschrijdende gedragsstoornis en deze stoornis was ook aanwezig ten tijde van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank, is gelet op de bevindingen van de deskundigen, van oordeel dat de hiervoor bewezen verklaarde feiten daarom verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De deskundigen constateren ook een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling op basis van hechtingsproblematiek en traumatisatie. Het recidiverisico op een agressief delict wordt ‘matig’ ingeschat. Momenteel lukt het verdachte goed om zich - onder toezicht van de reclassering - te houden aan de opgelegde schorsingsvoorwaarden, maar het is naar het oordeel van de deskundigen van belang dat dit kader van toezicht en begeleiding verder wordt voortgezet. Het advies is daarom om reclasseringstoezicht op te leggen, gekoppeld aan een voorwaardelijke jeugddetentie.
Tenslotte heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het - tevens hiervoor genoemde - rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), opgemaakt op 5 maart 2024. In haar rapport geeft de Raad aan dat verdachte een belaste voorgeschiedenis heeft. Inmiddels verblijft verdachte ruim een jaar binnen een beschut wonen plek van [instelling 1] in [plaats] . Hij wordt begeleid door de jeugdreclassering en laat sindsdien op meerdere gebieden een positieve ontwikkeling zien. De situatie is echter nog wel kwetsbaar. Volgens de Raad is verplichte begeleiding van de reclassering daarom van belang om de ingezette positieve ontwikkeling verder te kunnen bewerkstelligen. Verdachte wordt nu begeleid door de jeugdreclassering, maar heeft aangegeven dat meer vrijheid en meer eigen verantwoordelijkheid hem goed zouden doen. Omdat het delict is gepleegd onder invloed, wordt geadviseerd om de begeleiding te laten uitvoeren door [instelling 2]
.
De Raad adviseert de rechtbank om verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen onder de volgende bijzondere voorwaarden: een passende gestructureerde dagbesteding (onderwijs of werk), verblijven in een instelling voor beschut of begeleid wonen (zoals [instelling 1] of iets soortgelijks), meewerken aan gesprekken en controle middels urinecontroles voor drugsgebruik en meewerken aan een passende vorm van (ambulante) begeleiding dan wel behandeling. Voor al deze voorwaarden geldt: indien en zolang als de reclassering dat nodig acht.
Op de zitting was de heer [B] van de jeugdreclassering aanwezig. Hij is sinds de schorsing van verdachte bij hem betrokken. De heer [B] heeft aangegeven dat de jeugdreclassering zich aansluit bij het advies uit het rapport van de Raad. Verdachte krijgt op dit moment al begeleiding en hulp vanuit [instelling 1] en heeft een goede band met zijn mentor daar. Op dit moment gaat het goed met verdachte. De heer [B] heeft toegelicht dat het toch belangrijk is dat er in een strafrechtelijk kader bijzondere voorwaarden (blijven) gelden. De begeleiding vanuit [instelling 1] is op vrijwillige basis. Als op enig moment blijkt dat de hulp en begeleiding vanuit [instelling 1] niet genoeg is of als verdachte weigert aan behandeling of begeleiding mee te werken, kan verdachte op basis van de bijzondere voorwaarden worden verplicht om mee te werken aan aanvullende hulpverlening.
Afwegingen van de rechtbank en strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend is. De ernst van de feiten en het strafblad (met recidive) maken dat er naar het oordeel van de rechtbank in beginsel geen andere straf kan worden opgelegd dan een jeugddetentie. De rechtbank heeft daarbij ook gekeken naar de naar de oriëntatiepunten die rechters gebruiken bij het bepalen van de straf (LOVS). Voor een woninginbraak is het uitgangspunt een werkstraf van 120 uur of twee maanden jeugddetentie. Voor een diefstal met geweld vanuit een woning is het oriëntatiepunt een jeugddetentie van zes maanden. De rechtbank is van oordeel dat de feiten waarvoor verdachte veroordeeld wordt, meer aansluiten bij dit laatste oriëntatiepunt. Verdachte is weliswaar begonnen met een woninginsluiping, maar heeft vervolgens - nadat hij betrapt werd - één van de bewoners geslagen en bedreigd met een mes terwijl hij op dat moment een ski- of bivakmuts droeg.
Verdachte heeft 65 dagen (iets meer dan twee maanden) in voorlopige hechtenis gezeten en is toen geschorst. De ernst van de feiten in combinatie met het strafblad van verdachte, maken eigenlijk dat verdachte nog langer vast zou moeten zitten. Toch zal de rechtbank verdachte geen langere onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen dan hij in voorarrest heeft gezeten.
Verdachte hoeft dus niet terug de (jeugd)gevangenis in. Bij die beslissing heeft de rechtbank meegewogen dat de feiten verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend, hij zich aan strenge (en ook vrijheidsbeperkende) schorsingsvoorwaarden heeft moeten houden en dat er een positieve ontwikkeling gaande is in het leven van verdachte. Verdachte heeft op de zitting aan de rechtbank duidelijk kunnen maken dat hij spijt heeft, inzicht heeft in wat hij heeft gedaan en dat hij vastbesloten is om voortaan andere keuzes te maken. Hij gebruikt geen drugs meer en is bezig met school en werk. Verdachte ontvangt naast de hulp en begeleiding van [instelling 1] , ook steun van zijn zus die ook op de zitting aanwezig was.
De rechtbank acht een forse voorwaardelijke jeugddetentie passend om als stok achter de deur te dienen. Daarmee hoopt de rechtbank dat verdachte de ingezette positieve ontwikkeling kan voortzetten en niet opnieuw zal vervallen in het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een jeugddetentie van 185 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest, een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank heeft op zitting geluisterd naar verdachte. Verdachte vindt het niet nodig dat er naast de hulp vanuit [instelling 1] , nog aanvullende hulpverlening bij hem betrokken is. Verdachte zou er wel aan mee werken, maar ziet de meerwaarde daarvan niet. De rechtbank begrijpt het standpunt van verdachte, maar is toch van oordeel dat het belangrijk is dat er aan het voorwaardelijke strafdeel bijzondere voorwaarden gekoppeld worden. Hoewel het nu beter gaat met verdachte, is dat nog maar een prille ontwikkeling. Verder is de hulpverlening vanuit [instelling 1] op vrijwillige basis en heeft verdachte de onderhavige feiten gepleegd terwijl hij op dat moment ook al bij [instelling 1] zat. Daarom acht de rechtbank het van belang dat er - mocht het weer minder goed gaan met verdachte - een vangnet van hulpverlening klaarstaat. De rechtbank begrijpt, met de aanvullende toelichting van de heer [B] , dat het in elk geval vanuit de Raad en de jeugdreclassering niet de bedoeling is dat de hulpverlening in het kader van de bijzondere voorwaarden in de plaats komt van de hulpverlening vanuit [instelling 1] of die hulpverlening doorkruist, maar enkel wordt ingezet op het moment dat het noodzakelijk is. De heer [B] heeft daarbij wel de kanttekening gemaakt dat het uiteindelijk aan [instelling 2] zelf is hoe zij invulling wil geven aan het toezicht. De rechtbank geeft [instelling 2] daarom in overweging om bij de invulling van het toezicht in overleg te (blijven) treden met [instelling 1] .
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verdachte - naast de voorwaardelijke straf - nog (meer) consequenties van zijn gedrag moet voelen. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 80 uur, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen jeugddetentie.
Dadelijk uitvoerbaar
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een diefstal met geweld en een mishandeling. Gelet op het strafblad van verdachte en de genoemde rapportages van de deskundigen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
Tenslotte zal de rechtbank ook het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vier in beslag genomen messen en het balletjespistool moeten worden onttrekken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het beslag geen standpunt ingenomen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten vier messen en het balletjespistool, onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang en kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten .

10.BENADEELDE PARTIJEN

[onderneming]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van 1.565,35 euro (materiële schade) ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van 720,00 euro (materiele schade) ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit.
[C]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van 18,00 euro (immateriële schade) ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan de vordering van benadeelde partij [onderneming] integraal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om bij de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid. Er blijkt niet uit de onderbouwing van de vordering welke schade er precies is geleden en hoe deze schade is ontstaan, maar volgens de officier van justitie is het alleszins aannemelijk dát er schade is. Tenslotte verzoekt de officier van justitie de rechtbank om benadeelde partij [C] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering omdat deze niet onderbouwd is.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de vordering van [onderneming] geen verweer gevoerd. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer] heeft de raadsvrouw de rechtbank primair verzocht om deze af te wijzen (vanwege het ontbreken van een causaal verband tussen de tenlastegelegde feiten en de schade) en subsidiair om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering (vanwege het ontbreken van onderbouwing). Dat laatste geldt volgens de raadsvrouw ook ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [C] .
10.3
Het oordeel van de rechtbank
[onderneming]
De rechtbank zal de vordering die is ingediend namens [onderneming] gedeeltelijk toewijzen. De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten van een nieuwe televisie (603,00 euro), een nieuwe muurbeugel (45,99 euro) en de kosten van het plaatsen van een nieuw raam (916,36 euro) komen voor vergoeding in aanmerking. De nieuwe televisie was echter duurder dan de oude (gestolen) televisie. De rechtbank zal daarom de aanschafkosten van de oude televisie (544,00 euro) toewijzen. In totaal zal de rechtbank de vordering toewijzen tot het bedrag van 1.506,35 euro, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 mei 2023 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [onderneming] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van 1.506,35 euro te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 mei 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling, omdat de verdachte ten tijde van de feiten nog minderjarig was. De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [onderneming] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[slachtoffer]
De rechtbank zal benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De vordering is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte tijdens de woninginsluiping en/of diefstal met geweld schade heeft veroorzaakt aan de kast en de tasjes. Bij de vordering zitten een aantal foto’s van de schade, maar dat maakt voor de rechtbank ook niet duidelijk hoe die schade is ontstaan en wat de hoogte van de schade is. Door de verdediging is de schade weersproken. Het nog (verder) laten uitzoeken en onderbouwen van de schade zou te veel tijd in beslag nemen en daarmee een onredelijke belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer] dan ook niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De benadeelde partij en verdachte zullen ieder de eigen (proces)kosten dragen..
[C]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De vordering is onvoldoende onderbouwd. Benadeelde partij [C] heeft vergoeding gevraagd voor slaapmedicatie, maar zij heeft niet nader onderbouwd dat zij die kosten ook zelf heeft moeten maken (en deze niet door de zorgverzekering worden vergoed). Door de verdediging is de schade weersproken. Het nog (verder) laten uitzoeken en onderbouwen van de schade zou te veel tijd in beslag nemen en daarmee een onredelijke belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal de vordering van [C] dan ook niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De benadeelde partij en verdachte zullen ieder de eigen (proces)kosten dragen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 36f, 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 266, 267, 285, 300, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 13 en 55 van de Wet Wapens en Munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 185 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijkmet aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaren;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
 zich gedurende een door de reclassering te bepalen periode en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang de reclassering dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken;
 een
passende gestructureerde dagbesteding heeft (bijvoorbeeld in de vorm van onderwijs of werk) indien en zolang de reclassering dit nodig acht;
 verblijft in een
instelling voor beschut of begeleid wonen(zoals [instelling 1] of iets soortgelijks) indien en zolang de reclassering dit nodig acht;
 meewerkt aan
gesprekken en controle middels urinecontroles voor zijn drugsgebruik, indien en zolang de reclassering dit nodig acht;
 gedurende de proeftijd zal
meewerken aan een passende vorm van (ambulante) begeleiding dan wel behandeling, indien en zolang de reclassering dit nodig acht;
waarbij aan de
[instelling 2] te [plaats]opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de meerderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden (waarbij de rechtbank [instelling 2] in overweging geeft om ten behoeve daarvan in overleg te (blijven) treden met [instelling 1] );
- beveelt dat de opgelegde bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, in de vorm van een werkstraf van 80 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
40 dagen jeugddetentie;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen
onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Mes (PL0600-2023222655-2980229, geel/zwart, merk: Stanley);
  • 1 STK Mes (PL0600-2023222655-2980230, zwart);
  • 1 STK Knipmes (PL0600-2023222655-2980231);
  • 1 STK Mes (PL0600-2023222655-2980250, blauw);
  • 1 STK Wapen (PL0600-2023222655-2980238, balletjespistool, zwart);
Benadeelde partij [onderneming]
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [onderneming] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [onderneming] aan de Staat 1.506,35 euro te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling zal geen gijzeling worden toegepast;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • verklaart [slachtoffer]
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [C]
  • verklaart [C]
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, mr. I.G.C. Bij de Vaate en mr. J.E.S. Dolmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Besselink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 maart 2024.
