8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Diefstal met geweld, mishandeling en bedreiging zijn ernstige strafbare feiten. Verdachte is in de nacht een begeleid wooncomplex binnengedrongen en heeft daar meerdere goederen gestolen. Toen hij door één van de bewoners, de heer [slachtoffer] , betrapt werd, heeft verdachte hem mishandeld en bedreigd met een mes. Het moet voor de heer [slachtoffer] beangstigend zijn geweest om wakker te worden en geconfronteerd te worden met een persoon met een ski- of bivakmuts in je eigen (slaap)kamer. De rechtbank vindt het kwalijk dat verdachte - al dan niet onder invloed van middelen - alleen aan zijn eigen belang heeft gedacht en niet aan welke gevolgen dit voor andere personen zou hebben.
Daarnaast heeft verdachte ook verbalisanten beledigd en een balletjespistool voorhanden gehad. Hoewel deze feiten qua ernst geringer zijn dan bovengenoemde feiten, zijn ook dat vervelende feiten. Verdachte heeft laten zien dat hij geen respect heeft voor het gezag van verbalisanten en daarnaast is ook het voorhanden hebben van een balletjespistool niet voor niets strafbaar gesteld. Hoewel het geen echt wapen betreft, lijkt het balletjespistool qua vorm en afmeting dusdanig op een echt vuurwapen dat het dreigend gebruikt kan worden.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft bij haar beslissing rekening gehouden met het uittreksel justitiële
documentatie (het strafblad) van verdachte van 5 februari 2024 waaruit blijkt dat hij eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Hij is in 2019 veroordeeld voor meerdere diefstallen en in 2021 voor het bezit van een steekwapen.
Rapportages
Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
- Pro Justitia Rapportage van 8 november 2023, opgemaakt door [E] , kinder - en jeugdpsychiater en [F] , arts in opleiding tot kinder - en jeugdpsychiater;
- Pro Justitia Rapportage van 15 november 2023, opgemaakt door [H] , GZ-psycholoog/psychotherapeut;
- Rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 5 maart 2024, opgemaakt door [I] , raadsonderzoeker.
Uit voornoemde rapportages volgt dat verdachte door de deskundigen verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht. Verdachte heeft een normoverschrijdende gedragsstoornis en deze stoornis was ook aanwezig ten tijde van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank, is gelet op de bevindingen van de deskundigen, van oordeel dat de hiervoor bewezen verklaarde feiten daarom verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De deskundigen constateren ook een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling op basis van hechtingsproblematiek en traumatisatie. Het recidiverisico op een agressief delict wordt ‘matig’ ingeschat. Momenteel lukt het verdachte goed om zich - onder toezicht van de reclassering - te houden aan de opgelegde schorsingsvoorwaarden, maar het is naar het oordeel van de deskundigen van belang dat dit kader van toezicht en begeleiding verder wordt voortgezet. Het advies is daarom om reclasseringstoezicht op te leggen, gekoppeld aan een voorwaardelijke jeugddetentie.
Tenslotte heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het - tevens hiervoor genoemde - rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), opgemaakt op 5 maart 2024. In haar rapport geeft de Raad aan dat verdachte een belaste voorgeschiedenis heeft. Inmiddels verblijft verdachte ruim een jaar binnen een beschut wonen plek van [instelling 1] in [plaats] . Hij wordt begeleid door de jeugdreclassering en laat sindsdien op meerdere gebieden een positieve ontwikkeling zien. De situatie is echter nog wel kwetsbaar. Volgens de Raad is verplichte begeleiding van de reclassering daarom van belang om de ingezette positieve ontwikkeling verder te kunnen bewerkstelligen. Verdachte wordt nu begeleid door de jeugdreclassering, maar heeft aangegeven dat meer vrijheid en meer eigen verantwoordelijkheid hem goed zouden doen. Omdat het delict is gepleegd onder invloed, wordt geadviseerd om de begeleiding te laten uitvoeren door [instelling 2]
.
De Raad adviseert de rechtbank om verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen onder de volgende bijzondere voorwaarden: een passende gestructureerde dagbesteding (onderwijs of werk), verblijven in een instelling voor beschut of begeleid wonen (zoals [instelling 1] of iets soortgelijks), meewerken aan gesprekken en controle middels urinecontroles voor drugsgebruik en meewerken aan een passende vorm van (ambulante) begeleiding dan wel behandeling. Voor al deze voorwaarden geldt: indien en zolang als de reclassering dat nodig acht.
