ECLI:NL:RBMNE:2024:1842

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
10780729
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen in het kader van een overeenkomst voor administratieve en fiscale werkzaamheden

In deze zaak vordert [eiseres] B.V. betaling van onbetaalde facturen van in totaal € 4.789,69 van [gedaagde], die administratieve en fiscale werkzaamheden heeft laten verrichten. De overeenkomst tussen partijen dateert van 8 maart 2021, waarin is afgesproken dat [eiseres] werkzaamheden zou verrichten op basis van uren maal tarief. [gedaagde] heeft zeven facturen onbetaald gelaten en betwist de juistheid van de meeste facturen, met uitzondering van de factuur van 13 augustus 2021, die hij erkent. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 februari 2024 was [gedaagde] niet aanwezig, maar heeft hij wel een verzoek tot uitstel ingediend vanwege ziekte, wat te laat was.

De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] grotendeels toegewezen, met uitzondering van een verhoging van het tarief van € 250,00 naar € 275,00, die niet was overeengekomen. De kantonrechter oordeelt dat de facturen van 13 oktober 2021, 12 november 2021 en 1 juli 2022 terecht zijn gepresenteerd en dat [gedaagde] niet kan volhouden dat er een vast bedrag van € 250,00 per maand was afgesproken voor alle werkzaamheden. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente toegewezen, en [gedaagde] is in de proceskosten veroordeeld.

De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde] de bedragen moet betalen, ook als hij in hoger beroep gaat. De totale te betalen som bedraagt € 5.403,78, inclusief proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10780729 \ UC EXPL 23-7515 RJ/58605
Vonnis van 27 maart 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: Van Dijk Scherpenzeel Hubers,
tegen
[gedaagde] , MEDE HANDELENDE ONDER DE NAAM [handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 oktober 2023 met producties 1 tot en met 6;
- de conclusie van antwoord bestaande uit de e-mails van 7 november 2023 en
2 januari 2024;
1.2.
Op 22 februari 2024 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Daarbij was namens [eiseres] mevrouw [A] aanwezig met haar gemachtigde. [gedaagde] was niet aanwezig. Tijdens de mondelinge behandeling kwam, om 10.41 uur, bij de griffie een e-mail van [gedaagde] binnen dat hij vanwege ziekte (corona) niet aanwezig kan zijn en graag een nieuwe datum zou willen. Dit verzoek is door [gedaagde] te laat gedaan: de mondelinge behandeling was om 10.15 uur reeds begonnen.
1.3.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] hebben op 8 maart 2021 een overeenkomst gesloten op grond waarvan [eiseres] administratieve en fiscale werkzaamheden voor [gedaagde] heeft verricht. [gedaagde] heeft zeven facturen van [eiseres] onbetaald gelaten. [eiseres] vordert daarom betaling van de facturen van in totaal € 4.789,69, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente.
2.2.
[gedaagde] voert verweer. Volgens [gedaagde] klopt de factuur van 13 augustus 2021, maar [gedaagde] betwist de juistheid van de overige facturen. Ten eerste is volgens [gedaagde] bij het starten van de samenwerking een vast bedrag afgesproken van
€ 250,00 per maand voor het verwerken van de volledige administratie. Ten tweede betwist [gedaagde] dat [eiseres] de belastingaangifte voor 2019 en 2020 heeft verzorgd. Ten derde heeft [eiseres] de laatste maanden de administratie niet kunnen verwerken, dus bevreemdt het [gedaagde] dat [eiseres] voor deze maanden wel kosten in rekening heeft gebracht. Tot slot betwist [gedaagde] dat [eiseres] het afgesproken bedrag van € 250,00 heeft mogen verhogen naar € 275,00.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.Wat oordeelt de kantonrechter?

3.1.
De vordering van [eiseres] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 4.698,94
(€ 236,33 + € 1.479,34 + 552,68 + € 1.523,09 + 302,50 + € 302,50 + € 302,50). Hierna wordt toegelicht waarom.
3.2.