De voorzitter, mr. C. van de Lustgraaf, is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 20 mei 2023 te Doetinchem, op één of meerdere momenten tussen 02.43 uur en 06.01 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
- een (elektrische) step van het merk Ninebot, dat/die geheel of ten dele aan [D] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) en/of
- een pas van de sportschool [sportschool] , die geheel of ten dele aan (een vriend van) [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) en/of
- een televisie en/of afstandsbediening van het merk Samsung, dat/die geheel of ten dele aan
[onderneming] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) en/of
- een bankpas en/of bankbescheiden en/of ID-kaart en/of een medicijndoosje op naam van [C]
, dat/die geheel of ten dele aan [C] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n),
in elk geval enig goed, heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2] te [plaats] )
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking,
inklimming, een valse sleutel,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- voornoemde [slachtoffer] een of meerdere malen te slaan en/of te stompen in/op/tegen diens gezicht en/of hoofd en/of lichaam en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op korte afstand te houden van voornoemde [slachtoffer] en/of voornoemde [slachtoffer] (daarmee) te raken;
en/of
hij op of omstreeks 20 mei 2023 te Doetinchem, op één of meerdere momenten tussen 02.43 uur en 06.01 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
- een (elektrische) step van het merk Ninebot, dat/die geheel of ten dele aan [D] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
- een televisie en/of afstandsbediening van het merk Samsung, dat/die geheel of ten dele aan
[onderneming] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) en/of
- een bankpas en/of bankbescheiden en/of ID-kaart en/of een medicijndoosje op naam van [C]
, dat/die geheel of ten dele aan [C] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n),
in elk geval enig goed, heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2] te [plaats] )
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking,
inklimming, een valse sleutel.
2
hij op of omstreeks 20 mei 2023 te Doetinchem [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, op voornoemde [slachtoffer] af te lopen en/of een mes, althans een scherpt en/of puntig voorwerp op korte afstand te houden van voornoemde [slachtoffer] .
3
hij op of omstreeks 20 mei 2023 te Doetinchem [slachtoffer] heeft mishandeld door:
- voornoemde [slachtoffer] een of meerdere malen te slaan en/of te stompen in/op/tegen diens gezicht en/of hoofd en/lichaam en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op korte afstand te houden van voornoemde [slachtoffer] en/of voornoemde [slachtoffer] (daarmee) te raken.
4
hij op of omstreeks 20 mei 2023 te Doetinchem
opzettelijk een ambtenaar te weten [verbalisant 2] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland en/of [verbalisant 4] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland en/of [verbalisant 5] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening,
in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
door hem/haar de woorden toe te voegen: kankerwout, kankersukkel en/of kankerlijers, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
5
hij op of omstreeks 20 mei 2023 te Doetinchem een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk heeft voorhanden gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 juni 2023 genummerd 202306211102, opgemaakt door politie Eenheid Oost Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 198. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 81.
3.Pagina 82.
4.Pagina 86.
5.Pagina 93.
6.Pagina 94.
7.Pagina 97.
8.Pagina 123.
9.Pagina 124.
10.Pagina 125.
11.Pagina 65.
12.Pagina 148.
13.Pagina 149.
14.Pagina 54.
15.Pagina 65.
16.Pagina 167-168.
17.Pagina 191-198.