Op de zitting was de heer [B] van de jeugdreclassering aanwezig. Hij is sinds de schorsing van verdachte bij hem betrokken. De heer [B] heeft aangegeven dat de jeugdreclassering zich aansluit bij het advies uit het rapport van de Raad. Verdachte krijgt op dit moment al begeleiding en hulp vanuit [instelling 1] en heeft een goede band met zijn mentor daar. Op dit moment gaat het goed met verdachte. De heer [B] heeft toegelicht dat het toch belangrijk is dat er in een strafrechtelijk kader bijzondere voorwaarden (blijven) gelden. De begeleiding vanuit [instelling 1] is op vrijwillige basis. Als op enig moment blijkt dat de hulp en begeleiding vanuit [instelling 1] niet genoeg is of als verdachte weigert aan behandeling of begeleiding mee te werken, kan verdachte op basis van de bijzondere voorwaarden worden verplicht om mee te werken aan aanvullende hulpverlening.
Afwegingen van de rechtbank en strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend is. De ernst van de feiten en het strafblad (met recidive) maken dat er naar het oordeel van de rechtbank in beginsel geen andere straf kan worden opgelegd dan een jeugddetentie. De rechtbank heeft daarbij ook gekeken naar de naar de oriëntatiepunten die rechters gebruiken bij het bepalen van de straf (LOVS). Voor een woninginbraak is het uitgangspunt een werkstraf van 120 uur of twee maanden jeugddetentie. Voor een diefstal met geweld vanuit een woning is het oriëntatiepunt een jeugddetentie van zes maanden. De rechtbank is van oordeel dat de feiten waarvoor verdachte veroordeeld wordt, meer aansluiten bij dit laatste oriëntatiepunt. Verdachte is weliswaar begonnen met een woninginsluiping, maar heeft vervolgens - nadat hij betrapt werd - één van de bewoners geslagen en bedreigd met een mes terwijl hij op dat moment een ski- of bivakmuts droeg.
Verdachte heeft 65 dagen (iets meer dan twee maanden) in voorlopige hechtenis gezeten en is toen geschorst. De ernst van de feiten in combinatie met het strafblad van verdachte, maken eigenlijk dat verdachte nog langer vast zou moeten zitten. Toch zal de rechtbank verdachte geen langere onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen dan hij in voorarrest heeft gezeten.
Verdachte hoeft dus niet terug de (jeugd)gevangenis in. Bij die beslissing heeft de rechtbank meegewogen dat de feiten verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend, hij zich aan strenge (en ook vrijheidsbeperkende) schorsingsvoorwaarden heeft moeten houden en dat er een positieve ontwikkeling gaande is in het leven van verdachte. Verdachte heeft op de zitting aan de rechtbank duidelijk kunnen maken dat hij spijt heeft, inzicht heeft in wat hij heeft gedaan en dat hij vastbesloten is om voortaan andere keuzes te maken. Hij gebruikt geen drugs meer en is bezig met school en werk. Verdachte ontvangt naast de hulp en begeleiding van [instelling 1] , ook steun van zijn zus die ook op de zitting aanwezig was.
De rechtbank acht een forse voorwaardelijke jeugddetentie passend om als stok achter de deur te dienen. Daarmee hoopt de rechtbank dat verdachte de ingezette positieve ontwikkeling kan voortzetten en niet opnieuw zal vervallen in het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een jeugddetentie van 185 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest, een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank heeft op zitting geluisterd naar verdachte. Verdachte vindt het niet nodig dat er naast de hulp vanuit [instelling 1] , nog aanvullende hulpverlening bij hem betrokken is. Verdachte zou er wel aan mee werken, maar ziet de meerwaarde daarvan niet. De rechtbank begrijpt het standpunt van verdachte, maar is toch van oordeel dat het belangrijk is dat er aan het voorwaardelijke strafdeel bijzondere voorwaarden gekoppeld worden. Hoewel het nu beter gaat met verdachte, is dat nog maar een prille ontwikkeling. Verder is de hulpverlening vanuit [instelling 1] op vrijwillige basis en heeft verdachte de onderhavige feiten gepleegd terwijl hij op dat moment ook al bij [instelling 1] zat. Daarom acht de rechtbank het van belang dat er - mocht het weer minder goed gaan met verdachte - een vangnet van hulpverlening klaarstaat. De rechtbank begrijpt, met de aanvullende toelichting van de heer [B] , dat het in elk geval vanuit de Raad en de jeugdreclassering niet de bedoeling is dat de hulpverlening in het kader van de bijzondere voorwaarden in de plaats komt van de hulpverlening vanuit [instelling 1] of die hulpverlening doorkruist, maar enkel wordt ingezet op het moment dat het noodzakelijk is. De heer [B] heeft daarbij wel de kanttekening gemaakt dat het uiteindelijk aan [instelling 2] zelf is hoe zij invulling wil geven aan het toezicht. De rechtbank geeft [instelling 2] daarom in overweging om bij de invulling van het toezicht in overleg te (blijven) treden met [instelling 1] .
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verdachte - naast de voorwaardelijke straf - nog (meer) consequenties van zijn gedrag moet voelen. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 80 uur, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen jeugddetentie.
Dadelijk uitvoerbaar
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een diefstal met geweld en een mishandeling. Gelet op het strafblad van verdachte en de genoemde rapportages van de deskundigen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
Tenslotte zal de rechtbank ook het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.