In het door [gedaagde] ondertekende voorstel van [eiseres] van 8 maart 2021 staat (verder: de overeenkomst), voor zover van belang in deze procedure, het volgende:

(…) Dit voorstel omvat de volgende werkzaamheden:
1.
verwerken van de financiële administratie
2.
samenstellen van de jaarstukken
3.
voorbereiden van de fiscale aangifte
4.
verzorgen salarisadministratie
5.
periodieke advisering en begeleiding
(…)
Ad 5. periodieke advisering en begeleiding
(…)
De tijdsbesteding hiervoor zullen wij bij u in rekening brengen op basis van uren maal tarief waarbij wij een uurtarief hanteren van € 120 per uur exclusief omzetbelasting.
Overige bepalingen
Honoraria
Ons honorarium is gebaseerd op de mate van verantwoordelijkheid en vakbekwaamheid en de tijd benodigd om onze werkzaamheden te verrichten. De individuele uurtarieven zijn afhankelijk van de mate van verantwoordelijkheid en de ervaring en vakbekwaamheid van elk der teamleden en variëren van € 55 tot € 120. Ons honorarium voor verrichte werkzaamheden zal in rekening worden gebracht op basis van de voortgang van ons werk. Betaling van onze rekeningen dient te geschieden binnen 15 dagen vanaf de factuurdatum.
De tijdsbesteding voor de hiervoor genoemde werkzaamheden zijn vanwege de status waarin de financiële administratie zich bevindt moeilijk dan wel in het geheel niet in te schatten. Wij hebben om die reden met u afgesproken dat wij onze werkzaamheden bij u in rekening zullen brengen op basis van de werkelijk bestede tijdsduur en het daarbij van toepassing zijnde uurtarief.
Tevens zijn wij overeen gekomen dat wij voorafgaande aan de start van onze werkzaamheden een voorschot in rekening zullen brengen van € 1.500,00 exclusief omzetbelasting. Na betaling van deze factuur zullen wij onze werkzaamheden starten.
Zodra er meer duidelijkheid is over de tijdsbesteding van onze reguliere werkzaamheden, te weten:
-
de review van de door u verwerkte financiële administratie:
-
periodiek voorbereiden aangifte omzetbelasting;
-
het opstellen van de jaarlijkse fiscale aangifte inclusief de bijbehorende jaarstukken;
-
de salarisverwerking;
dan zullen wij met u een vaste fee voor deze werkzaamheden afspreken.
Factuur 13 augustus 2021
3.3.
[gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de factuur van 13 augustus 2021 van
€ 236,33 erkend. Dit bedrag zal daarom worden toegewezen.
Facturen 13 oktober 2021, 12 november 2021 en 1 juli 2022
3.4.
[eiseres] vordert betaling van de facturen van 13 oktober 2021 van € 1.479,34, van 12 november 2021 van € 552,68 en van 1 juli 2022 van € 1.523,09.
3.5.
[gedaagde] betwist de juistheid van bovengenoemde facturen en heeft aangevoerd dat bij het starten van de samenwerking een vast bedrag is afgesproken van € 250,00 per maand. [eiseres] verwijst echter naar de overeenkomst van 8 maart 2021 en heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat ze aan het werk zijn gegaan op basis van ‘uren maal tarief’, omdat er een achterstand in de boekhouding zat. Op het moment dat er meer structuur en duidelijkheid zou zijn, zou er volgens [eiseres] een vast maandtarief worden afgesproken voor de administratieve verwerking van de boekhouding. Vervolgens is volgens [eiseres] vanaf 1 januari 2022 afgesproken dat [gedaagde] daarvoor € 250,00 per maand zou gaan betalen. Andere werkzaamheden zouden op uurbasis blijven worden afgerekend.
3.6.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat [eiseres] tot 1 januari 2022 mocht factureren op basis van uren maal tarief en dat daarna de gestelde afspraak voor een vast bedrag van € 250,00 per maand is gemaakt. Nergens blijkt namelijk uit dat vanaf het begin van de samenwerking is afgesproken dat [gedaagde] slechts een vast maandbedrag van € 250,00 zou betalen. Sterker nog, [gedaagde] heeft zelf het voorstel getekend waarin is afgesproken dat er gewerkt zou worden op basis van ‘uren maal tarief’. [gedaagde] kan daarom niet worden gevolgd in zijn stelling dat bij het starten van de samenwerking al een vast bedrag van € 250,00 per maand is afgesproken.
