In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een energieleverancier (eiseres) en een afnemer (gedaagde) over de ontbinding van een overeenkomst voor de levering van energie (warmte) en de afsluiting van die levering. Eiseres vorderde ontbinding van de overeenkomst en medewerking van gedaagde aan de afsluiting van de energielevering, omdat gedaagde al geruime tijd in betalingsachterstand verkeerde. Gedaagde had herhaaldelijk om afsluiting verzocht, maar eiseres had dit geweigerd op basis van de voorwaarden van de overeenkomst, die afsluiting door de afnemer uitsloten.
De procedure begon met een dagvaarding die op 22 november 2023 aan gedaagde werd betekend. Gedaagde heeft op de rolzitting van 6 december 2023 gereageerd, waarna eiseres schriftelijk heeft gereageerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst bestaat tussen partijen, die door gedaagde is ondertekend en waarvoor hij jarenlang betalingen heeft gedaan. Gedaagde betwistte de overeenkomst en stelde dat hij niet gedwongen kan worden tot een contract met eiseres.
De kantonrechter oordeelde dat eiseres voldoende bewijs had geleverd van de overeenkomst en dat gedaagde in gebreke was gebleven met zijn betalingen. De rechter wees erop dat de voorwaarden voor beëindiging van de levering door eiseres waren nageleefd, en dat gedaagde niet had betwist dat hij in betalingsachterstand verkeerde. De vordering van eiseres tot ontbinding van de overeenkomst en afsluiting van de levering werd toegewezen, evenals de vordering tot betaling van de achterstand en de afsluitingskosten. Gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiseres.