Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord van 24 juli 2023 met producties 1 tot en met 9.
2.Waar gaat de zaak over?
3.De beoordeling
Het huurbedrag bestaat uit kale huur Euro 350.- en Euro 100 servicekosten en heffingen (gas-licht-water-internet etc.) Op het eind van het jaar ontvangt U een overzicht van de totale kosten. Het te veel/te weinig betaalde wordt verrekend.’
De belastingen en / of heffingen maken geen onderdeel uit van de huur. De huurder moet deze betalen als ‘belastingplichtige’, niet als ‘huurder’. De huurcommissie is daarom niet bevoegd uitspraak te doen over deze kostenpost.’
De jaarlijkse wettelijke huurverhoging (over de kale huur) is van toepassing per 1 juli 2018.’
magde huur tot dit maximumpercentage verhogen. Een ‘wettelijke huurverhoging’ bestaat niet. Het is dan ook onduidelijk wat [gedaagde] hiermee heeft bedoeld. Uit de tekst van de overeenkomst kan [eiser] niet afleiden welk bedrag aan huurverhoging zij jaarlijks verschuldigd is. Het beding is onduidelijk en moet gelet op de contra proferentem-regel (zie punt 3.8.) in het nadeel van [gedaagde] worden uitgelegd. Dit betekent in dit geval dat de kantonrechter de huurverhoging vaststelt op nihil. Het beroep op verrekening wordt daarom afgewezen.
€ 450,00 wordt daarom toegewezen.
omdathij in een zorghotel verbleef en de sommaties daarna waarschijnlijk naar zijn oude adres zijn gestuurd. [gedaagde] heeft met deze stelling de ontvangst van de brieven op zijn oude adres niet gemotiveerd betwist. Daarmee staat de ontvangst van de brieven op zijn oude adres vast. Bovendien maakt dit verweer niet duidelijk waarom [gedaagde] zijn adreswijziging niet aan [eiser] heeft doorgegeven, zoals [eiser] van hem mocht verwachten, omdat zij nog met elkaar in gesprek waren over de afwikkeling van de kosten. Indien [gedaagde] op zijn huidig adres geen herinneringen en sommaties heeft ontvangen doordat hij [eiser] niet op de hoogte heeft gesteld van zijn adreswijziging, moet dit naar het oordeel van de kantonrechter voor zijn rekening worden gelaten. In het verweer van [gedaagde] vindt de kantonrechter dan ook geen steekhoudend argument voor afwijzing van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] is dan ook in beginsel een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten van [eiser] verschuldigd.
De wettelijke rente over de te veel betaalde servicekosten wordt met inachtneming van de inhoud van de brieven van 16 maart 2022 en 2 augustus 2022 [1] vanaf de respectievelijke data dat [gedaagde] met de betaling daarvan in verzuim is, toegewezen.
[eiser] heeft de wettelijke rente over de waarborgsom en de onverschuldigd betaalde huurtermijn van augustus 2021 gevorderd vanaf 13 maart 2023, terwijl zij eerst bij de op 19 april 2023 betekende brief (gedateerd 21 april 2023) [2] [gedaagde] in de gelegenheid heeft gesteld om de waarborgsom en de onverschuldigd betaalde huurtermijn binnen een termijn van een week
na ontvangst van deze briefterug te betalen. Gelet op deze termijn is [gedaagde] met ingang van 27 april 2023 in verzuim met de terugbetaling van de waarborgsom.
Daarom wordt de wettelijke rente over de waarborgsom met ingang van 27 april 2023 toegewezen. Omdat [gedaagde] de onverschuldigd betaalde huurtermijn van augustus 2021 op 21 april 2023 terug heeft betaald, dus binnen de door [eiser] gestelde termijn, is hij over dit bedrag geen wettelijke rente verschuldigd. De over deze huurtermijn gevorderde wettelijke rente wordt dan ook afgewezen.
4.De beslissing
- het bedrag van € 819,64 (aan onverschuldigd betaalde servicekosten 2018 en 2019) met ingang van 13 mei 2022,
- het bedrag van € 855,15 (aan onverschuldigd betaalde servicekosten 2020) met ingang van 29 september 2022,
- het bedrag van € 450,00 (aan waarborgsom) met ingang van 27 april 2023,