3.7.
Tussen [eiseres] en [gedaagde] is verder in geschil op welke werkzaamheden het afgesproken tarief van € 250,00 ziet. Volgens [eiseres] is het bedrag van € 250,00 afgesproken voor het verwerken van de financiële administratie en zijn de andere werkzaamheden tegen ‘uren maal tarief’ gebleven, maar volgens [gedaagde] is het bedrag van € 250,00 afgesproken voor het doen van de volledige administratie, inclusief (onder meer) het opstellen van jaarstukken en doen van belastingaangifte.
3.8.
De kantonrechter is van oordeel dat het afgesproken bedrag van € 250,00 enkel ziet op het verwerken van de financiële administratie in de beschikbare software (zie punt 1 van de overeenkomst) en niet op het doen van de volledige administratie. Het had, met name gelet op de inhoud van de overeenkomst, op de weg van [gedaagde] gelegen om te onderbouwen dat het bedrag van € 250,00 van het begin af aan is afgesproken, en gold voor het doen van alle werkzaamheden, maar dit heeft hij niet gedaan. Omdat [gedaagde] dat niet heeft gedaan, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de stelling van [eiseres] . Dit betekent dat het bedrag van € 250,00 enkel zag op het verwerken van de financiële administratie (de boekhouding) in de beschikbare software. [eiseres] mocht dus naast het vaste tarief van € 250,00 voor het verwerken van de financiële administratie, ook kosten in rekening brengen voor het samenstellen van de jaarstukken, het voorbereiden van de fiscale aangifte, het verzorgen van de salarisadministratie en periodieke advisering en begeleiding (punt 2 tot en met 5 van de overeenkomst ).
3.9.
De facturen zien onder meer op het verzorgen van de aangifte inkomstenbelasting. [gedaagde] heeft betwist dat [eiseres] belastingaangifte voor hem heeft gedaan voor de jaren 2019 en 2020. [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht wel belastingaangifte te hebben gedaan; zij heeft de belastingaangifte elektronisch ingediend en deze is geaccepteerd. [eiseres] merkt verder op dat [gedaagde] in zijn conclusie van antwoord zegt dat er een ambtshalve aanslag is geweest, maar [eiseres] stelt dat die ziet op het jaar 2018 en dat was voor hun tijd.
3.10.
[gedaagde] heeft de stelling en toelichting van [eiseres] dat zij wel belastingaangifte voor [gedaagde] heeft gedaan, niet meer weersproken, zodat van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan. Het had, gezien de toelichting van [eiseres] , op de weg van [gedaagde] gelegen om nader te onderbouwen dat [eiseres] geen belastingaangifte voor hem heeft gedaan. [gedaagde] geeft in zijn e-mail van 2 januari 2024 aan dat hij in gesprek zou gaan met de belastingdienst om alles door te nemen, maar heeft vervolgens geen nadere onderbouwing gegeven of onderbouwende stukken bij de kantonrechter overgelegd.
3.11.
Gelet op bovenstaande slagen de verweren van [gedaagde] ten aanzien van de facturen van 13 oktober 2021 van € 1.479,34, van 12 november 2021 van € 552,68 en van 1 juli 2022 van € 1.523,09 niet. Deze bedragen worden daarom toegewezen.
Facturen 27 januari 2023, 8 februari 2023 en 9 maart 2023
3.12.
[eiseres] vordert betaling van de facturen van 27 januari 2023, 8 februari 2023 en 9 maart 2023. Alle drie de facturen bedragen € 332,75 (€ 275,00 exclusief 21% btw).
3.13.
[gedaagde] geeft aan dat [eiseres] de laatste maanden de administratie niet heeft kunnen verwerken, dus het bevreemdt [gedaagde] dat [eiseres] voor deze maanden wel kosten in rekening heeft gebracht. [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat [gedaagde] een nieuwe bankrekening moest openen en deze moest koppelen in de software. [eiseres] heeft [gedaagde] meermaals verzocht om dat te doen en uitgelegd hoe het moest, maar [gedaagde] liet na om dit te doen. Het klopt volgens [eiseres] dus dat niet alle werkzaamheden zijn verricht, maar er zijn wel werkzaamheden verricht en daar is een vast bedrag voor afgesproken.
3.14.
De kantonrechter volgt de uitleg van [eiseres] en verwerpt het verweer van [gedaagde] . [eiseres] en [gedaagde] hebben een vast maandbedrag afgesproken voor de financiële werkzaamheden. Het idee van een vaste maandbedrag is dat er, ondanks dat de werkzaamheden en de gewerkte uren maandelijks kunnen verschillen, een vast bedrag verschuldigd is. Bovendien heeft [eiseres] minder werkzaamheden kunnen uitvoeren, omdat [gedaagde] zijn nieuwe bankrekening niet koppelde in de software. Dat [eiseres] niet alle werkzaamheden voor [gedaagde] heeft kunnen uitvoeren komt voor zijn eigen rekening en risico. [gedaagde] moet het afgesproken vaste maandbedrag aan [eiseres] betalen.
3.15.
Verder heeft [eiseres] per 1 januari 2023 een inflatiecorrectie toegepast en het tarief van € 250,00 verhoogd naar € 275,00. [gedaagde] heeft betwist dat dit bedrag verhoogd mocht worden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] toegelicht dat de inflatiecorrectie normaal staat opgenomen in hun voorwaarden, maar deze per abuis niet is opgenomen in de voorwaarden tussen [eiseres] en [gedaagde] . De kantonrechter concludeert daarom dat de inflatiecorrectie niet is overeengekomen en wijst de verhoging van € 25,00 per maand af.
3.16.
Gelet op bovenstaande zal voor de facturen van 17 januari 2023, 8 februari 2023 en 9 maart 2023 een bedrag van € 302,50 per maand (€ 250,00 exclusief 21% btw) worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke (handels)rente
3.17.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten op grond van artikel 19 sub c van haar leveringsvoorwaarden. Op grond van artikel 19 sub c van de leveringsvoorwaarden van [eiseres] bedragen de buitengerechtelijke incassokosten 15% van de hoofdsom. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten op grond van de toepasselijke leveringsvoorwaarden bij de tussen hen gesloten overeenkomst niet betwist. Nu een bedrag van € 4.698,94 aan hoofdsom zal worden toegewezen, zal een bedrag van € 704,84 (15% van € 4.698,94) aan buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
3.18.
[eiseres] vordert wettelijke handelsrente van € 701,83, berekend over de hoofdsom en de buitengerechtelijke incassokosten. Buitengerechtelijke incassokosten zijn een vorm van vermogensschade (artikel 6:96 lid 2 sub c BW). Omdat de wettelijke handelsrente‑regeling van artikel 6:119a en 6:119b BW niet van toepassing is op schadevergoedingen, is alleen de wettelijke rente van artikel 6:119 BW toewijsbaar over de buitengerechtelijke incassokosten. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen vanaf de datum van dagvaarding, omdat gesteld noch gebleken is dat [eiseres] de buitengerechtelijke incassokosten op een eerder moment (dus voor de datum van dagvaarding) aan haar gemachtigde heeft betaald.
3.19.
De wettelijke handelsrente vanaf de respectieve data dat [gedaagde] in verzuim is met betaling van de facturen zal als onweersproken worden toegewezen.
Conclusie
3.20.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- factuur 13 augustus 2021
- factuur 13 oktober 2021
- factuur 12 november 2021
- factuur 1 juli 2022
- factuur 27 januari 2023
- factuur 8 februari 2023
- factuur 9 maart 2023
236,33
1.479,34
552,68
1.523,09
302,50
302,50
302,50
- buitengerechtelijke incassokosten
704,84
+
Totaal
5.403,78
Proceskosten
3.21.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en wordt daarom in de kosten veroordeeld. Dit betekent dat hij zijn eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten (inclusief nakosten) van [eiseres] aan haar moet betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
110,55
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.437,55
Uitvoerbaar bij voorraad
3.22.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd door [eiseres] . Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 4.698,94, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen tot de dag van voldoening,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 704,84 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 26 oktober 2023 tot de dag van voldoening;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.437,55, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Charbon en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.